Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Markus 13 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Markus 13

1 Christus voorzegt de verwoesting des tempels en der stad Jeruzalem. 5 Daarbij voegende de zwarigheden en tekenen, die voor en omtrent dezelve zouden geschieden. 10 En vertroost tussenbeide de Zijnen met den gelukkigen voortgang des Evangelies en met den bijstand des Heiligen Geestes, hen vermanende tot volstandigheid. 14 Hij wijst hen op de profetie van Daniël, en raadt hun intijds te vluchten, om die grote ellende te ontgaan. 21 Waarschuwt tegen de verleiding en wonderen der valse christussen en profeten. 24 Beschrijft verder de tekenen van het einde der wereld en Zijn toekomst ten oordeel, waarvan de dag alleen den Vader bekend is. 33 En vermaant daarom tot gestadig waken en bidden.
  
De tekenen van het einde der wereld
1 Καὶ ἐκπορευομένου αὐτοῦ ἐκ τοῦ ἱεροῦ, λέγει αὐτῷ εἷς τῶν μαθητῶν αὐτοῦ, Διδάσκαλε, ἴδε, ποταποὶ λίθοι καὶ ποταπαὶ οἰκοδομαί. 1 EN als Hij auit den tempel 1ging, zeide een van Zijn discipelen tot Hem: Meester, zie, 2hoedanige stenen en hoedanige gebouwen!
a Matth. 24:1. Luk. 21:5. verwijsteksten
1 Namelijk om te gaan naar Bethanië, gelijk blijkt uit vers 3. Mark. 14:3. verwijsteksten
2 Dat is, hoe overgrote en schone stenen dit zijn, waarvan de tempel gebouwd is; want die waren vijf en twintig cubieten lang, en acht hoog, en twaalf breed. Zie Josephus, Oudheden, boek 15, hfdst. 14. Dit zeggen zij met verwondering.
   
2 καὶ ὁ Ἰησοῦς ἀποκριθεὶς εἶπεν αὐτῷ, Βλέπεις ταύτας τὰς μεγάλας οἰκοδομάς; οὐ μὴ ἀφεθῇ λίθος ἐπὶ λίθῳ, ὃς οὐ μὴ καταλυθῇ. 2 En Jezus antwoordende zeide tot hem: Ziet gij deze grote gebouwen? bEr zal niet een 3steen op den anderen steen gelaten worden, die niet 4afgebroken zal worden.
b 1 Kon. 9:7, 8. Micha 3:12. Luk. 19:44. verwijsteksten
3 Gr. steen op steen niet gelaten worden.
4 Gr. losgemaakt.
   
3 Καὶ καθημένου αὐτοῦ εἰς τὸ ὄρος τῶν ἐλαιῶν κατέναντι τοῦ ἱεροῦ, ἐπηρώτων αὐτὸν κατ’ ἰδίαν Πέτρος καὶ Ἰάκωβος καὶ Ἰωάννης καὶ Ἀνδρέας, 3 cEn als Hij gezeten was op den Olijfberg, tegenover den tempel, vraagden Hem Petrus en Jakobus en Johannes en Andréas 5alleen:
c Matth. 24:3. Luk. 21:7. verwijsteksten
5 Of: bezijden af, of: in het bijzonder.
   
4 Εἰπὲ ἡμῖν, πότε ταῦτα ἔσται; καὶ τί τὸ σημεῖον ὅταν μέλλῃ πάντα ταῦτα συντελεῖσθαι; 4 dZeg ons, wanneer zullen 6deze dingen zijn? En welk is het teken wanneer deze dingen alle voleindigd zullen worden?
d Hand. 1:6. verwijsteksten
6 Namelijk de verwoesting der stad en des tempels van Jeruzalem, en ook de voleinding der wereld. Zie Matth. 24:3. verwijsteksten
   
5 ὁ δὲ Ἰησοῦς ἀποκριθεὶς αὐτοῖς ἤρξατο λέγειν, Βλέπετε μή τις ὑμᾶς πλανήσῃ. 5 En Jezus hun antwoordende, begon te zeggen: eZiet toe dat niemand u verleide.
e Jer. 29:8. Ef. 5:6. 2 Thess. 2:2, 3. 1 Joh. 4:1. verwijsteksten
   
