Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Lukas 9 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Lukas 9

1 Christus zendt Zijn apostelen uit om te prediken, en onderricht hen hoe zij zich op den weg zouden gedragen. 7 Herodes van Christus gehoord hebbende, begeert Hem te zien. 10 De apostelen keren weder. 11 Christus spijzigt omtrent vijfduizend mannen met vijf broden en twee vissen. 18 Verscheiden gevoelen des volks van Zijn Persoon. 22 Voorzegt Zijn dood en opstanding. 23 En vermaant tot volstandige belijdenis van Zijn woord. 28 Wordt voor drie van Zijn apostelen op den berg verheerlijkt in tegenwoordigheid van Mozes en Elia. 37 Werpt een wreden onreinen geest uit. 46 Leert wie onder Zijn discipelen de grootste zal zijn. 49 Verbiedt dien te beletten die in Zijn Naam duivelen uitwierp. 51 Reizende naar Jeruzalem, weigeren Hem de Samaritanen herberg, hetwelk de apostelen willende wreken, van Hem daarover bestraft worden. 57 Drie begeren Christus te volgen en krijgen elk hun bijzonder antwoord.
  
De uitzending der twaalve
1 Συγκαλεσάμενος δὲ τοὺς δώδεκα μαθητὰς αὐτοῦ, ἔδωκεν αὐτοῖς δύναμιν καὶ ἐξουσίαν ἐπὶ πάντα τὰ δαιμόνια, καὶ νόσους θεραπεύειν. 1 ENa Zijn twaalf discipelen samengeroepen hebbende, gaf Hij hun kracht en 1macht 2over al de duivelen, en om ziekten te genezen;
a Matth. 10:1. Mark. 3:13; 6:7. Luk. 6:13. verwijsteksten
1 Of: autoriteit.
2 Dat is, tegen al de duivelen, om die uit te werpen, Matth. 10:1. verwijsteksten
   
2 καὶ ἀπέστειλεν αὐτοὺς κηρύσσειν τὴν βασιλείαν τοῦ Θεοῦ, καὶ ἰᾶσθαι τοὺς ἀσθενοῦντας. 2 bEn zond hen heen om te prediken 3het Koninkrijk Gods, en de kranken gezond te maken.
b Matth. 10:7. verwijsteksten
3 Dat is, het Evangelie van de komst van het Koninkrijk Gods.
   
3 καὶ εἶπε πρὸς αὐτούς, Μηδὲν αἴρετε εἰς τὴν ὁδόν· μήτε ῥάβδους, μήτε πήραν, μήτε ἄρτον, μήτε ἀργύριον, μήτε ἀνὰ δύο χιτῶνας ἔχειν. 3 En Hij zeide tot hen: c4Neemt niets mede tot den weg, noch 5staven, noch male, noch brood, noch geld; noch iemand van u zal twee rokken hebben.
c Matth. 10:9. Mark. 6:8. Luk. 22:35. verwijsteksten
4 Zie hiervan de aant. op Matth. 10:10. verwijsteksten
5 Anders: staf.
   
4 καὶ εἰς ἣν ἂν οἰκίαν εἰσέλθητε, ἐκεῖ μένετε, καὶ ἐκεῖθεν ἐξέρχεσθε. 4 En in wat huis gij ook zult ingaan, blijft aldaar, en 6gaat vandaar uit.
6 Dat is, blijft daar zolang totdat gij vertrekt, zonder om uw gemak van het ene huis in het andere te gaan logeren; alzo uw verblijf aldaar niet lang mag duren.
   
5 καὶ ὅσοι ἂν μὴ δέξωνται ὑμᾶς, ἐξερχόμενοι ἀπὸ τῆς πόλεως ἐκείνης καὶ τὸν κονιορτὸν ἀπὸ τῶν ποδῶν ὑμῶν ἀποτινάξατε εἰς μαρτύριον ἐπ’ αὐτούς. 5 dEn zo wie u niet zullen ontvangen, uitgaande van die stad, schudt ook het 7stof af van uw voeten, tot een getuigenis tegen hen.
d Matth. 10:14. Mark. 6:11. Luk. 10:11. Hand. 13:51; 18:6. verwijsteksten
7 Zie de betekenis daarvan Matth. 10:14. verwijsteksten
   
6 ἐξερχόμενοι δὲ διήρχοντο κατὰ τὰς κώμας, εὐαγγελιζόμενοι καὶ θεραπεύοντες πανταχοῦ. 6 En zij uitgaande, 8doorgingen al de vlekken, verkondigende het Evangelie, en genezende de zieken overal.
8 Of: gingen van het ene vlek tot het andere.
  
