Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Lukas 21 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Lukas 21

1 Christus prijst de kleine gave van een arme weduwe. 5 Voorzegt de verwoesting des tempels en der stad van Jeruzalem. 7 En verhaalt de tekenen die dezelve zullen voorgaan. 12 En de verdrukkingen die den discipelen zouden overkomen, tegen welke Hij hen vertroost met Zijn bijstand en bescherming. 20 Raadt, als de stad zal belegerd worden, tot haastig vluchten, om dat zware ongeluk te ontgaan. 25 Voorzegt de tekenen van Zijn laatste toekomst, en vermaant, door de gelijkenis van de botten der bomen, dezelve waar te nemen. 34 En Zijn toekomst met nuchterheid, waken en bidden te verwachten. 37 Leert het volk dagelijks in den tempel.
  
De penningskens der weduwe
1 Ἀναβλέψας δὲ εἶδε τοὺς βάλλοντας τὰ δῶρα αὐτῶν εἰς τὸ γαζοφυλάκιον πλουσίους· 1 ENa opziende, zag Hij de rijken hun gaven in de 1schatkist werpen.
a 2 Kon. 12:9. Mark. 12:41. verwijsteksten
1 Zie van deze schatkist 2 Kon. 12:9. Matth. 27:6. verwijsteksten
   
2 εἶδε δὲ καί τινα χήραν πενιχρὰν βάλλουσαν ἐκεῖ δύο λεπτά, 2 En Hij zag ook een zekere arme weduwe twee 2kleine penningskens daarin werpen.
2 Of: kleintjes; zie van de waarde derzelve Mark. 12:42. verwijsteksten
   
3 καὶ εἶπεν, Ἀληθῶς λέγω ὑμῖν, ὅτι ἡ χήρα ἡ πτωχὴ αὕτη πλεῖον πάντων ἔβαλεν· 3 En Hij zeide: Waarlijk Ik zeg u, dat deze barme weduwe meer dan allen heeft ingeworpen.
b 2 Kor. 8:12. verwijsteksten
   
4 ἅπαντες γὰρ οὗτοι ἐκ τοῦ περισσεύοντος αὐτοῖς ἔβαλον εἰς τὰ δῶρα τοῦ Θεοῦ, αὕτη δὲ ἐκ τοῦ ὑστερήματος αὐτῆς ἅπαντα τὸν βίον ὃν εἶχεν ἔβαλε. 4 Want die allen hebben van hun 3overvloed geworpen 4tot de gaven Gods; maar deze heeft 5van haar gebrek, al den 6leeftocht dien zij had, daarin geworpen.
3 Of: overschot.
4 Dat is, tot de andere gaven, die Gode gegeven of toegeëigend en in de schatkist bewaard werden.
5 Dat is, van hetgeen zij zelve gebrek of van node had om te leven.
6 Gr. leven. Zie Mark. 12:44. verwijsteksten
  
De tekenen van het einde der wereld
5 Καί τινων λεγόντων περὶ τοῦ ἱεροῦ, ὅτι λίθοις καλοῖς καὶ ἀναθήμασι κεκόσμηται, εἶπε, 5 cEn als sommigen zeiden van den tempel, dat hij met schone stenen en 7begiftigingen versierd was, zeide Hij:
c Matth. 24:1. Mark. 13:1. verwijsteksten
7 Dit waren eigenlijk zulke giften, die in den tempel Gode geheiligd en tot sieraad opgehangen waren. Zie dergelijke 2 Kon. 11:10. verwijsteksten
   
6 Ταῦτα ἃ θεωρεῖτε, ἐλεύσονται ἡμέραι ἐν αἷς οὐκ ἀφεθήσεται λίθος ἐπὶ λίθῳ, ὃς οὐ καταλυθήσεται. 6 Wat deze dingen aangaat, die gij aanschouwt, der zullen dagen komen in welke niet een steen op den anderen steen zal gelaten worden, die niet zal worden afgebroken.
d 1 Kon. 9:7. Micha 3:12. Luk. 19:44. verwijsteksten
   
