Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Markus 6 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Markus 6

 Jezus in Nazareth verworpen
1 Καὶ ἐξῆλθεν ἐκεῖθεν, καὶ ἦλθεν εἰς τὴν πατρίδα αὐτοῦ· καὶ ἀκολουθοῦσιν αὐτῷ οἱ μαθηταὶ αὐτοῦ. 1 ENa Hij ging vandaar weg en kwam in Zijn vaderland, en Zijn discipelen volgden Hem. a Matth. 13:53. Luk. 4:16. verwijsteksten
2 καὶ γενομένου σαββάτου, ἤρξατο ἐν τῇ συναγωγῇ διδάσκειν· καὶ πολλοὶ ἀκούοντες ἐξεπλήσσοντο, λέγοντες, Πόθεν τούτῳ ταῦτα; καὶ τίς ἡ σοφία ἡ δοθεῖσα αὐτῷ, ὅτι καὶ δυνάμεις τοιαῦται διὰ τῶν χειρῶν αὐτοῦ γίνονται; 2 En als het sabbat geworden was, begon Hij in de synagoge te leren; en velen die Hem hoorden, ontzetten zich, zeggende: Vanwaar komen Dezen deze dingen? En wat wijsheid is dit, die Hem gegeven is, dat ook zulke krachten door Zijn handen geschieden?
3 οὐχ οὗτός ἐστιν ὁ τέκτων, ὁ Υἱὸς Μαρίας, ἀδελφὸς δὲ Ἰακώβου καὶ Ἰωσῆ καὶ Ἰούδα καὶ Σίμωνος; καὶ οὐκ εἰσὶν αἱ ἀδελφαὶ αὐτοῦ ὧδε πρὸς ἡμᾶς; καὶ ἐσκανδαλίζοντο ἐν αὐτῷ. 3 bIs Deze niet de Timmerman, de Zoon van Maria, en de Broeder van Jakobus en van Joses, en van Judas en van Simon? En zijn Zijn zusters niet hier bij ons? En zij werden aan Hem geërgerd. b Joh. 6:42. verwijsteksten
4 ἔλεγε δὲ αὐτοῖς ὁ Ἰησοῦς ὅτι Οὐκ ἔστι προφήτης ἄτιμος, εἰ μὴ ἐν τῇ πατρίδι αὐτοῦ, καὶ ἐν τοῖς συγγενέσι καὶ ἐν τῇ οἰκίᾳ αὐτοῦ. 4 En Jezus zeide tot hen: cEen profeet is niet ongeëerd dan in zijn vaderland en onder zijn magen en in zijn huis. c Matth. 13:57. Luk. 4:24. Joh. 4:44. verwijsteksten
5 καὶ οὐκ ἠδύνατο ἐκεῖ οὐδεμίαν δύναμιν ποιῆσαι, εἰ μὴ ὀλίγοις ἀρρώστοις ἐπιθεὶς τὰς χεῖρας, ἐθεράπευσε. 5 dEn Hij kon aldaar geen kracht doen; dan Hij legde weinigen zieken de handen op en genas hen. d Matth. 13:58. verwijsteksten
6 καὶ ἐθαύμαζε διὰ τὴν ἀπιστίαν αὐτῶν. Καὶ περιῆγε τὰς κώμας κύκλῳ διδάσκων. 6 En Hij verwonderde Zich over hun ongeloof, een omging de vlekken daar rondom, lerende. e Matth. 9:35. Luk. 13:22. verwijsteksten
  
De uitzending der twaalve
7 Καὶ προσκαλεῖται τοὺς δώδεκα, καὶ ἤρξατο αὐτοὺς ἀποστέλλειν δύο δύο, καὶ ἐδίδου αὐτοῖς ἐξουσίαν τῶν πνευμάτων τῶν ἀκαθάρτων. 7 fEn Hij riep tot Zich de twaalve, en begon hen uit te zenden twee en twee, en gaf hun macht over de onreine geesten. f Matth. 10:1. Luk. 6:13; 9:1. verwijsteksten
8 καὶ παρήγγειλεν αὐτοῖς ἵνα μηδὲν αἴρωσιν εἰς ὁδόν, εἰ μὴ ῥάβδον μόνον· μὴ πήραν, μὴ ἄρτον, μὴ εἰς τὴν ζώνην χαλκόν· 8 En Hij gebood hun, dat zij niets zouden nemen tot den weg, dan alleenlijk een staf; geen male, geen brood, geen geld in den gordel;
9 ἀλλ’ ὑποδεδεμένους σανδάλια· καὶ μὴ *ἐνδύσασθαι δύο χιτῶνας.