Herodes wil Jezus zien
7 Ἤκουσε δὲ Ἡρώδης ὁ τετράρχης τὰ γινόμενα ὑπ’ αὐτοῦ πάντα· καὶ διηπόρει, διὰ τὸ λέγεσθαι ὑπό τινων ὅτι Ἰωάννης ἐγήγερται ἐκ νεκρῶν· 7 eEn Herodes, de 9viervorst, hoorde al de dingen die van Hem geschiedden; en was 10twijfelmoedig, omdat van sommigen gezegd werd dat Johannes van de doden was opgestaan,
e Matth. 14:1. Mark. 6:14. verwijsteksten
9 Van de viervorsten zie Matth. 14:1. verwijsteksten
10 Namelijk niet wetende wat hij denken of doen zou.
   
8 ὑπό τινων δὲ ὅτι Ἠλίας ἐφάνη· ἄλλων δὲ ὅτι Προφήτης εἷς τῶν ἀρχαίων ἀνέστη. 8 En van sommigen, dat Elía verschenen was; en van anderen, dat een profeet van de ouden was opgestaan.
9 καὶ εἶπεν ὁ Ἡρώδης, Ἰωάννην ἐγὼ ἀπεκεφάλισα· τίς δέ ἐστιν οὗτος, περὶ οὗ ἐγὼ ἀκούω τοιαῦτα; καὶ ἐζήτει ἰδεῖν αὐτόν. 9 En Herodes zeide: 11Johannes heb ik onthoofd; wie is nu Deze, van Welken ik zulke dingen hoor? En hij zocht Hem te zien.
11 Zie hiervan Matth. 14:10. Mark. 6:27. verwijsteksten
  
De eerste wonderbare spijziging
10 Καὶ ὑποστρέψαντες οἱ ἀπόστολοι διηγήσαντο αὐτῷ ὅσα ἐποίησαν. καὶ παραλαβὼν αὐτούς, ὑπεχώρησε κατ’ ἰδίαν εἰς τόπον ἔρημον πόλεως καλουμένης Βηθσαϊδά. 10 fEn de apostelen wedergekeerd zijnde, verhaalden Hem al wat zij gedaan hadden. gEn Hij nam hen mede en vertrok alleen in een woeste plaats der stad genaamd 12Bethsáïda.
f Mark. 6:30. verwijsteksten
g Matth. 14:13. Mark. 6:31, 32. verwijsteksten
12 Was een stad van Galilea, gelegen aan het Meer Gennesaret, tegenover Kapernaüm, Mark. 6:45. Joh. 12:21. verwijsteksten
   
11 οἱ δὲ ὄχλοι γνόντες ἠκολούθησαν αὐτῷ· καὶ δεξάμενος αὐτούς, ἐλάλει αὐτοῖς περὶ τῆς βασιλείας τοῦ Θεοῦ, καὶ τοὺς χρείαν ἔχοντας θεραπείας ἰᾶτο. 11 En de scharen dat verstaande, volgden Hem; en Hij ontving hen, en sprak tot hen van het Koninkrijk Gods; en die genezing 13van node hadden, maakte Hij gezond.
13 Namelijk die zulks begeerden.
   
12 ἡ δὲ ἡμέρα ἤρξατο κλίνειν· προσελθόντες δὲ οἱ δώδεκα εἶπον αὐτῷ, Ἀπόλυσον τὸν ὄχλον, ἵνα ἀπελθόντες εἰς τὰς κύκλῳ κώμας καὶ τοὺς ἀγροὺς καταλύσωσι, καὶ εὕρωσιν ἐπισιτισμόν· ὅτι ὧδε ἐν ἐρήμῳ τόπῳ ἐσμέν. 12 hEn de dag begon te dalen; en de twaalve tot Hem komende, zeiden tot Hem: Laat de schare van U, opdat zij, heen gaande in de omliggende vlekken en in de 14dorpen, 15herberg nemen mogen en spijze vinden; want wij zijn hier in een woeste plaats.
h Matth. 14:15. Mark. 6:35. Joh. 6:5. verwijsteksten
14 Gr. velden, dat is, landhuizen.
15 Gr. uitspannen.
   
13 εἶπε δὲ πρὸς αὐτούς, Δότε αὐτοῖς ὑμεῖς φαγεῖν. οἱ δὲ εἶπον, Οὐκ εἰσὶν ἡμῖν πλεῖον ἢ πέντε ἄρτοι καὶ δύο ἰχθύες, εἰ μήτι πορευθέντες ἡμεῖς ἀγοράσωμεν εἰς πάντα τὸν λαὸν τοῦτον βρώματα. 13 iMaar Hij zeide tot hen: Geeft gij hun te eten. En zij zeiden: Wij hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen; tenzij dan dat wij heengaan en spijze kopen voor al dit volk.
i Matth. 14:16. Mark. 6:37. Joh. 6:9. verwijsteksten
   
14 ἦσαν γὰρ ὡσεὶ ἄνδρες πεντακισχίλιοι. εἶπε δὲ πρὸς τοὺς μαθητὰς αὐτοῦ, Κατακλίνατε αὐτοὺς κλισίας ἀνὰ πεντήκοντα. 14 Want er waren omtrent vijfduizend mannen. Doch Hij zeide tot Zijn discipelen: Doet hen nederzitten bij 16zaten, elk van vijftig.
16 Dat is, gezelschappen die bijeenzitten, of waardschappen. Zie Mark. 6:40. verwijsteksten
   
15 καὶ ἐποίησαν οὕτω, καὶ ἀνέκλιναν *ἅπαντας.
* ἅπαντας St, B-edd, Elz, Sc, M | ἅπαντες B-edd (SV-kt)
15 En zij deden alzo, en 17deden hen allen nederzitten.
17 Anders: zij zaten allen neder.
   