6 πολλοὶ γὰρ ἐλεύσονται ἐπὶ τῷ ὀνόματί μου, λέγοντες ὅτι Ἐγώ εἰμι· καὶ πολλοὺς πλανήσουσιν. 6 Want velen zullen komen f7onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus, en zullen velen verleiden.
f Jer. 14:14; 23:21. verwijsteksten
7 Of: in, op Mijn Naam. Zie hiervan, en van het gehele antwoord van Christus, de aantt. op Matth. 24:5. verwijsteksten
   
7 ὅταν δὲ ἀκούσητε πολέμους καὶ ἀκοὰς πολέμων, μὴ θροεῖσθε· δεῖ γὰρ γενέσθαι· ἀλλ’ οὔπω τὸ τέλος. 7 En wanneer gij zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen, zo wordt niet verschrikt; want dit moet geschieden; maar nog is het einde niet.
8 ἐγερθήσεται γὰρ ἔθνος ἐπὶ ἔθνος, καὶ βασιλεία ἐπὶ βασιλείαν· καὶ ἔσονται σεισμοὶ κατὰ τόπους, καὶ ἔσονται λιμοὶ καὶ ταραχαί· ἀρχαὶ ὠδίνων ταῦτα. 8 gWant het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen aardbevingen zijn 8in verscheidene plaatsen, en er zullen hongersnoden wezen en beroerten. Deze dingen zijn maar beginselen der smarten.
g Jes. 19:2. verwijsteksten
8 Gr. van plaats tot plaats.
   
9 Βλέπετε δὲ ὑμεῖς ἑαυτούς· παραδώσουσι γὰρ ὑμᾶς εἰς συνέδρια, καὶ εἰς συναγωγὰς δαρήσεσθε, καὶ ἐπὶ ἡγεμόνων καὶ βασιλέων *σταθήσεσθε ἕνεκεν ἐμοῦ, εἰς μαρτύριον αὐτοῖς.
* σταθήσεσθε St, B, Elz, M | ἀχθήσεσθε Sc
9 hMaar 9ziet gij voor uzelven toe; want zij zullen u overleveren in de 10raadsvergaderingen en in de synagogen; gij zult geslagen worden, en voor stadhouders en koningen zult gij gesteld worden om Mijnentwil, hun tot een getuigenis.
h Matth. 10:17; 24:9. Luk. 21:12. Joh. 15:19; 16:2. Openb. 2:10. verwijsteksten
9 Of: wacht gij uzelven.
10 Gr. synedria. Zie daarvan Matth. 5:22; 10:17. verwijsteksten
   
10 καὶ εἰς πάντα τὰ ἔθνη δεῖ πρῶτον κηρυχθῆναι τὸ εὐαγγέλιον. 10 En het Evangelie moet eerst gepredikt worden onder al de volken.
11 ὅταν δὲ ἀγάγωσιν ὑμᾶς παραδιδόντες, μὴ προμεριμνᾶτε τί λαλήσητε, μηδὲ μελετᾶτε· ἀλλ’ ὃ ἐὰν δοθῇ ὑμῖν ἐν ἐκείνῃ τῇ ὥρᾳ, τοῦτο λαλεῖτε· οὐ γάρ ἐστε ὑμεῖς οἱ λαλοῦντες, ἀλλὰ τὸ Πνεῦμα τὸ Ἅγιον. 11 iDoch wanneer zij u leiden zullen om u over te leveren, 11zo zijt tevoren niet bezorgd wat gij spreken zult, en bedenkt het niet; maar zo wat u in die ure gegeven zal worden, spreekt dat; want gij zijt het niet die spreekt, maar 12de Heilige Geest.
i Matth. 10:19. Luk. 12:11; 21:14. verwijsteksten
11 Zie hiervan de aant. op Matth. 10:19. verwijsteksten
12 Namelijk Die in en door u spreekt, Matth. 10:20. verwijsteksten
   
12 παραδώσει δὲ ἀδελφὸς ἀδελφὸν εἰς θάνατον, καὶ πατὴρ τέκνον· καὶ ἐπαναστήσονται τέκνα ἐπὶ γονεῖς, καὶ θανατώσουσιν αὐτούς· 12 kEn de ene broeder zal den anderen broeder overleveren tot den dood, en de vader het kind; en de kinderen zullen opstaan tegen de ouders en zullen hen 13doden.
k Ez. 38:21. Micha 7:6. verwijsteksten
13 Of: ter dood brengen, doen doden.
   
