Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Mattheüs 6 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Mattheüs 6

1 Christus leert hoe men moet aalmoezen geven. 5 Bidden. 16 Vasten. 19 Wat voor schatten vergaderen. 22 Hoe het verstand moet gericht zijn. 24 Dat men geen twee heren kan dienen. 25 Dat men de zorg van lichamelijke nooddruft Gode moet bevelen. 33 En vóór alles het Koninkrijk Gods zoeken.
  
Het geven van aalmoezen
1 Προσέχετε τὴν ἐλεημοσύνην ὑμῶν μὴ ποιεῖν ἔμπροσθεν τῶν ἀνθρώπων, πρὸς τὸ θεαθῆναι αὐτοῖς· εἰ δὲ μήγε, μισθὸν οὐκ ἔχετε παρὰ τῷ Πατρὶ ὑμῶν τῷ ἐν τοῖς οὐρανοῖς. 1 HEBT acht dat gij uw 1aalmoes niet doet voor de mensen, om van hen gezien te worden; anders zo hebt gij geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is.
1 Het Griekse woord eleèmosynè, waarvan aalmoes komt, betekent in het gemeen een werk der barmhartigheid, en in het bijzonder de weldadigheid jegens den arme, omdat dezelve uit medelijden moet voortkomen, 1 Kor. 13:3. Sommige Griekse boeken hebben gerechtigheid. verwijsteksten
   
2 Ὅταν οὖν ποιῇς ἐλεημοσύνην, μὴ σαλπίσῃς ἔμπροσθέν σου, ὥσπερ οἱ ὑποκριταὶ ποιοῦσιν ἐν ταῖς συναγωγαῖς καὶ ἐν ταῖς ῥύμαις, ὅπως δοξασθῶσιν ὑπὸ τῶν ἀνθρώπων· ἀμὴν λέγω ὑμῖν, ἀπέχουσι τὸν μισθὸν αὐτῶν. 2 aWanneer gij dan aalmoes doet, zo laat vóór u niet trompetten, gelijk de 2geveinsden in de synagogen en op de straten doen, opdat zij van de mensen geëerd mogen worden. Voorwaar zeg Ik u: 3Zij hebben hun loon weg.
a Rom. 12:8. verwijsteksten
2 Gr. hypocrieten; welk woord de personages in een kamerspel betekent, die een anderen persoon vertonen dan zij inderdaad zijn.
3 Want de eer, die zij zoeken bij de mensen, is hun loon.
   
3 σοῦ δὲ ποιοῦντος ἐλεημοσύνην, μὴ γνώτω ἡ ἀριστερά σου τί ποιεῖ ἡ δεξιά σου, 3 Maar als gij aalmoes doet, 4zo laat uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet,
4 Dat is, doe het op het allerheimelijkste, zonder roem daardoor te zoeken.
   
4 ὅπως ᾖ σου ἡ ἐλεημοσύνη ἐν τῷ κρυπτῷ· καὶ ὁ Πατήρ σου ὁ βλέπων ἐν τῷ κρυπτῷ αὐτὸς ἀποδώσει σοι ἐν τῷ φανερῷ. 4 Opdat uw aalmoes in het verborgen zij; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, Die zal het u 5in het bopenbaar vergelden.
5 Namelijk dikwijls hier, maar inzonderheid hiernamaals in het uiterste oordeel. Zie Matth. 25:34. verwijsteksten
b Luk. 14:14. verwijsteksten
  
Het bidden
5 Καὶ ὅταν προσεύχῃ, οὐκ ἔσῃ ὥσπερ οἱ ὑποκριταί, ὅτι φιλοῦσιν ἐν ταῖς συναγωγαῖς καὶ ἐν ταῖς γωνίαις τῶν πλατειῶν ἑστῶτες προσεύχεσθαι, ὅπως ἂν φανῶσι τοῖς ἀνθρώποις· ἀμὴν λέγω ὑμῖν ὅτι ἀπέχουσι τὸν μισθὸν αὐτῶν. 5 En wanneer gij 6bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden; want die plegen gaarne in de 7synagogen en op de hoeken der straten staande, te bidden, 8opdat zij van de mensen mogen gezien worden. Voorwaar Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.
6 Namelijk in het bijzonder. Want ook de gemene gebeden in de vergaderingen zijn Gode aangenaam en hebben bijzondere beloften, Matth. 18:19. verwijsteksten
7 Namelijk buiten den tijd van de gemene gebeden.
8 Of: opdat zij zich den mensen vertonen.
   