16 λαβὼν δὲ τοὺς πέντε ἄρτους καὶ τοὺς δύο ἰχθύας, ἀναβλέψας εἰς τὸν οὐρανόν, εὐλόγησεν αὐτούς, καὶ κατέκλασε, καὶ ἐδίδου τοῖς μαθηταῖς παρατιθέναι τῷ ὄχλῳ. 16 En Hij de vijf broden en de twee vissen genomen hebbende, zag op naar den hemel, ken 18zegende die, en brak ze, en gaf ze den discipelen om de schare voor te leggen.
k 1 Sam. 9:13. verwijsteksten
18 Van deze zegening zie Matth. 14:19. verwijsteksten
   
17 καὶ ἔφαγον καὶ ἐχορτάσθησαν πάντες· καὶ ἤρθη τὸ περισσεῦσαν αὐτοῖς κλασμάτων, κόφινοι δώδεκα. 17 En zij aten en werden allen verzadigd; en er werd opgenomen hetgeen hun van de brokken overgeschoten was, twaalf korven.
  
De belijdenis van Petrus
18 Καὶ ἐγένετο ἐν τῷ εἶναι αὐτὸν προσευχόμενον καταμόνας, συνῆσαν αὐτῷ οἱ μαθηταί· καὶ ἐπηρώτησεν αὐτούς, λέγων, Τίνα με λέγουσιν οἱ ὄχλοι εἶναι; 18 lEn het geschiedde als Hij 19alleen was, biddende, dat de discipelen met Hem waren, en Hij vraagde hun, zeggende: Wie zeggen de scharen dat Ik ben?
l Matth. 16:13. Mark. 8:27. verwijsteksten
19 Namelijk afgezonderd van de schare.
   
19 οἱ δὲ ἀποκριθέντες εἶπον, Ἰωάννην τὸν Βαπτιστήν· ἄλλοι δὲ Ἠλίαν· ἄλλοι δέ, ὅτι προφήτης τις τῶν ἀρχαίων ἀνέστη. 19 En zij antwoordende zeiden: mJohannes de Doper; en anderen: Elía; en anderen: Dat enig profeet van de ouden opgestaan is.
m Matth. 14:2. verwijsteksten
   
20 εἶπε δὲ αὐτοῖς, Ὑμεῖς δὲ τίνα με λέγετε εἶναι; ἀποκριθεὶς δὲ ὁ Πέτρος εἶπε, Τὸν Χριστὸν τοῦ Θεοῦ. 20 En Hij zeide tot hen: Maar gijlieden, wie zegt gij dat Ik ben? En Petrus antwoordende zeide: 20De nChristus Gods.
20 Dat is, de Messias of Gezalfde, van God beloofd en gezonden.
n Joh. 6:69. verwijsteksten
  
Eerste aankondiging van het lijden
21 ὁ δὲ ἐπιτιμήσας αὐτοῖς παρήγγειλε μηδενὶ εἰπεῖν τοῦτο, 21 En Hij 21gebood hun scherpelijk en beval, dat zij dit niemand 22zeggen zouden;
21 Gr. bedreigde.
22 Namelijk voor dien tijd.
   
22 εἰπὼν ὅτι Δεῖ τὸν Υἱὸν τοῦ ἀνθρώπου πολλὰ παθεῖν, καὶ ἀποδοκιμασθῆναι ἀπὸ τῶν πρεσβυτέρων καὶ ἀρχιερέων καὶ γραμματέων, καὶ ἀποκτανθῆναι, καὶ τῇ τρίτῃ ἡμέρᾳ ἐγερθῆναι. 22 Zeggende: oDe Zoon des mensen moet veel lijden, en 23verworpen worden van de ouderlingen en overpriesters en schriftgeleerden, en gedood, en ten derden dage opgewekt worden.
o Matth. 16:21; 17:22. Mark. 8:31; 9:31; 10:33. Luk. 18:31; 24:7. verwijsteksten
23 Dat is, niet gekend noch aangenomen worden voor den Messias, maar veroordeeld als een verleider en godslasteraar. Zie Matth. 21:42. 1 Petr. 2:4, 7. verwijsteksten
  
Aansporing tot zelfverloochening
23 ἔλεγε δὲ πρὸς πάντας, Εἴ τις θέλει ὀπίσω μου ἐλθεῖν, ἀπαρνησάσθω ἑαυτόν, καὶ ἀράτω τὸν σταυρὸν αὐτοῦ καθ’ ἡμέραν, καὶ ἀκολουθείτω μοι. 23 En Hij zeide tot allen: pZo iemand 24achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn 25kruis dagelijks op en volge Mij.
p Matth. 10:38; 16:24. Mark. 8:34. Luk. 14:27. verwijsteksten
24 Dat is, Mijn discipel wil zijn.
25 Dat is, lijden en verdrukking, hoe zwaar die ook zou mogen zijn, hetwelk Hij kruis noemt omdat het lijden des kruises het zwaarste is.
   