* ἐνδύσασθαι St-1551, B, Elz, Sc | ἐνδύσησθε St-1550, M
9 gMaar dat zij schoenzolen zouden aanbinden, en met geen twee rokken gekleed zijn. g Hand. 12:8. verwijsteksten
10 καὶ ἔλεγεν αὐτοῖς, Ὅπου ἐὰν εἰσέλθητε εἰς οἰκίαν, ἐκεῖ μένετε ἕως ἂν ἐξέλθητε ἐκεῖθεν. 10 En Hij zeide tot hen: Zo waar gij in een huis zult ingaan, blijft daar totdat gij vandaar uitgaat.
11 καὶ ὅσοι ἂν μὴ δέξωνται ὑμᾶς, μηδὲ ἀκούσωσιν ὑμῶν, ἐκπορευόμενοι ἐκεῖθεν, ἐκτινάξατε τὸν χοῦν τὸν ὑποκάτω τῶν ποδῶν ὑμῶν εἰς μαρτύριον αὐτοῖς. ἀμὴν λέγω ὑμῖν, ἀνεκτότερον ἔσται Σοδόμοις ἢ Γομόρροις ἐν ἡμέρᾳ κρίσεως, ἢ τῇ πόλει ἐκείνῃ. 11 hEn zo wie u niet zullen ontvangen, noch u horen, vertrekkende vandaar, ischudt het stof af dat onder aan uw voeten is, hun tot een getuigenis. kVoorwaar zeg Ik u: Het zal Sódom of Gomórra verdraaglijker zijn in den dag des oordeels dan dezelve stad. h Matth. 10:14. Luk. 9:5. i Hand. 13:51; 18:6. k Matth. 10:15. Luk. 10:12. verwijsteksten
12 καὶ ἐξελθόντες ἐκήρυσσον ἵνα μετανοήσωσι· 12 En uitgegaan zijnde, predikten zij dat zij zich zouden bekeren.
13 καὶ δαιμόνια πολλὰ ἐξέβαλλον, καὶ ἤλειφον ἐλαίῳ πολλοὺς ἀρρώστους καὶ ἐθεράπευον. 13 En zij wierpen vele duivelen uit, len zalfden vele kranken met olie, en maakten hen gezond. l Jak. 5:14. verwijsteksten
  
De dood van Johannes den Doper
14 Καὶ ἤκουσεν ὁ βασιλεὺς Ἡρώδης (φανερὸν γὰρ ἐγένετο τὸ ὄνομα αὐτοῦ), καὶ ἔλεγεν ὅτι Ἰωάννης ὁ βαπτίζων ἐκ νεκρῶν ἠγέρθη, καὶ διὰ τοῦτο ἐνεργοῦσιν αἱ δυνάμεις ἐν αὐτῷ. 14 mEn de koning Herodes hoorde het (want Zijn Naam was openbaar geworden) en zeide: Johannes, die daar doopte, is van de doden opgewekt, en daarom werken die krachten in hem. m Matth. 14:1. Luk. 9:7. verwijsteksten
15 ἄλλοι ἔλεγον ὅτι Ἠλίας ἐστίν· ἄλλοι δὲ ἔλεγον ὅτι Προφήτης ἐστίν, ἢ ὡς εἷς τῶν προφητῶν. 15 Anderen zeiden: Hij is Elía. En anderen zeiden: Hij is een profeet, of als een der profeten.