6 σὺ δέ, ὅταν προσεύχῃ, εἴσελθε εἰς τὸ ταμιεῖόν σου, καὶ κλείσας τὴν θύραν σου, πρόσευξαι τῷ Πατρί σου τῷ ἐν τῷ κρυπτῷ· καὶ ὁ Πατήρ σου ὁ βλέπων ἐν τῷ κρυπτῷ ἀποδώσει σοι ἐν τῷ φανερῷ. 6 Maar gij, wanneer gij bidt, cga in uw 9binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bid uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.
c 2 Kon. 4:33. Hand. 10:4. verwijsteksten
9 Het Griekse woord betekent een plaats of kamer waar men iets weglegt of opsluit.
   
7 προσευχόμενοι δὲ μὴ βαττολογήσητε, ὥσπερ οἱ ἐθνικοί· δοκοῦσι γὰρ ὅτι ἐν τῇ πολυλογίᾳ αὐτῶν εἰσακουσθήσονται. 7 En als gij bidt, dzo gebruikt geen 10ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen; want zij menen dat zij door hun veelheid van woorden zullen verhoord worden.
d 1 Kon. 18:28. Jes. 1:15. verwijsteksten
10 Gr. battologia, dat is, wanneer enige woorden of redenen zonder nood of ernst dikwijls herhaald worden.
   
8 μὴ οὖν ὁμοιωθῆτε αὐτοῖς· οἶδε γὰρ ὁ Πατὴρ ὑμῶν ὧν χρείαν ἔχετε, πρὸ τοῦ ὑμᾶς αἰτῆσαι αὐτόν. 8 Wordt dan hun niet gelijk; want uw Vader weet wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt.
  
Het gebed des Heeren
9 οὕτως οὖν προσεύχεσθε ὑμεῖς· Πάτερ ἡμῶν ὁ ἐν τοῖς οὐρανοῖς, ἁγιασθήτω τὸ ὄνομά σου· 9 Gij dan, bidt 11aldus: eOnze Vader, Die 12in de hemelen zijt, Uw Naam worde 13geheiligd.
11 Dat is, richt al uw gebeden naar dit formulier. Niet dat wij aan deze woorden alleen of altijd zouden gebonden zijn; want in voorvallende noden is het ook wel geoorloofd enige beden verder uit te breiden en ook met andere woorden uit te drukken. Zie Johannes 17. Hand. 4:24. verwijsteksten
e Luk. 11:2. verwijsteksten
12 Dat is, in den derden hemel, 2 Kor. 12:2, alwaar Hij Zijn majesteit en heerlijkheid allermeest openbaart, Ps. 103:19. verwijsteksten
13 Dat is, door ons met woorden en werken grootgemaakt.
   
10 ἐλθέτω ἡ βασιλεία σου· γενηθήτω τὸ θέλημά σου, ὡς ἐν οὐρανῷ, καὶ ἐπὶ τῆς γῆς· 10 Uw 14Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk 15in den hemel, alzo ook op de aarde.
14 Namelijk zo der genade in deze wereld, als der heerlijkheid in den hemel.
15 Namelijk van de heilige engelen, Ps. 103:20, 21, en van de zalige en volmaakte zielen, Hebr. 12:23. verwijsteksten
   
11 τὸν ἄρτον ἡμῶν τὸν ἐπιούσιον δὸς ἡμῖν σήμερον· 11 Geef ons heden ons 16dagelijks 17brood.
16 Dat is, genoegzaam en nodig tot onderhoud van ons leven voor dezen dag; of: het ons bescheiden deel, Spr. 30:8. verwijsteksten
17 Dat is, alle nooddruft des lichaams, Gen. 3:19. verwijsteksten
   
12 καὶ ἄφες ἡμῖν τὰ ὀφειλήματα ἡμῶν, ὡς καὶ ἡμεῖς ἀφίεμεν τοῖς ὀφειλέταις ἡμῶν· 12 En vergeef ons onze 18schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren.
18 Dat is, zonden, Luk. 11:4, die ons schuldig maken aan de straf. Zie Matth. 18:24. verwijsteksten
   