24 ὃς γὰρ ἂν θέλῃ τὴν ψυχὴν αὐτοῦ σῶσαι, ἀπολέσει αὐτήν· ὃς δ’ ἂν ἀπολέσῃ τὴν ψυχὴν αὐτοῦ ἕνεκεν ἐμοῦ, οὗτος σώσει αὐτήν. 24 qWant zo wie zijn 26leven behouden wil, die zal het verliezen; maar zo wie zijn 27leven verliezen zal om Mijnentwil, die zal het 28behouden.
q Matth. 10:39; 16:25. Mark. 8:35. Luk. 17:33. Joh. 12:25. verwijsteksten
26 . 27 Gr. ziel.
28 Namelijk hiernamaals.
   
25 τί γὰρ ὠφελεῖται ἄνθρωπος, κερδήσας τὸν κόσμον ὅλον, ἑαυτὸν δὲ ἀπολέσας ἢ ζημιωθείς; 25 Want wat baat het een mens, die de gehele wereld zou winnen, en 29zichzelven verliezen of schade zijns zelfs lijden?
29 Dat is, het eeuwig verderf naar ziel en lichaam over zichzelven halen.
   
26 ὃς γὰρ ἂν ἐπαισχυνθῇ με καὶ τοὺς ἐμοὺς λόγους, τοῦτον ὁ Υἱὸς τοῦ ἀνθρώπου ἐπαισχυνθήσεται, ὅταν ἔλθῃ ἐν τῇ δόξῃ αὐτοῦ καὶ τοῦ Πατρὸς καὶ τῶν ἁγίων ἀγγέλων. 26 rWant zo wie zich Mijns en Mijner woorden zal geschaamd hebben, diens zal de Zoon des mensen Zich schamen, wanneer Hij komen zal in Zijn heerlijkheid en in de heerlijkheid des Vaders en der heilige engelen.
r Matth. 10:33. Mark. 8:38. Luk. 12:9. 2 Tim. 2:12. 1 Joh. 2:23. verwijsteksten
   
27 λέγω δὲ ὑμῖν ἀληθῶς, εἰσί τινες τῶν ὧδε ἑστηκότων, οἳ οὐ μὴ γεύσονται θανάτου, ἕως ἂν ἴδωσι τὴν βασιλείαν τοῦ Θεοῦ. 27 sEn Ik zeg u waarlijk: Er zijn sommigen dergenen die hier staan, 30die den dood niet zullen smaken, totdat zij het Koninkrijk Gods zullen gezien hebben.
s Matth. 16:28. Mark. 9:1. verwijsteksten
30 Zie hiervan de verklaring Matth. 16:28. verwijsteksten
  
De verheerlijking op den berg
28 Ἐγένετο δὲ μετὰ τοὺς λόγους τούτους ὡσεὶ ἡμέραι ὀκτώ, καὶ παραλαβὼν τὸν Πέτρον καὶ Ἰωάννην καὶ Ἰάκωβον, ἀνέβη εἰς τὸ ὄρος προσεύξασθαι. 28 tEn het geschiedde omtrent 31acht dagen na deze woorden, dat Hij medenam Petrus en Johannes en Jakobus, en klom op den berg om te bidden.
t Matth. 17:1. Mark. 9:2. verwijsteksten
31 Mattheüs zegt, Matth. 17:1, van zes dagen; hoe dit accordeert, zie de verklaring aldaar. verwijsteksten
   
29 καὶ ἐγένετο, ἐν τῷ προσεύχεσθαι αὐτόν, τὸ εἶδος τοῦ προσώπου αὐτοῦ ἕτερον, καὶ ὁ ἱματισμὸς αὐτοῦ λευκὸς ἐξαστράπτων. 29 En als Hij bad, werd de gedaante Zijns aangezichts 32veranderd, en Zijn kleding wit en zeer blinkende.
32 Gr. andere, dat is, veranderd, namelijk in heerlijkheid.
   
30 καὶ ἰδού, ἄνδρες δύο συνελάλουν αὐτῷ, οἵτινες ἦσαν Μωσῆς καὶ Ἠλίας, 30 En zie, twee mannen spraken met Hem, welke waren Mozes en Elía;
31 οἳ ὀφθέντες ἐν δόξῃ ἔλεγον τὴν ἔξοδον αὐτοῦ ἣν ἔμελλε πληροῦν ἐν Ἱερουσαλήμ. 31 Dewelke gezien zijnde in heerlijkheid, zeiden Zijn 33uitgang, dien Hij zou 34volbrengen te Jeruzalem.
33 Namelijk des levens, dat is, spraken met Hem van Zijn lijden en sterven, en opstaan.
34 Gr. vervullen.
   