13 καὶ ἔσεσθε μισούμενοι ὑπὸ πάντων διὰ τὸ ὄνομά μου· ὁ δὲ ὑπομείνας εἰς τέλος, οὗτος σωθήσεται. 13 En gij zult gehaat worden van 14allen om Mijns Naams wil; lmaar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.
14 Dat is, van allerlei soorten van ongelovige mensen.
l Matth. 10:22; 24:13. Luk. 21:19. Openb. 2:7, 10. verwijsteksten
  
De grote verdrukking
14 Ὅταν δὲ ἴδητε τὸ βδέλυγμα τῆς ἐρημώσεως, τὸ ῥηθὲν ὑπὸ Δανιὴλ τοῦ προφήτου, *ἑστὼς ὅπου οὐ δεῖ (ὁ ἀναγινώσκων νοείτω), τότε οἱ ἐν τῇ Ἰουδαίᾳ φευγέτωσαν εἰς τὰ ὄρη·
* ἑστὼς St-1551, B, Elz, Sc, M | ἑστὸς St-1550
14 mWanneer gij dan zult zien den 15gruwel der verwoesting, waarvan door den profeet nDaniël gesproken is, staande 16waar het niet behoort (die het leest, die merke daarop), oalsdan die in Judéa zijn, dat zij vlieden op de bergen.
m Matth. 24:15. Luk. 21:20. verwijsteksten
15 Zie de verklaring Matth. 24:15. verwijsteksten
n Dan. 9:27. verwijsteksten
16 Dat is, in de heilige plaats, rondom Jeruzalem, Matth. 24:15. Luk. 21:20. verwijsteksten
o Luk. 21:21. verwijsteksten
   
15 ὁ δὲ ἐπὶ τοῦ δώματος μὴ καταβάτω εἰς τὴν οἰκίαν, μηδὲ εἰσελθέτω ἆραί τι ἐκ τῆς οἰκίας αὐτοῦ· 15 En die op 17het dak is, kome niet af in het huis, en ga niet in om iets uit zijn huis weg te nemen.
17 Zie hiervan de aant. op Matth. 10:27. verwijsteksten
   
16 καὶ ὁ εἰς τὸν ἀγρὸν ὢν μὴ ἐπιστρεψάτω εἰς τὰ ὀπίσω, ἆραι τὸ ἱμάτιον αὐτοῦ. 16 En die 18op den akker is, kere niet weder 19terug om zijn kleed te nemen.
18 Of: in het veld.
19 Gr. tot die dingen die achter zijn.
   
17 οὐαὶ δὲ ταῖς ἐν γαστρὶ ἐχούσαις καὶ ταῖς θηλαζούσαις ἐν ἐκείναις ταῖς ἡμέραις. 17 Maar wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen.
18 προσεύχεσθε δὲ ἵνα μὴ γένηται ἡ φυγὴ ὑμῶν χειμῶνος. 18 Doch bidt dat uw vlucht niet geschiede des winters.
19 ἔσονται γὰρ αἱ ἡμέραι ἐκεῖναι θλίψις, οἵα οὐ γέγονε τοιαύτη ἀπ’ ἀρχῆς κτίσεως ἧς ἔκτισεν ὁ Θεὸς ἕως τοῦ νῦν, καὶ οὐ μὴ γένηται. 19 Want 20die dagen zullen zulke verdrukking zijn, welker gelijke niet geweest is van het begin 21der schepselen, die God geschapen heeft, tot nu toe, en ook niet zijn zal.
20 Dat is, de ene verdrukking zal op de andere zonder rust volgen, zodat er anders niet dan enkel verdrukking zal zijn. Zie dergelijke manier van spreken Joël 2:2. Amos 5:20. verwijsteksten
21 Gr. des schepsels.
   