7 ἐπηρώτησαν δὲ αὐτόν, λέγοντες, Διδάσκαλε, πότε οὖν ταῦτα ἔσται; καὶ τί τὸ σημεῖον, ὅταν μέλλῃ ταῦτα γίνεσθαι; 7 En zij vraagden Hem, zeggende: Meester, wanneer zullen dan deze dingen zijn? En welk is het teken wanneer deze dingen zullen geschieden?
8 ὁ δὲ εἶπε, Βλέπετε μὴ πλανηθῆτε· πολλοὶ γὰρ ἐλεύσονται ἐπὶ τῷ ὀνόματί μου, λέγοντες ὅτι Ἐγώ εἰμι· καί, Ὁ καιρὸς ἤγγικε. μὴ οὖν πορευθῆτε ὀπίσω αὐτῶν. 8 eEn Hij zeide: Ziet dat gij niet verleid wordt; fwant velen zullen er komen 8onder Mijn Naam, zeggende: 9Ik ben de Christus, en de tijd is nabijgekomen. Gaat dan hen niet na.
e Jer. 29:8. Matth. 24:4. Ef. 5:6. Kol. 2:18. 2 Thess. 2:2. 1 Joh. 4:1. verwijsteksten
f Jer. 14:14; 23:21. verwijsteksten
8 Gr. in Mijn Naam, dat is, Mijn Naam zichzelven valselijk toeschrijvende.
9 Gr. Ik ben, namelijk de Christus, gelijk uitgedrukt staat Matth. 24:5. verwijsteksten
   
9 ὅταν δὲ ἀκούσητε πολέμους καὶ ἀκαταστασίας, μὴ πτοηθῆτε· δεῖ γὰρ ταῦτα γενέσθαι πρῶτον, ἀλλ’ οὐκ εὐθέως τὸ τέλος. 9 En wanneer gij zult horen van oorlogen en 10beroerten, zo wordt niet verschrikt; want deze dingen moeten 11eerst geschieden, maar nog is terstond het einde niet.
10 Het Griekse woord betekent zulke beroerten of verwarringen waardoor gans niets in zijn stand of plaats gelaten wordt.
11 Namelijk eer de stad en tempel van Jeruzalem zullen verwoest worden.
   
10 Τότε ἔλεγεν αὐτοῖς, Ἐγερθήσεται ἔθνος ἐπὶ ἔθνος, καὶ βασιλεία ἐπὶ βασιλείαν· 10 Toen zeide Hij tot hen: gHet ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk.
g Jes. 19:2. verwijsteksten
   
11 σεισμοί τε μεγάλοι κατὰ τόπους καὶ λιμοὶ καὶ λοιμοὶ ἔσονται, φόβητρά τε καὶ σημεῖα ἀπ’ οὐρανοῦ μεγάλα ἔσται. 11 En er zullen grote aardbevingen wezen in verscheidene plaatsen, en hongersnoden, en pestilentiën; er zullen ook 12schrikkelijke dingen en grote tekenen van den hemel 13geschieden.
12 Zie hiervan den Joodsen historieschrijver Josephus, Joodse Oorlog, boek 7, hfdst. 12.
13 Gr. zijn.
   
12 πρὸ δὲ τούτων ἁπάντων ἐπιβαλοῦσιν ἐφ’ ὑμᾶς τὰς χεῖρας αὐτῶν, καὶ διώξουσι, παραδιδόντες εἰς συναγωγὰς καὶ φυλακάς, ἀγομένους ἐπὶ βασιλεῖς καὶ ἡγεμόνας, ἕνεκεν τοῦ ὀνόματός μου. 12 hMaar vóór dit alles zullen zij hun handen aan ulieden slaan, en u vervolgen, u overleverende in de 14synagogen en igevangenissen; en gij zult getrokken worden voor kkoningen en stadhouders om Mijns Naams wil.
h Matth. 10:17; 24:9. Mark. 13:9. Joh. 16:2. Openb. 2:10. verwijsteksten
14 In welke de gelovigen ook gegeseld werden, gelijk te zien is Hand. 5:40; 22:19; 26:11. verwijsteksten
i Hand. 4:3; 5:18; 12:4; 16:24. verwijsteksten
k Hand. 25:23. verwijsteksten
   
13 ἀποβήσεται δὲ ὑμῖν εἰς μαρτύριον. 13 En dit zal u 15overkomen tot een 16getuigenis.
15 Gr. afkomen, afdalen, dat is, gedijen, strekken.
16 Namelijk zo van hun wreedheid en hardnekkigheid, als van uw standvastigheid in het belijden van Mijn Naam en van de waarheid Mijner voorzeggingen.
   