32 ὁ δὲ Πέτρος καὶ οἱ σὺν αὐτῷ ἦσαν βεβαρημένοι ὕπνῳ· διαγρηγορήσαντες δὲ εἶδον τὴν δόξαν αὐτοῦ, καὶ τοὺς δύο ἄνδρας τοὺς συνεστῶτας αὐτῷ. 32 Petrus nu en die met hem waren, waren met slaap bezwaard; en ontwaakt zijnde, zagen zij Zijn heerlijkheid en de twee mannen die bij Hem stonden.
33 καὶ ἐγένετο, ἐν τῷ διαχωρίζεσθαι αὐτοὺς ἀπ’ αὐτοῦ, εἶπεν ὁ Πέτρος πρὸς τὸν Ἰησοῦν, Ἐπιστάτα, καλόν ἐστιν ἡμᾶς ὧδε εἶναι· καὶ ποιήσωμεν σκηνὰς τρεῖς, μίαν σοί, καὶ Μωσεῖ μίαν, καὶ μίαν Ἠλίᾳ· μὴ εἰδὼς ὃ λέγει. 33 En het geschiedde 35als zij van Hem afscheidden, zo zeide Petrus tot Jezus: Meester, het is goed dat wij hier zijn; en laat ons drie tabernakelen maken, voor U een, en voor Mozes een, en voor Elía een; niet wetende wat hij zeide.
35 Dat is, als zij stonden op het scheiden.
   
34 ταῦτα δὲ αὐτοῦ λέγοντος, ἐγένετο νεφέλη καὶ ἐπεσκίασεν αὐτούς· ἐφοβήθησαν δὲ ἐν τῷ ἐκείνους εἰσελθεῖν εἰς τὴν νεφέλην. 34 Als hij nu dit zeide, kwam een wolk en overschaduwde hen; en zij werden bevreesd als 36die in de wolk ingingen.
36 Namelijk Mozes en Elia.
   
35 καὶ φωνὴ ἐγένετο ἐκ τῆς νεφέλης, λέγουσα, Οὗτός ἐστιν ὁ Υἱός μου ὁ ἀγαπητός· αὐτοῦ ἀκούετε. 35 vEn er geschiedde 37een stem uit de wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon; xhoort Hem.
v Jes. 42:1. Matth. 3:17; 17:5. Mark. 1:11; 9:7. Luk. 3:22. Kol. 1:13. 2 Petr. 1:17. verwijsteksten
37 Namelijk van God den Vader, gelijk uit het volgende blijkt.
x Deut. 18:19. Hand. 3:22. verwijsteksten
   
36 καὶ ἐν τῷ γενέσθαι τὴν φωνήν, εὑρέθη ὁ Ἰησοῦς μόνος. καὶ αὐτοὶ ἐσίγησαν, καὶ οὐδενὶ ἀπήγγειλαν ἐν ἐκείναις ταῖς ἡμέραις οὐδὲν ὧν ἑωράκασιν. 36 En als de stem geschiedde, zo werd Jezus alleen gevonden. En zij zwegen stil, en verhaalden 38in die dagen niemand iets van hetgeen zij gezien hadden.
38 Dat is, in dien tijd, namelijk voor Zijn verrijzenis, alzo Hij hun zulks verboden had, Matth. 17:9. verwijsteksten
  
De maanzieke knaap
37 Ἐγένετο δὲ ἐν τῇ ἑξῆς ἡμέρᾳ, κατελθόντων αὐτῶν ἀπὸ τοῦ ὄρους, συνήντησεν αὐτῷ ὄχλος πολύς. 37 yEn het geschiedde des daags daaraan, als zij van den berg afkwamen, dat Hem een grote schare tegemoetkwam.
y Matth. 17:14. Mark. 9:17. verwijsteksten
   
38 καὶ ἰδού, ἀνὴρ ἀπὸ τοῦ ὄχλου ἀνεβόησε, λέγων, Διδάσκαλε, δέομαί σου, ἐπίβλεψον ἐπὶ τὸν υἱόν μου, ὅτι μονογενής ἐστί μοι· 38 En zie, een man van de schare riep uit, zeggende: Meester, ik bid U, 39zie toch mijn zoon aan; want hij is mij een eniggeborene.
39 Namelijk met medelijdende ogen.
   