13 καὶ μὴ εἰσενέγκῃς ἡμᾶς εἰς πειρασμόν, ἀλλὰ ῥῦσαι ἡμᾶς ἀπὸ τοῦ πονηροῦ. ὅτι σοῦ ἐστιν ἡ βασιλεία καὶ ἡ δύναμις καὶ ἡ δόξα εἰς τοὺς αἰῶνας. ἀμήν. 13 En 19leid ons niet in 20verzoeking, maar verlos ons van den fboze. Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. 21Amen.
19 Of: breng ons niet, dat is, geef ons niet over.
20 Namelijk van den satan, de wereld en ons vlees, om ons te brengen tot zondigen of tot kwaad. Zie Jak. 1:13, 14. verwijsteksten
f Matth. 13:19. verwijsteksten
21 Is een Hebreeuws woord en zoveel te zeggen als: het zij of worde alzo. Of: Het is zekerlijk alzo. Zie Deut. 27:15. Neh. 8:7. verwijsteksten
   
14 ἐὰν γὰρ ἀφῆτε τοῖς ἀνθρώποις τὰ παραπτώματα αὐτῶν, ἀφήσει καὶ ὑμῖν ὁ Πατὴρ ὑμῶν ὁ οὐράνιος· 14 gWant indien gij den mensen hun misdaden vergeeft, zo zal uw hemelse Vader ook u vergeven.
g Mark. 11:25. Kol. 3:13. verwijsteksten
   
15 ἐὰν δὲ μὴ ἀφῆτε τοῖς ἀνθρώποις τὰ παραπτώματα αὐτῶν, οὐδὲ ὁ Πατὴρ ὑμῶν ἀφήσει τὰ παραπτώματα ὑμῶν. 15 hMaar indien gij den mensen hun misdaden niet vergeeft, zo zal ook uw Vader uw 22misdaden niet vergeven.
h Matth. 18:35. Jak. 2:13. verwijsteksten
22 Gr. misvallen, waardoor allerlei zonden verstaan worden.
  
Het vasten
16 Ὅταν δὲ νηστεύητε, μὴ γίνεσθε ὥσπερ οἱ ὑποκριταὶ σκυθρωποί· ἀφανίζουσι γὰρ τὰ πρόσωπα αὐτῶν, ὅπως φανῶσι τοῖς ἀνθρώποις νηστεύοντες· ἀμὴν λέγω ὑμῖν ὅτι ἀπέχουσι τὸν μισθὸν αὐτῶν. 16 iEn wanneer gij 23vast, toont geen droevig gezicht, gelijk de geveinsden; want zij 24mismaken hun aangezichten, opdat zij van de mensen mogen gezien worden als zij vasten. Voorwaar Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.
i Jes. 58:3. Matth. 9:14. Mark. 2:18. Luk. 5:33. verwijsteksten
23 Namelijk in het bijzonder. Want in gemene noden of vasten is het niet ongeoorloofd droevig gelaat te tonen, als het zonder geveinsdheid geschiedt.
24 Of: verdonkeren, verderven.
   
17 σὺ δὲ νηστεύων ἄλειψαί σου τὴν κεφαλήν, καὶ τὸ πρόσωπόν σου νίψαι, 17 Maar gij, als gij vast, 25zalf uw hoofd en was uw aangezicht,
25 Christus spreekt hier naar het gebruik der Joden, die in tijden van vrolijkheid zich zalfden en wiesen, Ps. 23:5. Amos 6:6. Luk. 7:46. verwijsteksten
   
18 ὅπως μὴ φανῇς τοῖς ἀνθρώποις νηστεύων, ἀλλὰ τῷ Πατρί σου τῷ ἐν τῷ κρυπτῷ· καὶ ὁ Πατήρ σου ὁ βλέπων ἐν τῷ κρυπτῷ ἀποδώσει σοι ἐν τῷ φανερῷ. 18 Opdat het van de mensen niet gezien worde als gij vast, maar van uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.
  
Bezorgdheid
19 Μὴ θησαυρίζετε ὑμῖν θησαυροὺς ἐπὶ τῆς γῆς, ὅπου σὴς καὶ βρῶσις ἀφανίζει, καὶ ὅπου κλέπται διορύσσουσι καὶ κλέπτουσι· 19 26Vergadert u kgeen schatten op de aarde, waar ze de mot en 27roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen;
26 Namelijk voornamelijk, of alzo dat gij daarvan uw werk zoudt maken, zonder de hemelse recht te betrachten. Zie 1 Tim. 6:8. verwijsteksten
k Spr. 23:4. Hebr. 13:5. Jak. 5:1. verwijsteksten
27 Gr. eting, ineting.
   