14 θέσθε οὖν εἰς τὰς καρδίας ὑμῶν μὴ προμελετᾷν ἀπολογηθῆναι· 14 l17Neemt dan in uw harten voor, van tevoren niet te overdenken hoe gij u verantwoorden zult.
l Matth. 10:19. Mark. 13:11. verwijsteksten
17 Gr. Stelt of zet dan in uw harten.
   
15 ἐγὼ γὰρ δώσω ὑμῖν στόμα καὶ σοφίαν, ᾗ οὐ δυνήσονται ἀντειπεῖν οὐδὲ ἀντιστῆναι πάντες οἱ ἀντικείμενοι ὑμῖν. 15 mWant Ik zal u 18mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken noch wederstaan allen die zich tegen u zetten.
m Ex. 4:12. Jes. 54:17. Matth. 10:19. Hand. 6:10. verwijsteksten
18 Dat is, bekwaamheid en vrijmoedigheid in het spreken door Mijn Geest. Zie Mark. 13:11. verwijsteksten
   
16 παραδοθήσεσθε δὲ καὶ ὑπὸ γονέων καὶ ἀδελφῶν καὶ συγγενῶν καὶ φίλων, καὶ θανατώσουσιν ἐξ ὑμῶν. 16 nEn gij zult 19overgeleverd worden ook van ouders en broeders en magen en vrienden; en zij zullen er sommigen uit u ododen;
n Micha 7:6. verwijsteksten
19 Of: verraden worden.
o Hand. 7:59; 12:2. verwijsteksten
   
17 καὶ ἔσεσθε μισούμενοι ὑπὸ πάντων διὰ τὸ ὄνομά μου. 17 pEn gij zult van 20allen gehaat worden om Mijns Naams wil.
p Matth. 10:22. Mark. 13:13. verwijsteksten
20 Namelijk wereldse mensen. Zie Joh. 15:18. verwijsteksten
   
18 καὶ θρὶξ ἐκ τῆς κεφαλῆς ὑμῶν οὐ μὴ ἀπόληται. 18 qDoch niet een 21haar uit uw hoofd zal verloren gaan.
q 1 Sam. 14:45. 2 Sam. 14:11. 1 Kon. 1:52. Matth. 10:30. verwijsteksten
21 Dat is, niemand zal u in het minste beschadigen kunnen, zonder den wil uws hemelsen Vaders. Gelijke manier van spreken zie 1 Sam. 14:45. 1 Kon. 1:52. verwijsteksten
   
19 ἐν τῇ ὑπομονῇ ὑμῶν κτήσασθε τὰς ψυχὰς ὑμῶν. 19 Bezit uw zielen in uw lijdzaamheid.
  
De grote verdrukking
20 Ὅταν δὲ ἴδητε κυκλουμένην ὑπὸ στρατοπέδων τὴν Ἱερουσαλήμ, τότε γνῶτε ὅτι ἤγγικεν ἡ ἐρήμωσις αὐτῆς. 20 rMaar wanneer gij zien zult dat Jeruzalem van heirlegers omsingeld wordt, zo weet alsdan dat haar verwoesting nabijgekomen is.
r Dan. 9:27. Matth. 24:15. Mark. 13:14. verwijsteksten
   
21 τότε οἱ ἐν τῇ Ἰουδαίᾳ φευγέτωσαν εἰς τὰ ὄρη· καὶ οἱ ἐν μέσῳ αὐτῆς ἐκχωρείτωσαν· καὶ οἱ ἐν ταῖς χώραις μὴ εἰσερχέσθωσαν εἰς αὐτήν. 21 Alsdan die in Judéa zijn, dat zij vlieden naar de bergen; en die in het midden van dezelve zijn, dat zij daar uittrekken; en die op de velden zijn, 22dat zij in dezelve niet komen.
22 Namelijk in de stad van Jeruzalem.
   
22 ὅτι ἡμέραι ἐκδικήσεως αὗταί εἰσι, τοῦ πληρωθῆναι πάντα τὰ γεγραμμένα. 22 Want deze zijn dagen der 23wrake, sopdat alles vervuld worde dat geschreven is.
23 Namelijk Gods, over de hardnekkigheid van het Joodse volk.
s Dan. 9:26, 27. Matth. 24:15. Mark. 13:14. verwijsteksten
   
23 οὐαὶ δὲ ταῖς ἐν γαστρὶ ἐχούσαις καὶ ταῖς θηλαζούσαις ἐν ἐκείναις ταῖς ἡμέραις· ἔσται γὰρ ἀνάγκη μεγάλη ἐπὶ τῆς γῆς, καὶ ὀργὴ ἐν τῷ λαῷ τούτῳ. 23 Doch 24wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen; want er zal grote nood zijn in 25het land, en toorn over dit volk.
24 Dit woord gebruikt Christus niet dreigende, zoals Hij doet tegen de farizeeën, Luk. 11:42, enz., maar haar beklagende vanwege de zwarigheden die haar alsdan zouden overkomen. verwijsteksten
25 Gr. op de aarde.
   