39 καὶ ἰδού, πνεῦμα λαμβάνει αὐτόν, καὶ ἐξαίφνης κράζει, καὶ σπαράσσει αὐτὸν μετὰ ἀφροῦ, καὶ μόγις ἀποχωρεῖ ἀπ’ αὐτοῦ, συντρίβον αὐτόν. 39 En zie, 40een geest neemt hem, en van stonden aan roept hij, en hij scheurt hem, dat hij schuimt, en wijkt nauwelijks van hem, en 41verplettert hem.
40 Namelijk een boze of onreine geest.
41 Dat is, poogt hem te verpletteren, gelijk deze dingen ook in zware vallende ziekten plegen te geschieden.
   
40 καὶ ἐδεήθην τῶν μαθητῶν σου ἵνα ἐκβάλλωσιν αὐτό, καὶ οὐκ ἠδυνήθησαν. 40 En ik heb Uw discipelen gebeden dat zij hem zouden uitwerpen, en zij hebben niet gekund.
41 ἀποκριθεὶς δὲ ὁ Ἰησοῦς εἶπεν, Ὦ γενεὰ ἄπιστος καὶ διεστραμμένη, ἕως πότε ἔσομαι πρὸς ὑμᾶς, καὶ ἀνέξομαι ὑμῶν; προσάγαγε ὧδε τὸν υἱόν σου. 41 En Jezus antwoordende zeide: O ongelovig en 42verkeerd geslacht, hoelang zal Ik nog bij ulieden zijn en ulieden verdragen? Breng uw zoon hier.
42 Of: verdraaid, dat men niet wel terecht kan brengen, Filipp. 2:15. verwijsteksten
   
42 ἔτι δὲ προσερχομένου αὐτοῦ, ἔρρηξεν αὐτὸν τὸ δαιμόνιον καὶ συνεσπάραξεν· ἐπετίμησε δὲ ὁ Ἰησοῦς τῷ πνεύματι τῷ ἀκαθάρτῳ, καὶ ἰάσατο τὸν παῖδα, καὶ ἀπέδωκεν αὐτὸν τῷ πατρὶ αὐτοῦ. 42 En nog als hij naar Hem toekwam, scheurde hem de duivel en verscheurde hem; maar Jezus bestrafte den onreinen geest, en maakte het kind gezond, en gaf hem aan zijn vader weder.
  
Tweede aankondiging van het lijden
43 ἐξεπλήσσοντο δὲ πάντες ἐπὶ τῇ μεγαλειότητι τοῦ Θεοῦ. Πάντων δὲ θαυμαζόντων ἐπὶ πᾶσιν οἷς ἐποίησεν ὁ Ἰησοῦς, εἶπε πρὸς τοὺς μαθητὰς αὐτοῦ, 43 En zij werden allen verslagen over 43de grootdadigheid Gods. En als zij allen zich verwonderden over al de dingen die Jezus gedaan had, zeide Hij tot Zijn discipelen:
43 Dat is, de uitnemende macht Gods, waardoor de wonderwerken geschieden.
   
44 Θέσθε ὑμεῖς εἰς τὰ ὦτα ὑμῶν τοὺς λόγους τούτους· ὁ γὰρ Υἱὸς τοῦ ἀνθρώπου μέλλει παραδίδοσθαι εἰς χεῖρας ἀνθρώπων. 44 44Legt gij deze woorden in uw oren; zwant de Zoon des mensen zal overgeleverd worden in der 45mensen handen.
44 Dat is, merkt wel op deze zaken, en onthoudt ze wel; want zij zullen u kunnen dienen tot versterking tegen de ergernis Mijns lijdens.
z Matth. 17:22. Mark. 9:31. verwijsteksten
45 Namelijk der onrechtvaardigen. Zie Hand. 2:23. verwijsteksten
   
45 οἱ δὲ ἠγνόουν τὸ ῥῆμα τοῦτο, καὶ ἦν παρακεκαλυμμένον ἀπ’ αὐτῶν, ἵνα μὴ αἴσθωνται αὐτό· καὶ ἐφοβοῦντο ἐρωτῆσαι αὐτὸν περὶ τοῦ ῥήματος τούτου. 45 aMaar zij verstonden dit woord niet, en het was voor hen verborgen, alzo dat zij het niet 46begrepen; en zij vreesden van dat woord Hem te vragen.
a Luk. 2:50; 18:34. verwijsteksten
46 Gr. gevoelden.
  
Waarschuwing tegen eerzucht
46 Εἰσῆλθε δὲ διαλογισμὸς ἐν αὐτοῖς, τὸ τίς ἂν εἴη μείζων αὐτῶν. 46 bEn er rees een 47overlegging onder hen, namelijk wie van hen 48de meeste ware.
b Matth. 18:1. Mark. 9:33. Luk. 22:24. verwijsteksten
47 Of: samenspreking. Zie Mark. 9:33, 34. verwijsteksten
48 Gr. groter, of: meerder.
   