16 ἀκούσας δὲ ὁ Ἡρώδης εἶπεν ὅτι Ὃν ἐγὼ ἀπεκεφάλισα Ἰωάννην, οὗτός ἐστιν· αὐτὸς ἠγέρθη ἐκ νεκρῶν. 16 Maar als het Herodes hoorde, zeide hij: Deze is Johannes, dien ik onthoofd heb; die is van de doden opgewekt.
17 αὐτὸς γὰρ ὁ Ἡρώδης ἀποστείλας ἐκράτησε τὸν Ἰωάννην, καὶ ἔδησεν αὐτὸν ἐν τῇ φυλακῇ, διὰ Ἡρωδιάδα τὴν γυναῖκα Φιλίππου τοῦ ἀδελφοῦ αὐτοῦ, ὅτι αὐτὴν ἐγάμησεν. 17 nWant dezelve Herodes enigen uitgezonden hebbende, had Johannes gevangengenomen en hem in de gevangenis gebonden, uit oorzaak van Heródias, de huisvrouw van zijn broeder Filippus, omdat hij haar getrouwd had. n Matth. 14:3. Luk. 3:19; 9:9. verwijsteksten
18 ἔλεγε γὰρ ὁ Ἰωάννης τῷ Ἡρώδῃ ὅτι Οὐκ ἔξεστί σοι ἔχειν τὴν γυναῖκα τοῦ ἀδελφοῦ σου. 18 Want Johannes zeide tot Herodes: oHet is u niet geoorloofd de huisvrouw uws broeders te hebben. o Leviticus 18; 20:21. verwijsteksten
19 ἡ δὲ Ἡρωδιὰς ἐνεῖχεν αὐτῷ, καὶ ἤθελεν αὐτὸν ἀποκτεῖναι· καὶ οὐκ ἠδύνατο· 19 En Heródias legde op hem toe en wilde hem doden, en kon niet;
20 ὁ γὰρ Ἡρώδης ἐφοβεῖτο τὸν Ἰωάννην, εἰδὼς αὐτὸν ἄνδρα δίκαιον καὶ ἅγιον, καὶ συνετήρει αὐτόν· καὶ ἀκούσας αὐτοῦ, πολλὰ ἐποίει, καὶ ἡδέως αὐτοῦ ἤκουε. 20 Want Herodes vreesde Johannes, wetende dat hij een prechtvaardig en heilig man was, en hield hem in waarde; en als hij hem hoorde, deed hij vele dingen, en hoorde hem gaarne. p Matth. 14:5; 21:26. verwijsteksten
21 καὶ γενομένης ἡμέρας εὐκαίρου, ὅτε Ἡρώδης τοῖς γενεσίοις αὐτοῦ δεῖπνον ἐποίει τοῖς μεγιστᾶσιν αὐτοῦ καὶ τοῖς χιλιάρχοις καὶ τοῖς πρώτοις τῆς Γαλιλαίας, 21 En als er een welgelegen dag gekomen was, toen Herodes qop den dag zijner geboorte een maaltijd aanrichtte voor zijn groten en de oversten over duizend en de voornaamsten van Galiléa; q Gen. 40:20. Matth. 14:6. verwijsteksten
22 καὶ εἰσελθούσης τῆς θυγατρὸς αὐτῆς τῆς Ἡρωδιάδος καὶ ὀρχησαμένης, καὶ ἀρεσάσης τῷ Ἡρώδῃ καὶ τοῖς συνανακειμένοις, εἶπεν ὁ βασιλεὺς τῷ κορασίῳ, Αἴτησόν με ὃ ἐὰν θέλῃς, καὶ δώσω σοί· 22 En als de dochter van dezelve Heródias inkwam en danste, en Herodes en dengenen die medeaanzaten, behaagde, zo zeide de koning tot het dochtertje: Eis van mij wat gij ook wilt, en ik zal het u geven.