20 θησαυρίζετε δὲ ὑμῖν θησαυροὺς ἐν οὐρανῷ, ὅπου οὔτε σὴς οὔτε βρῶσις ἀφανίζει, καὶ ὅπου κλέπται οὐ διορύσσουσιν οὐδὲ κλέπτουσιν. 20 Maar lvergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen.
l Luk. 12:33. 1 Tim. 6:19. verwijsteksten
   
21 ὅπου γάρ ἐστιν ὁ θησαυρὸς ὑμῶν, ἐκεῖ ἔσται καὶ ἡ καρδία ὑμῶν. 21 Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
22 ὁ λύχνος τοῦ σώματός ἐστιν ὁ ὀφθαλμός· ἐὰν οὖν ὁ ὀφθαλμός σου ἁπλοῦς ᾖ, ὅλον τὸ σῶμά σου φωτεινὸν ἔσται· 22 28De kaars des lichaams is mhet oog; indien dan uw oog eenvoudig is, zo zal uw gehele lichaam verlicht wezen;
28 Dat is, gelijk het lichaam door het oog, zo wordt des mensen doen en laten door het verstand geleid en gericht.
m Luk. 11:34. verwijsteksten
   
23 ἐὰν δὲ ὁ ὀφθαλμός σου πονηρὸς ᾖ, ὅλον τὸ σῶμά σου σκοτεινὸν ἔσται. εἰ οὖν τὸ φῶς τὸ ἐν σοὶ σκότος ἐστί, τὸ σκότος πόσον; 23 Maar indien uw oog 29boos is, zo zal geheel uw lichaam duister zijn. Indien dan het licht dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn!
29 Dat is, verblind, of verdorven.
   
24 οὐδεὶς δύναται δυσὶ κυρίοις δουλεύειν· ἢ γὰρ τὸν ἕνα μισήσει, καὶ τὸν ἕτερον ἀγαπήσει· ἢ ἑνὸς ἀνθέξεται, καὶ τοῦ ἑτέρου καταφρονήσει. οὐ δύνασθε Θεῷ δουλεύειν καὶ μαμμωνᾷ. 24 nNiemand kan 30twee heren dienen; want of hij zal den enen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den enen 31aanhangen en den anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den 32Mammon.
n Luk. 16:13. verwijsteksten
30 Namelijk die elkander tegen zijn.
31 Of: zich aan den enen houden.
32 Is een Syrisch woord en betekent rijkdom, winst of schatten, die de mensen dikmaals als een god eren en dienen.
   
25 διὰ τοῦτο λέγω ὑμῖν, μὴ μεριμνᾶτε τῇ ψυχῇ ὑμῶν, τί φάγητε καὶ τί πίητε· μηδὲ τῷ σώματι ὑμῶν, τί ἐνδύσησθε. οὐχὶ ἡ ψυχὴ πλεῖόν ἐστι τῆς τροφῆς, καὶ τὸ σῶμα τοῦ ἐνδύματος; 25 oDaarom zeg Ik u: 33Zijt niet bezorgd voor uw 34leven, wat gij eten en wat gij drinken zult, noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleden zult. Is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding?
o Ps. 37:5; 55:23. Luk. 12:22. Filipp. 4:6. 1 Tim. 6:8. 1 Petr. 5:7. verwijsteksten
33 Namelijk met angstige en onmatige zorg, spruitende uit kleingelovigheid, en verhinderende de zorg der zaligheid. Anders zo zijn wij ook schuldig voor deze dingen te zorgen, 1 Tim. 5:8. verwijsteksten
34 Gr. ziel, waardoor het leven betekend wordt. Zie Job 2:6. Matth. 2:20. verwijsteksten
   
26 ἐμβλέψατε εἰς τὰ πετεινὰ τοῦ οὐρανοῦ, ὅτι οὐ σπείρουσιν, οὐδὲ θερίζουσιν, οὐδὲ συνάγουσιν εἰς ἀποθήκας, καὶ ὁ Πατὴρ ὑμῶν ὁ οὐράνιος τρέφει αὐτά· οὐχ ὑμεῖς μᾶλλον διαφέρετε αὐτῶν; 26 pAanziet de vogelen des 35hemels, dat zij niet zaaien noch maaien, noch verzamelen in de schuren, en uw hemelse Vader voedt nochtans dezelve; 36gaat gij dezelve niet zeer veel te boven?
p Job 39:3. Ps. 147:9. verwijsteksten
35 Dat is, der lucht. Zie Ps. 8:9. verwijsteksten
36 Gr. verschilt gij niet zeer veel van dezelve?
   