47 ὁ δὲ Ἰησοῦς ἰδὼν τὸν διαλογισμὸν τῆς καρδίας αὐτῶν, ἐπιλαβόμενος παιδίου, ἔστησεν αὐτὸ παρ’ ἑαυτῷ, 47 Maar Jezus ziende de overlegging hunner harten, nam een kindeken en stelde dat bij Zich,
48 καὶ εἶπεν αὐτοῖς, Ὃς ἐὰν δέξηται τοῦτο τὸ παιδίον ἐπὶ τῷ ὀνόματί μου ἐμὲ δέχεται· καὶ ὃς ἐὰν ἐμὲ δέξηται δέχεται τὸν ἀποστείλαντά με· ὁ γὰρ μικρότερος ἐν πᾶσιν ὑμῖν ὑπάρχων οὗτος ἔσται μέγας. 48 cEn zeide tot hen: Zo wie dit kindeken ontvangen zal in Mijn Naam, die ontvangt Mij; den zo wie Mij ontvangen zal, die ontvangt Hem Die Mij gezonden heeft. eWant 49die de minste onder u allen is, die zal 50groot zijn.
c Matth. 18:5. Mark. 9:37. Joh. 13:20. verwijsteksten
d Luk. 10:16. Joh. 13:20. verwijsteksten
e Matth. 23:11. Luk. 14:11; 18:14. verwijsteksten
49 Gr. de mindere, dat is, de nederigste.
50 Namelijk in het Koninkrijk der hemelen, Matth. 18:1, 2. verwijsteksten
   
49 Ἀποκριθεὶς δὲ ὁ Ἰωάννης εἶπεν, Ἐπιστάτα, εἴδομέν τινα ἐπὶ τῷ ὀνόματί σου ἐκβάλλοντα τὰ δαιμόνια· καὶ ἐκωλύσαμεν αὐτόν, ὅτι οὐκ ἀκολουθεῖ μεθ’ ἡμῶν. 49 fEn Johannes antwoordde en zeide: Meester, wij hebben een gezien die in Uw Naam de duivelen uitwierp, en wij hebben het hem 51verboden, omdat hij U met ons niet volgt.
f Mark. 9:38. verwijsteksten
51 Of: verhinderd.
   
50 καὶ εἶπε πρὸς αὐτὸν ὁ Ἰησοῦς, Μὴ κωλύετε· ὃς γὰρ οὐκ ἔστι καθ’ ἡμῶν ὑπὲρ ἡμῶν ἐστιν. 50 En Jezus zeide tot hem: 52Verbiedt het niet. 53Want gwie tegen ons niet is, die is voor ons.
52 Of: Verhindert.
53 Zie Mark. 9:40. verwijsteksten
g Matth. 12:30. Luk. 11:23. verwijsteksten
  
Jezus door Samaritanen verworpen
51 Ἐγένετο δὲ ἐν τῷ συμπληροῦσθαι τὰς ἡμέρας τῆς ἀναλήψεως αὐτοῦ, καὶ αὐτὸς τὸ πρόσωπον αὐτοῦ ἐστήριξε τοῦ πορεύεσθαι εἰς Ἱερουσαλήμ, 51 En het geschiedde als de dagen Zijner h54opneming 55vervuld werden, zo 56richtte Hij Zijn aangezicht om naar Jeruzalem te reizen.
h Mark. 16:19. Hand. 1:2. 1 Tim. 3:16. verwijsteksten
54 Namelijk uit deze wereld naar den hemel, Mark. 16:19. Hand. 1:11. verwijsteksten
55 Dat is, begonnen vervuld te worden of te genaken.
56 Gr. bevestigde, dat is, nam vrijmoediglijk voor, te gaan naar Jeruzalem, niettegenstaande Hij wist wat Hem daar zou overkomen.
   
52 καὶ ἀπέστειλεν ἀγγέλους πρὸ προσώπου αὐτοῦ· καὶ πορευθέντες εἰσῆλθον εἰς κώμην Σαμαρειτῶν, ὥστε ἑτοιμάσαι αὐτῷ. 52 En Hij zond boden uit voor Zijn aangezicht; en zij heengereisd zijnde, kwamen in een vlek der Samaritanen, om voor Hem herberg te bereiden.
53 καὶ οὐκ ἐδέξαντο αὐτόν, ὅτι τὸ πρόσωπον αὐτοῦ ἦν πορευόμενον εἰς Ἱερουσαλήμ. 53 En zij ontvingen Hem niet, iomdat Zijn aangezicht was als 57reizende naar Jeruzalem.
i Joh. 4:9. verwijsteksten
57 Namelijk om daar den godsdienst te plegen, hetwelk de Samaritanen deden op den berg Gerizim, Joh. 4:20, Josephus, Oudheden, boek 11, hfdst. 8, waaruit grote haat en vijandschap tussen de Joden en Samaritanen ontstond, Joh. 4:9. verwijsteksten
   