23 καὶ ὤμοσεν αὐτῇ ὅτι Ὃ ἐάν με αἰτήσῃς, δώσω σοί, ἕως ἡμίσους τῆς βασιλείας μου. 23 rEn hij zwoer haar: Zo wat gij van mij zult eisen, zal ik u geven, ook tot de helft mijns koninkrijks. r Richt. 11:30. verwijsteksten
24 ἡ δὲ ἐξελθοῦσα εἶπε τῇ μητρὶ αὐτῆς, Τί αἰτήσομαι; ἡ δὲ εἶπε, Τὴν κεφαλὴν Ἰωάννου τοῦ Βαπτιστοῦ. 24 En zij uitgegaan zijnde, zeide tot haar moeder: Wat zal ik eisen? En die zeide: Het hoofd van Johannes den Doper.
25 καὶ εἰσελθοῦσα εὐθέως μετὰ σπουδῆς πρὸς τὸν βασιλέα, ᾐτήσατο, λέγουσα, Θέλω ἵνα μοι δῷς ἐξαυτῆς ἐπὶ πίνακι τὴν κεφαλὴν Ἰωάννου τοῦ Βαπτιστοῦ. 25 En zij terstond met haast ingaande tot den koning, heeft het geëist, zeggende: Ik wil dat gij mij nu terstond in een schotel geeft het hoofd van Johannes den Doper.
26 καὶ περίλυπος γενόμενος ὁ βασιλεύς, διὰ τοὺς ὅρκους καὶ τοὺς συνανακειμένους οὐκ ἠθέλησεν αὐτὴν ἀθετῆσαι. 26 En de koning zeer bedroefd geworden zijnde, nochtans om de eden en degenen die medeaanzaten, wilde hij haar hetzelve niet afslaan.
27 καὶ εὐθέως ἀποστείλας ὁ βασιλεὺς σπεκουλάτωρα ἐπέταξεν ἐνεχθῆναι τὴν κεφαλὴν αὐτοῦ. ὁ δὲ ἀπελθὼν ἀπεκεφάλισεν αὐτὸν ἐν τῇ φυλακῇ, 27 sEn de koning zond terstond een scherprechter en gebood zijn hoofd daar te brengen. Deze nu ging heen en onthoofdde hem in de gevangenis, s Matth. 14:10. verwijsteksten
28 καὶ ἤνεγκε τὴν κεφαλὴν αὐτοῦ ἐπὶ πίνακι, καὶ ἔδωκεν αὐτὴν τῷ κορασίῳ· καὶ τὸ κοράσιον ἔδωκεν αὐτὴν τῇ μητρὶ αὐτῆς. 28 En bracht zijn hoofd in een schotel en gaf hetzelve het dochtertje, en het dochtertje gaf hetzelve haar moeder.
29 καὶ ἀκούσαντες οἱ μαθηταὶ αὐτοῦ ἦλθον, καὶ ἦραν τὸ πτῶμα αὐτοῦ, καὶ ἔθηκαν αὐτὸ ἐν *μνημείῳ.