24 καὶ πεσοῦνται στόματι μαχαίρας, καὶ αἰχμαλωτισθήσονται εἰς πάντα τὰ ἔθνη· καὶ Ἱερουσαλὴμ ἔσται πατουμένη ὑπὸ ἐθνῶν, ἄχρι πληρωθῶσι καιροὶ ἐθνῶν. 24 En zij zullen vallen door de 26scherpte des zwaards, en gevankelijk weggevoerd worden onder alle volken; en Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden, t27totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn.
26 Gr. den mond.
t Rom. 11:25. verwijsteksten
27 Namelijk bestemd tot de beroeping der heidenen, Rom. 11:25, na welker vervulling die dingen geschieden zullen die hierna volgen; of bestemd tot straf en wraak over de heidenen, wanneer de maat hunner zonden zal vervuld zijn. verwijsteksten
  
Christus’ wederkomst
25 καὶ ἔσται σημεῖα ἐν ἡλίῳ καὶ σελήνῃ καὶ ἄστροις, καὶ ἐπὶ τῆς γῆς συνοχὴ ἐθνῶν ἐν ἀπορίᾳ, ἠχούσης θαλάσσης καὶ σάλου, 25 vEn er zullen tekenen zijn in de zon en maan en sterren, en op de aarde benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven 28groot geluid zullen geven,
v Jes. 13:10. Ez. 32:7. Joël 2:31; 3:15. Matth. 24:29. Mark. 13:24. Openb. 6:12. verwijsteksten
28 Gr. weerklank.
   
26 ἀποψυχόντων ἀνθρώπων ἀπὸ φόβου καὶ προσδοκίας τῶν ἐπερχομένων τῇ οἰκουμένῃ· αἱ γὰρ δυνάμεις τῶν οὐρανῶν σαλευθήσονται. 26 En den mensen 29het hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen die 30het aardrijk zullen overkomen; want de krachten der hemelen zullen 31bewogen worden.
29 Of: de mensen den geest zullen geven, of mismoedig zullen worden.
30 Gr. de bewoonde, namelijk aarde.
31 Namelijk op en neder, gelijk de baren van de zee. Zie Matth. 24:29. verwijsteksten
   
27 καὶ τότε ὄψονται τὸν Υἱὸν τοῦ ἀνθρώπου ἐρχόμενον ἐν νεφέλῃ μετὰ δυνάμεως καὶ δόξης πολλῆς. 27 xEn alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien komen in een wolk met 32grote kracht en 33heerlijkheid.
x Dan. 7:10. Matth. 16:27; 24:30; 25:31; 26:64. Mark. 13:26; 14:62. Hand. 1:11. 2 Thess. 1:10. Openb. 1:7. verwijsteksten
32 Gr. vele.
33 Namelijk in Zijn hemelse majesteit, en vergezelschapt met de heilige engelen, Matth. 25:31. verwijsteksten
  
De uitspruitende vijgenboom
28 ἀρχομένων δὲ τούτων γίνεσθαι, ἀνακύψατε καὶ ἐπάρατε τὰς κεφαλὰς ὑμῶν· διότι ἐγγίζει ἡ ἀπολύτρωσις ὑμῶν. 28 Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo 34ziet omhoog en heft uw hoofden opwaarts, yomdat 35uw verlossing nabij is.
34 Of: richt u op, namelijk van vreugde en verlangen, Matth. 24:33. verwijsteksten
y Rom. 8:23. verwijsteksten
35 Namelijk uw volkomen verlossing van alle kwaad, Rom. 8:23. verwijsteksten
   
29 Καὶ εἶπε παραβολὴν αὐτοῖς, Ἴδετε τὴν συκῆν καὶ πάντα τὰ δένδρα· 29 zEn Hij zeide tot hen een gelijkenis: Ziet den vijgenboom en al de bomen.
z Matth. 24:32. Mark. 13:28. verwijsteksten
   