54 ἰδόντες δὲ οἱ μαθηταὶ αὐτοῦ Ἰάκωβος καὶ Ἰωάννης εἶπον, Κύριε, θέλεις εἴπωμεν πῦρ καταβῆναι ἀπὸ τοῦ οὐρανοῦ, καὶ ἀναλῶσαι αὐτούς, ὡς καὶ Ἠλίας ἐποίησε; 54 Als nu Zijn discipelen Jakobus en Johannes dat zagen, zeiden zij: Heere, wilt Gij dat wij zeggen dat vuur van den hemel nederdale en dezen verslinde, gelijk ook kElía gedaan heeft?
k 2 Kon. 1:10, 12. verwijsteksten
   
55 στραφεὶς δὲ ἐπετίμησεν αὐτοῖς, καὶ εἶπεν, Οὐκ οἴδατε οἵου πνεύματός ἐστε ὑμεῖς· 55 Maar Zich omkerende bestrafte Hij hen en zeide: Gij weet niet 58van hoedanigen Geest gij zijt.
58 Dat is, dat gij, Mijn Geest hebbende, niet behoort der mensen ondergang te begeren. Of: gij bedenkt niet dat de geest der wraakgierigheid ulieden hiertoe aandrijft.
   
56 ὁ γὰρ Υἱὸς τοῦ ἀνθρώπου οὐκ ἦλθε ψυχὰς ἀνθρώπων ἀπολέσαι, ἀλλὰ σῶσαι. καὶ ἐπορεύθησαν εἰς ἑτέραν κώμην. 56 lWant de Zoon des mensen is niet gekomen om der mensen zielen te verderven, maar om te behouden. En zij gingen naar een ander vlek.
l Joh. 3:17; 12:47. verwijsteksten
  
Het volgen van Jezus
57 Ἐγένετο δὲ πορευομένων αὐτῶν ἐν τῇ ὁδῷ, εἶπέ τις πρὸς αὐτόν, Ἀκολουθήσω σοι ὅπου ἂν ἀπέρχῃ, Κύριε. 57 mEn het geschiedde op den weg, als zij reisden, dat een tot Hem zeide: Heere, ik zal U volgen, waar Gij ook heen gaat.
m Matth. 8:19. verwijsteksten
   
58 καὶ εἶπεν αὐτῷ ὁ Ἰησοῦς, Αἱ ἀλώπεκες φωλεοὺς ἔχουσι, καὶ τὰ πετεινὰ τοῦ οὐρανοῦ κατασκηνώσεις· ὁ δὲ Υἱὸς τοῦ ἀνθρώπου οὐκ ἔχει ποῦ τὴν κεφαλὴν κλίνῃ. 58 En Jezus zeide tot hem: 59De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet waar Hij het hoofd nederlegge.
59 Dat is, gij hebt van Mij geen gemak of rijkdom van deze wereld te verwachten, want Ik heb die Zelf niet.
   
59 εἶπε δὲ πρὸς ἕτερον, Ἀκολούθει μοι. ὁ δὲ εἶπε, Κύριε, ἐπίτρεψόν μοι ἀπελθόντι πρῶτον θάψαι τὸν πατέρα μου. 59 nEn Hij zeide tot een ander: Volg Mij. Doch hij zeide: Heere, laat mij toe dat ik heenga en eerst mijn vader begrave.
n Matth. 8:21. verwijsteksten
   
60 εἶπε δὲ αὐτῷ ὁ Ἰησοῦς, Ἄφες τοὺς νεκροὺς θάψαι τοὺς ἑαυτῶν νεκρούς· σὺ δὲ ἀπελθὼν διάγγελλε τὴν βασιλείαν τοῦ Θεοῦ. 60 oMaar Jezus zeide tot hem: 60Laat de doden hun doden begraven; doch gij, ga heen en verkondig het Koninkrijk Gods.
o Matth. 8:22. verwijsteksten
60 Zie de verklaring Matth. 8:22. verwijsteksten
   
61 εἶπε δὲ καὶ ἕτερος, Ἀκολουθήσω σοι, Κύριε· πρῶτον δὲ ἐπίτρεψόν μοι ἀποτάξασθαι τοῖς εἰς τὸν οἶκόν μου. 61 En ook een ander zeide: Heere, ik zal U volgen; maar plaat mij eerst toe dat ik afscheid neme van degenen die in mijn huis zijn.
p 1 Kon. 19:20. verwijsteksten
   
62 εἶπε δὲ πρὸς αὐτὸν ὁ Ἰησοῦς, Οὐδείς, ἐπιβαλὼν τὴν χεῖρα αὐτοῦ ἐπ’ ἄροτρον, καὶ βλέπων εἰς τὰ ὀπίσω, εὔθετός ἐστιν εἰς τὴν βασιλείαν τοῦ Θεοῦ. 62 En Jezus zeide tot hem: 61qNiemand die zijn hand aan den ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter is, is bekwaam tot het Koninkrijk Gods.
61 Een gelijkenis genomen van een akkerman, die ploegende altijd moet voorwaarts zien, of hij kan geen rechte voren maken, Filipp. 3:14. verwijsteksten
q Spr. 26:11. Filipp. 3:14. Hebr. 6:5. 2 Petr. 2:20. verwijsteksten

Einde Lukas 9