* μνημείῳ St-1551, B, Elz, Sc, M | τῷ μνημείῳ St-1550
29 En als zijn discipelen dit hoorden, gingen zij en namen zijn dood lichaam weg en legden het in een graf.
  
De eerste wonderbare spijziging
30 Καὶ συνάγονται οἱ ἀπόστολοι πρὸς τὸν Ἰησοῦν, καὶ ἀπήγγειλαν αὐτῷ πάντα, καὶ ὅσα ἐποίησαν καὶ ὅσα ἐδίδαξαν. 30 tEn de apostelen kwamen weder tezamen tot Jezus, en boodschapten Hem alles, beide wat zij gedaan hadden en wat zij geleerd hadden. t Luk. 9:10. verwijsteksten
31 καὶ εἶπεν αὐτοῖς, Δεῦτε ὑμεῖς αὐτοὶ κατ’ ἰδίαν εἰς ἔρημον τόπον, καὶ ἀναπαύεσθε ὀλίγον. ἦσαν γὰρ οἱ ἐρχόμενοι καὶ οἱ ὑπάγοντες πολλοί, καὶ οὐδὲ φαγεῖν ηὐκαίρουν. 31 En Hij zeide tot hen: Komt gijlieden in een woeste plaats hier alleen, en rust een weinig. Want er waren velen die kwamen en die gingen, ven zij hadden zelfs geen gelegen tijd om te eten. v Mark. 3:20. verwijsteksten
32 καὶ ἀπῆλθον εἰς ἔρημον τόπον τῷ πλοίῳ κατ’ ἰδίαν. 32 xEn zij vertrokken in een schip naar een woeste plaats alleen. x Matth. 14:13. Luk. 9:10. Joh. 6:1. verwijsteksten
33 καὶ εἶδον αὐτοὺς ὑπάγοντας οἱ ὄχλοι, καὶ ἐπέγνωσαν αὐτὸν πολλοί, καὶ πεζῇ ἀπὸ πασῶν τῶν πόλεων συνέδραμον ἐκεῖ, καὶ προῆλθον αὐτούς, καὶ συνῆλθον πρὸς αὐτόν. 33 En de scharen zagen hen heenvaren en velen werden Hem kennende, en liepen gezamenlijk te voet van alle steden derwaarts, en kwamen hen voor, en gingen tezamen tot Hem.
34 καὶ ἐξελθὼν εἶδεν ὁ Ἰησοῦς πολὺν ὄχλον, καὶ ἐσπλαγχνίσθη ἐπ’ αὐτοῖς, ὅτι ἦσαν ὡς πρόβατα μὴ ἔχοντα ποιμένα· καὶ ἤρξατο διδάσκειν αὐτοὺς πολλά. 34 En Jezus uitgaande yzag een grote schare, en werd innerlijk met ontferming bewogen over hen; zwant zij waren als schapen die geen herder hebben; aen Hij begon hun vele dingen te leren. y Matth. 9:36; 14:14. z Jer. 23:1. Ez. 34:2. a Luk. 9:11. verwijsteksten
35 καὶ ἤδη ὥρας πολλῆς γενομένης, προσελθόντες αὐτῷ οἱ μαθηταὶ αὐτοῦ λέγουσιν ὅτι Ἔρημός ἐστιν ὁ τόπος, καὶ ἤδη ὥρα πολλή· 35 bEn als het nu laat op den dag geworden was, kwamen Zijn discipelen tot Hem en zeiden: Deze plaats is woest, en het is nu laat op den dag; b Matth. 14:15. Luk. 9:12. Joh. 6:5. verwijsteksten
36 ἀπόλυσον αὐτούς, ἵνα ἀπελθόντες εἰς τοὺς κύκλῳ ἀγροὺς καὶ κώμας ἀγοράσωσιν ἑαυτοῖς ἄρτους. τί γὰρ φάγωσιν οὐκ ἔχουσιν. 36 Laat hen van U, opdat zij heengaan in de omliggende dorpen en vlekken, en broden voor zichzelven mogen kopen; want zij hebben niet wat zij eten zullen.
37 ὁ δὲ ἀποκριθεὶς εἶπεν αὐτοῖς, Δότε αὐτοῖς ὑμεῖς φαγεῖν. καὶ λέγουσιν αὐτῷ, Ἀπελθόντες ἀγοράσωμεν διακοσίων δηναρίων ἄρτους, καὶ δῶμεν αὐτοῖς φαγεῖν; 37 Maar Hij antwoordende zeide tot hen: Geeft gij hun te eten. En zij zeiden tot Hem: Zullen wij heengaan en kopen voor tweehonderd penningen brood en hun te eten geven?