30 ὅταν προβάλωσιν ἤδη, βλέποντες ἀφ’ ἑαυτῶν γινώσκετε ὅτι ἤδη ἐγγὺς τὸ θέρος ἐστίν. 30 Wanneer zij nu uitspruiten en gij dat ziet, zo weet gij uit uzelven dat de zomer nu nabij is.
31 οὕτω καὶ ὑμεῖς, ὅταν ἴδητε ταῦτα γινόμενα, γινώσκετε ὅτι ἐγγύς ἐστιν ἡ βασιλεία τοῦ Θεοῦ. 31 Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet dat het 36Koninkrijk Gods nabij is.
36 Namelijk der heerlijkheid. Zie 1 Kor. 15:24. 2 Tim. 4:18. verwijsteksten
   
32 ἀμὴν λέγω ὑμῖν ὅτι οὐ μὴ παρέλθῃ ἡ γενεὰ αὕτη, ἕως ἂν πάντα γένηται. 32 Voorwaar Ik zeg u, dat dit 37geslacht geenszins zal voorbijgaan, totdat alles zal geschied zijn.
37 Namelijk van het Joodse volk.
   
33 ὁ οὐρανὸς καὶ ἡ γῆ παρελεύσονται, οἱ δὲ λόγοι μου οὐ μὴ παρέλθωσι. 33 aDe hemel en de aarde zullen 38voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.
a Ps. 102:27. Jes. 51:6. Matth. 24:35. Hebr. 1:11. verwijsteksten
38 Zie hiervan 2 Petr. 3:10. verwijsteksten
  
Aansporing tot waakzaamheid
34 Προσέχετε δὲ ἑαυτοῖς, μήποτε βαρυνθῶσιν ὑμῶν αἱ καρδίαι ἐν κραιπάλῃ καὶ μέθῃ καὶ μερίμναις βιωτικαῖς, καὶ αἰφνίδιος ἐφ’ ὑμᾶς ἐπιστῇ ἡ ἡμέρα ἐκείνη· 34 bEn wacht uzelven, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap en 39zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens overkome.
b Rom. 13:13. 1 Thess. 5:6. 1 Petr. 4:7. verwijsteksten
39 Namelijk al te grote of onmatige, die den mens verhinderen op de toekomst van Christus te wachten.
   
35 ὡς παγὶς γὰρ ἐπελεύσεται ἐπὶ πάντας τοὺς καθημένους ἐπὶ πρόσωπον πάσης τῆς γῆς. 35 cWant gelijk een strik zal hij komen over al degenen die 40op den gansen aardbodem gezeten zijn.
c 1 Thess. 5:2. 2 Petr. 3:10. Openb. 3:3; 16:15. verwijsteksten
40 Gr. op het aangezicht der ganse aarde.
   
36 ἀγρυπνεῖτε οὖν ἐν παντὶ καιρῷ δεόμενοι, ἵνα καταξιωθῆτε ἐκφυγεῖν ταῦτα πάντα τὰ μέλλοντα γίνεσθαι, καὶ σταθῆναι ἔμπροσθεν τοῦ Υἱοῦ τοῦ ἀνθρώπου. 36 dWaakt dan te allen tijde, biddende dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden 41al deze dingen die geschieden zullen, en te 42staan voor den Zoon des mensen.
d Matth. 24:42; 25:13. Mark. 13:33. Luk. 12:40. 1 Thess. 5:6. verwijsteksten
41 Dat is, al deze straffen en ellenden.
42 Dat is, bestaan, en met vrijmoedigheid voor Hem verschijnen.
   
37 Ἦν δὲ τὰς ἡμέρας ἐν τῷ ἱερῷ διδάσκων· τὰς δὲ νύκτας ἐξερχόμενος ηὐλίζετο εἰς τὸ ὄρος τὸ καλούμενον ἐλαιῶν. 37 eDes daags nu was Hij lerende in den tempel; maar des nachts ging Hij uit, en vernachtte op den berg genaamd den Olijfberg.
e Joh. 8:2. verwijsteksten
   
38 καὶ πᾶς ὁ λαὸς ὤρθριζε πρὸς αὐτὸν ἐν τῷ ἱερῷ ἀκούειν αὐτοῦ. 38 En al het volk kwam des morgens vroeg tot Hem in den tempel om Hem te horen.

Einde Lukas 21