20 καὶ εἰ μὴ Κύριος ἐκολόβωσε τὰς ἡμέρας, οὐκ ἂν ἐσώθη πᾶσα σάρξ· ἀλλὰ διὰ τοὺς ἐκλεκτούς, οὓς ἐξελέξατο, ἐκολόβωσε τὰς ἡμέρας. 20 En indien de Heere de dagen niet 22verkort had, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil, die Hij heeft uitverkoren, heeft Hij de dagen verkort.
22 Zie hiervan de aantt. op Matth. 24:22. verwijsteksten
  
Christus’ wederkomst
21 καὶ τότε ἐάν τις ὑμῖν εἴπῃ, Ἰδού, ὧδε ὁ Χριστός, ἢ Ἰδού, ἐκεῖ, μὴ πιστεύσητε. 21 pEn alsdan zo iemand tot ulieden zal zeggen: Zie, hier is de Christus; of: Zie, Hij is daar; gelooft het niet.
p Matth. 24:23. Luk. 21:8. verwijsteksten
   
22 ἐγερθήσονται γὰρ ψευδόχριστοι καὶ ψευδοπροφῆται, καὶ δώσουσι σημεῖα καὶ τέρατα, πρὸς τὸ ἀποπλανᾷν, εἰ δυνατόν, καὶ τοὺς ἐκλεκτούς. 22 qWant er zullen valse christussen en valse profeten opstaan, en zullen tekenen en wonderen 23doen, om te verleiden, indien het mogelijk ware, ook de uitverkorenen.
q Deut. 13:1. 2 Thess. 2:11. verwijsteksten
23 Gr. geven.
   
23 ὑμεῖς δὲ βλέπετε· ἰδού, προείρηκα ὑμῖν πάντα. 23 Maar gijlieden, ziet toe; zie, Ik heb u alles voorzegd.
24 Ἀλλ’ ἐν ἐκείναις ταῖς ἡμέραις, μετὰ τὴν θλίψιν ἐκείνην, ὁ ἥλιος σκοτισθήσεται, καὶ ἡ σελήνη οὐ δώσει τὸ φέγγος αὐτῆς, 24 rMaar in die dagen, 24na die verdrukking, zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven.
r Jes. 13:10. Ez. 32:7. Joël 2:31; 3:15. Matth. 24:29. Luk. 21:25. Openb. 6:12. verwijsteksten
24 En nadat de tijden der heidenen ook zullen vervuld zijn, gelijk Lukas daarbij voegt, Luk. 21:24. verwijsteksten
   
25 καὶ οἱ ἀστέρες τοῦ οὐρανοῦ ἔσονται ἐκπίπτοντες, καὶ αἱ δυνάμεις αἱ ἐν τοῖς οὐρανοῖς σαλευθήσονται. 25 En de sterren des hemels zullen daaruit vallen, en de krachten die in de hemelen zijn, zullen 25bewogen worden.
25 Het Griekse woord betekent eigenlijk een geweldige beweging, gelijk als de zee op en neder door winden en stormen gedreven wordt.
   
26 καὶ τότε ὄψονται τὸν Υἱὸν τοῦ ἀνθρώπου ἐρχόμενον ἐν νεφέλαις μετὰ δυνάμεως πολλῆς καὶ δόξης. 26 sEn alsdan zullen 26zij den Zoon des mensen zien, komende in de wolken met 27grote kracht en heerlijkheid.
s Dan. 7:10. Matth. 16:27; 24:30. Mark. 14:62. Luk. 21:27. Hand. 1:11. 1 Thess. 4:16. 2 Thess. 1:10. Openb. 1:7. verwijsteksten
26 Namelijk al de volken der aarde, Openb. 1:7. verwijsteksten
27 Gr. veel.
   
27 καὶ τότε ἀποστελεῖ τοὺς ἀγγέλους αὐτοῦ, καὶ ἐπισυνάξει τοὺς ἐκλεκτοὺς αὐτοῦ ἐκ τῶν τεσσάρων ἀνέμων, ἀπ’ ἄκρου γῆς ἕως ἄκρου οὐρανοῦ. 27 En alsdan zal Hij Zijn engelen uitzenden en zal Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen 28uit de vier winden, van het uiterste der aarde tot het uiterste des hemels.
28 Dat is, uit de vier hoeken of gewesten der wereld, van het ene einde tot het andere.
  
De uitspruitende vijgenboom
28 Ἀπὸ δὲ τῆς συκῆς μάθετε τὴν παραβολήν· ὅταν αὐτῆς ἤδη ὁ κλάδος ἁπαλὸς γένηται καὶ *ἐκφύῃ τὰ φύλλα, γινώσκετε ὅτι ἐγγὺς τὸ θέρος ἐστίν·
* ἐκφύῃ B, Elz, Sc, M | ἐκφυῇ St
28 tEn leert van den vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer nu zijn tak 29teer wordt en de bladeren uitspruiten, zo weet gij dat de zomer nabij is.
t Matth. 24:32. Luk. 21:29. verwijsteksten
29 Of: sappig.
   