38 ὁ δὲ λέγει αὐτοῖς, Πόσους ἄρτους ἔχετε; ὑπάγετε καὶ ἴδετε. καὶ γνόντες λέγουσι, Πέντε, καὶ δύο ἰχθύας. 38 En Hij zeide tot hen: Hoevele broden hebt gij? Gaat heen en beziet het. cEn toen zij het vernomen hadden, zeiden zij: Vijf, en twee vissen. c Matth. 14:17. Luk. 9:13. Joh. 6:9. verwijsteksten
39 καὶ ἐπέταξεν αὐτοῖς ἀνακλῖναι πάντας συμπόσια συμπόσια ἐπὶ τῷ χλωρῷ χόρτῳ. 39 En Hij gebood hun dat zij hen allen zouden doen nederzitten bij waardschappen op het groene gras.
40 καὶ ἀνέπεσον πρασιαὶ πρασιαί, ἀνὰ ἑκατὸν καὶ ἀνὰ πεντήκοντα. 40 En zij zaten neder in gedeelten, bij honderd tezamen en bij vijftig tezamen.
41 καὶ λαβὼν τοὺς πέντε ἄρτους καὶ τοὺς δύο ἰχθύας, ἀναβλέψας εἰς τὸν οὐρανόν, εὐλόγησε, καὶ κατέκλασε τοὺς ἄρτους, καὶ ἐδίδου τοῖς μαθηταῖς αὐτοῦ ἵνα παραθῶσιν αὐτοῖς· καὶ τοὺς δύο ἰχθύας ἐμέρισε πᾶσι. 41 En als Hij de vijf broden en twee vissen genomen had, dzag Hij op naar den hemel, ezegende en brak de broden, en gaf ze Zijn discipelen, opdat zij ze hun zouden voorleggen; en de twee vissen deelde Hij voor allen. d Joh. 17:1. e 1 Sam. 9:13. verwijsteksten
42 καὶ ἔφαγον πάντες, καὶ ἐχορτάσθησαν· 42 En zij aten allen en zijn verzadigd geworden.
43 καὶ ἦραν κλασμάτων δώδεκα κοφίνους πλήρεις, καὶ ἀπὸ τῶν ἰχθύων. 43 En zij namen op twaalf volle korven brokken, en van de vissen.
44 καὶ ἦσαν οἱ φαγόντες τοὺς ἄρτους ὡσεὶ πεντακισχίλιοι ἄνδρες. 44 En die daar de broden gegeten hadden, waren omtrent vijfduizend mannen.
  
Jezus wandelt op de zee
45 Καὶ εὐθέως ἠνάγκασε τοὺς μαθητὰς αὐτοῦ ἐμβῆναι εἰς τὸ πλοῖον, καὶ προάγειν εἰς τὸ πέραν πρὸς Βηθσαϊδάν, ἕως αὐτὸς ἀπολύσῃ τὸν ὄχλον. 45 fEn terstond dwong Hij Zijn discipelen in het schip te gaan en vooruit te varen aan de andere zijde tegenover Bethsáïda, terwijl Hij de schare van Zich zou laten. f Matth. 14:22. Joh. 6:17. verwijsteksten
46 καὶ ἀποταξάμενος αὐτοῖς, ἀπῆλθεν εἰς τὸ ὄρος προσεύξασθαι. 46 gEn als Hij denzelven hun afscheid gegeven had, ging Hij op den berg om te bidden. g Matth. 14:23. Luk. 6:12. verwijsteksten
47 καὶ ὀψίας γενομένης, ἦν τὸ πλοῖον ἐν μέσῳ τῆς θαλάσσης, καὶ αὐτὸς μόνος ἐπὶ τῆς γῆς. 47 hEn als het nu avond was geworden, zo was het schip in het midden van de zee, en Hij was alleen op het land. h Matth. 14:23. Joh. 6:16. verwijsteksten
48 καὶ εἶδεν αὐτοὺς βασανιζομένους ἐν τῷ ἐλαύνειν (ἦν γὰρ ὁ ἄνεμος ἐναντίος αὐτοῖς)· καὶ περὶ τετάρτην φυλακὴν τῆς νυκτὸς ἔρχεται πρὸς αὐτούς, περιπατῶν ἐπὶ τῆς θαλάσσης· καὶ ἤθελε παρελθεῖν αὐτούς. 48 En Hij zag dat zij zich zeer pijnigden om het schip voort te krijgen (want de wind was hun tegen). En omtrent de vierde wake des nachts kwam Hij tot hen, wandelende op de zee, en wilde hun voorbijgaan.