27 τίς δὲ ἐξ ὑμῶν μεριμνῶν δύναται προσθεῖναι ἐπὶ τὴν ἡλικίαν αὐτοῦ πῆχυν ἕνα; 27 Wie toch van u kan met bezorgd te zijn 37één el tot zijn lengte toedoen?
37 Gr. één cubiet, dat is, de lengte van den arm van den elleboog af tot het uiterste van den middelsten vinger, of: anderhalve voet.
   
28 καὶ περὶ ἐνδύματος τί μεριμνᾶτε; καταμάθετε τὰ κρίνα τοῦ ἀγροῦ, πῶς αὐξάνει· οὐ κοπιᾷ, οὐδὲ νήθει· 28 En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de leliën des velds, hoe zij wassen: zij arbeiden niet en spinnen niet;
29 λέγω δὲ ὑμῖν ὅτι οὐδὲ Σολομὼν ἐν πάσῃ τῇ δόξῃ αὐτοῦ περιεβάλετο ὡς ἓν τούτων. 29 En Ik zeg u, dat ook Sálomo in 38al zijn heerlijkheid niet is bekleed geweest gelijk een van deze.
38 Lees van dezelve 1 Koningen 4. verwijsteksten
   
30 εἰ δὲ τὸν χόρτον τοῦ ἀγροῦ, σήμερον ὄντα, καὶ αὔριον εἰς κλίβανον βαλλόμενον, ὁ Θεὸς οὕτως ἀμφιέννυσιν, οὐ πολλῷ μᾶλλον ὑμᾶς, ὀλιγόπιστοι; 30 Indien nu God het gras des velds, dat heden is en 39morgen in den oven geworpen wordt, alzo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, gij kleingelovigen?
39 Dat is, dat kort daarna verdroogd zijnde, bijna nergens anders toe dient dan om daarmede de ovens te heten.
   
31 μὴ οὖν μεριμνήσητε, λέγοντες, Τί φάγωμεν, ἢ τί πίωμεν, ἢ τί περιβαλώμεθα; 31 Daarom, zijt niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden?
32 πάντα γὰρ ταῦτα τὰ ἔθνη ἐπιζητεῖ· οἶδε γὰρ ὁ Πατὴρ ὑμῶν ὁ οὐράνιος ὅτι χρῄζετε τούτων ἁπάντων. 32 Want al deze dingen 40zoeken de heidenen; want uw hemelse Vader weet dat gij al deze dingen behoeft.
40 Namelijk met angst en bekommernis, alsof hun gelukzaligheid daarin gelegen ware.
   
33 ζητεῖτε δὲ πρῶτον τὴν βασιλείαν τοῦ Θεοῦ καὶ τὴν δικαιοσύνην αὐτοῦ, καὶ ταῦτα πάντα προστεθήσεται ὑμῖν. 33 qMaar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en 41Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u 42toegeworpen worden.
q 1 Kon. 3:13. Ps. 37:25; 55:23. verwijsteksten
41 Namelijk Gods, gelijk uit den Grieksen tekst blijkt; dat is, die Gode aangenaam is, voor Hem bestaat en in het Evangelie ons geopenbaard is.
42 Gr. toegelegd, of: toegegeven, namelijk als een toemaat of toegift. Zie Ps. 127:2. verwijsteksten
   
34 μὴ οὖν μεριμνήσητε εἰς τὴν αὔριον· ἡ γὰρ αὔριον μεριμνήσει τὰ ἑαυτῆς. ἀρκετὸν τῇ ἡμέρᾳ ἡ κακία αὐτῆς. 34 Zijt dan niet bezorgd tegen den morgen; want de morgen zal voor het zijne zorgen; elke dag heeft genoeg aan 43zijns zelfs kwaad.
43 Dat is, kwelling, bekommernis en zwarigheid, die op elken dag voorvalt.

Einde Mattheüs 6