29 οὕτω καὶ ὑμεῖς, ὅταν ταῦτα ἴδητε γινόμενα, γινώσκετε ὅτι ἐγγύς ἐστιν ἐπὶ θύραις. 29 Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet dat 30het nabij, voor de deur is.
30 Namelijk het Koninkrijk Gods, gelijk bij Luk. 21:31 uitgedrukt wordt. verwijsteksten
   
30 ἀμὴν λέγω ὑμῖν ὅτι οὐ μὴ παρέλθῃ ἡ γενεὰ αὕτη, μέχρις οὗ πάντα ταῦτα γένηται. 30 Voorwaar Ik zeg u, dat 31dit geslacht niet zal 32voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn.
31 Namelijk van het Joodse volk, of van deze eeuw.
32 Of: vergaan.
   
31 ὁ οὐρανὸς καὶ ἡ γῆ παρελεύσονται· οἱ δὲ λόγοι μου οὐ μὴ παρέλθωσι. 31 vDe hemel en de aarde zullen 33voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins 34voorbijgaan.
v Ps. 102:27. Jes. 40:8; 51:6. Hebr. 1:11. verwijsteksten
33 Of: vergaan.
34 Of: vergaan.
  
Aansporing tot waakzaamheid
32 περὶ δὲ τῆς ἡμέρας ἐκείνης καὶ τῆς ὥρας οὐδεὶς οἶδεν, οὐδὲ οἱ ἄγγελοι οἱ ἐν οὐρανῷ, οὐδὲ ὁ Υἱός, εἰ μὴ ὁ Πατήρ. 32 xMaar van dien dag en die ure weet niemand, noch de engelen die in den hemel zijn, 35noch de Zoon, dan de Vader.
x Matth. 24:36. Hand. 1:7. verwijsteksten
35 Namelijk naar Zijn menselijke natuur en in den staat Zijner nederigheid, want naar Zijn Godheid weet Hij alle dingen, Joh. 21:17, en na Zijn verhoging is Hem het boek der voorzienigheid Gods, met zeven zegelen verzegeld, nader geopend, Openb. 5:5, 7, 9. verwijsteksten
   
33 βλέπετε, ἀγρυπνεῖτε καὶ προσεύχεσθε· οὐκ οἴδατε γὰρ πότε ὁ καιρός ἐστιν. 33 yZiet toe, waakt en bidt; want gij weet niet wanneer de tijd is.
y Matth. 24:42; 25:13. Luk. 12:40; 21:36. 1 Thess. 5:6. verwijsteksten
   
34 ὡς ἄνθρωπος ἀπόδημος ἀφεὶς τὴν οἰκίαν αὐτοῦ, καὶ δοὺς τοῖς δούλοις αὐτοῦ τὴν ἐξουσίαν, καὶ ἑκάστῳ τὸ ἔργον αὐτοῦ, καὶ τῷ θυρωρῷ ἐνετείλατο ἵνα γρηγορῇ. 34 36Gelijk een mens buitenslands reizende, zijn huis verliet, en zijn dienstknechten 37macht gaf en elk zijn werk, en den deurwachter gebood dat hij zou waken.
36 Alzo zal het ook zijn met den Zoon des mensen.
37 Namelijk om zijn huis en goed te regeren.
   
35 γρηγορεῖτε οὖν (οὐκ οἴδατε γὰρ πότε ὁ κύριος τῆς οἰκίας ἔρχεται, ὀψέ, ἢ μεσονυκτίου, ἢ ἀλεκτοροφωνίας, ἢ πρωΐ)· 35 Zo waakt dan (want gij weet niet wanneer de heer des huizes komen zal, des avonds laat of te middernacht of met het hanengekraai of in den morgenstond),
36 μὴ ἐλθὼν ἐξαίφνης εὕρῃ ὑμᾶς καθεύδοντας. 36 Opdat hij niet onvoorziens kome en u slapende vinde.
37 ἃ δὲ ὑμῖν λέγω πᾶσι λέγω, Γρηγορεῖτε. 37 En hetgeen Ik 38u zeg, dat zeg Ik allen: Waakt.
38 Namelijk tot u vieren, van welke staat vers 3. verwijsteksten

Einde Markus 13