49 οἱ δέ, ἰδόντες αὐτὸν περιπατοῦντα ἐπὶ τῆς θαλάσσης, ἔδοξαν φάντασμα εἶναι, καὶ ἀνέκραξαν· 49 En zij, ziende Hem wandelen op de zee, meenden dat het een spooksel was, en schreeuwden zeer.
50 πάντες γὰρ αὐτὸν εἶδον, καὶ ἐταράχθησαν. καὶ εὐθέως ἐλάλησε μετ’ αὐτῶν, καὶ λέγει αὐτοῖς, Θαρσεῖτε· ἐγώ εἰμι, μὴ φοβεῖσθε. 50 Want zij zagen Hem allen en werden ontroerd; en terstond sprak Hij met hen en zeide tot hen: Zijt welgemoed, Ik ben het, vreest niet.
51 καὶ ἀνέβη πρὸς αὐτοὺς εἰς τὸ πλοῖον, καὶ ἐκόπασεν ὁ ἄνεμος· καὶ λίαν ἐκ περισσοῦ ἐν ἑαυτοῖς ἐξίσταντο, καὶ ἐθαύμαζον. 51 En Hij klom tot hen in het schip, en de wind stilde; en zij ontzetten zich bovenmate zeer in zichzelven en waren verwonderd.
52 οὐ γὰρ συνῆκαν ἐπὶ τοῖς ἄρτοις· ἦν γὰρ ἡ καρδία αὐτῶν πεπωρωμένη. 52 Want zij hadden niet gelet op het wonder der broden; want hun hart was verhard.
53 Καὶ διαπεράσαντες ἦλθον ἐπὶ τὴν γῆν Γενησαρέτ, καὶ προσωρμίσθησαν. 53 iEn als zij overgevaren waren, kwamen zij in het land Gennésaret en havenden aldaar. i Matth. 14:34. verwijsteksten
54 καὶ ἐξελθόντων αὐτῶν ἐκ τοῦ πλοίου, εὐθέως ἐπιγνόντες αὐτόν, 54 En als zij uit het schip gegaan waren, terstond werden zij Hem kennende.
55 περιδραμόντες ὅλην τὴν περίχωρον ἐκείνην, ἤρξαντο ἐπὶ τοῖς κραββάτοις τοὺς κακῶς ἔχοντας περιφέρειν, ὅπου ἤκουον ὅτι ἐκεῖ ἐστι. 55 En het gehele omliggende land doorlopende, begonnen zij op beddekens degenen die kwalijk gesteld waren, om te dragen, ter plaatse waar zij hoorden dat Hij was.
56 καὶ ὅπου ἂν εἰσεπορεύετο εἰς κώμας ἢ πόλεις ἢ ἀγρούς, ἐν ταῖς ἀγοραῖς ἐτίθουν τοὺς ἀσθενοῦντας, καὶ παρεκάλουν αὐτὸν ἵνα κἂν τοῦ κρασπέδου τοῦ ἱματίου αὐτοῦ ἅψωνται· καὶ ὅσοι ἂν ἥπτοντο αὐτοῦ ἐσώζοντο. 56 En zo waar Hij kwam, in vlekken of steden of dorpen, daar legden zij de kranken op de markten, en baden Hem dat zij maar den zoom Zijns kleeds aanraken mochten; en zovelen als er Hem aanraakten, werden gezond.

Einde Markus 6