Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Mattheüs 3 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Mattheüs 3

1 Johannes de Doper predikt bekering. 3 Zijn ambt, kleding en spijze. 5 Heeft groten toeloop. 6 Doopt. 7 Bestraft de farizeeën en sadduceeën. 11 Wijst aan de waardigheid van den Persoon en van den doop van Christus. 13 Doopt Christus, Die uit den hemel wordt betuigd te zijn de welgeliefde Zone Gods.
  
Johannes de Doper
1 Ἐν δὲ ταῖς ἡμέραις ἐκείναις παραγίνεται Ἰωάννης ὁ Βαπτιστής, κηρύσσων ἐν τῇ ἐρήμῳ τῆς Ἰουδαίας, 1 EN1 in die dagen akwam 2Johannes de Doper, predikende in de 3woestijn van Judéa,
1 Namelijk in het vijftiende jaar van den keizer Tiberius, als Christus omtrent dertig jaren oud was, Luk. 3:1, 23. verwijsteksten
a Mark. 1:4. Luk. 3:3. verwijsteksten
2 Van Johannes, van zijn ouders, geboorte en ambt zie Lukas 1. Johannes 1. Wordt genaamd Doper, omdat hij de eerste is geweest die den doop heeft bediend uit Gods bevel in het Nieuwe Testament. Zie Matth. 21:25. Joh. 1:33. verwijsteksten
3 Niet zulk een wildernis waar geen mensen woonden, maar een woest land van bossen en gebergten, waar Zacharias, de vader van Johannes, woonde, Luk. 1:39, in dewelke zes steden geteld worden, Joz. 15:61, 62, die dan ook haar dorpen of gehuchten gehad hebben. verwijsteksten
   
2 καὶ λέγων, Μετανοεῖτε· ἤγγικε γὰρ ἡ βασιλεία τῶν οὐρανῶν. 2 En zeggende: Bekeert u, want 4het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.
4 Dat is, de oprichting en verbreiding der gemeente Gods, door de predicatie van het Evangelie ten tijde van de komst van den Messias.
   
3 οὗτος γάρ ἐστιν ὁ ῥηθεὶς ὑπὸ Ἠσαΐου τοῦ προφήτου, λέγοντος, Φωνὴ βοῶντος ἐν τῇ ἐρήμῳ, Ἑτοιμάσατε τὴν ὁδὸν Κυρίου· εὐθείας ποιεῖτε τὰς τρίβους αὐτοῦ. 3 Want deze is het van denwelken gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende: bDe stem des roependen in de woestijn: 5Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden recht.
b Jes. 40:3. Mark. 1:3. Luk. 3:4. Joh. 1:23. verwijsteksten
5 Een gelijkenis genomen van een prins of koning, tegen wiens komst de wegen bereid en geëffend worden.
   
4 αὐτὸς δὲ ὁ Ἰωάννης εἶχε τὸ ἔνδυμα αὐτοῦ ἀπὸ τριχῶν καμήλου, καὶ ζώνην δερματίνην περὶ τὴν ὀσφὺν αὐτοῦ· ἡ δὲ τροφὴ αὐτοῦ ἦν ἀκρίδες καὶ μέλι ἄγριον. 4 En dezelve Johannes had zijn 6kleding cvan kemelshaar en een lederen gordel om zijn lendenen; en zijn voedsel was 7sprinkhanen en wilde honing.
6 Zodanige ruige klederen droegen eertijds de profeten in het Oude Testament. Zie Zach. 13:4. Hebr. 11:37. Gelijk van Elia in het bijzonder getuigd wordt, 2 Kon. 1:8, in wiens geest en kracht Johannes de Doper gekomen was, Mal. 4:5. Luk. 1:17. verwijsteksten
c Mark. 1:6. verwijsteksten
7 De sprinkhanen zijn in die landen groot en veel, en worden aldaar onder de slechte lieden gegeten, gelijk zij ook onder de reine spijzen gesteld worden, Lev. 11:22. verwijsteksten
   
5 τότε ἐξεπορεύετο πρὸς αὐτὸν Ἱεροσόλυμα καὶ πᾶσα ἡ Ἰουδαία καὶ πᾶσα ἡ περίχωρος τοῦ Ἰορδάνου· 5 Toen is tot hem uitgegaan Jeruzalem en geheel Judéa en het gehele land rondom de Jordaan;
6 καὶ ἐβαπτίζοντο ἐν τῷ Ἰορδάνῃ ὑπ’ αὐτοῦ, ἐξομολογούμενοι τὰς ἁμαρτίας αὐτῶν. 6 dEn werden van hem gedoopt in de Jordaan, 8belijdende hun zonden.
d Mark. 1:5. verwijsteksten
8 Deze belijdenis der zonden is geen oorbiecht geweest, alzo dezelve voor den doop, in het gemeen en in het openbaar geschiedde.
   
7 ἰδὼν δὲ πολλοὺς τῶν Φαρισαίων καὶ Σαδδουκαίων ἐρχομένους ἐπὶ τὸ βάπτισμα αὐτοῦ, εἶπεν αὐτοῖς, Γεννήματα ἐχιδνῶν, τίς ὑπέδειξεν ὑμῖν φυγεῖν ἀπὸ τῆς μελλούσης ὀργῆς; 7 Hij dan, ziende evelen van de 9farizeeën en sadduceeën tot zijn doop komen, sprak tot hen: fGij adderengebroedsels, wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn?
e Luk. 3:7. verwijsteksten
9 Farizeeën en sadduceeën zijn geweest twee sekten onder de Joden, gelijk daar nog een derde was van de essenen. Zie van dezelve den historieschrijver Josephus, Oudheden, boek 18, hfdst. 2, Joodse Oorlog, boek 2, hfdst. 7.
f Matth. 12:34; 23:33. verwijsteksten
   
8 ποιήσατε οὖν καρποὺς ἀξίους τῆς μετανοίας· 8 gBrengt dan vruchten voort der bekering 10waardig.
g Luk. 3:8. verwijsteksten
10 Dat is, betamelijk, of met de ware bekering overeenkomende.
   
9 καὶ μὴ δόξητε λέγειν ἐν ἑαυτοῖς, Πατέρα ἔχομεν τὸν Ἀβραάμ· λέγω γὰρ ὑμῖν ὅτι δύναται ὁ Θεὸς ἐκ τῶν λίθων τούτων ἐγεῖραι τέκνα τῷ Ἀβραάμ. 9 En meent niet bij uzelven te zeggen: hWij hebben Abraham tot een vader. Want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken.
h Joh. 8:39. verwijsteksten
   
10 ἤδη δὲ καὶ ἡ ἀξίνη πρὸς τὴν ῥίζαν τῶν δένδρων κεῖται· πᾶν οὖν δένδρον μὴ ποιοῦν καρπὸν καλὸν ἐκκόπτεται καὶ εἰς πῦρ βάλλεται. 10 En ook is alrede 11de bijl aan den wortel der bomen gelegd; ialle boom dan die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.
11 Dat is, de straf Gods is nakende, niettegenstaande dat gij roemt afkomstig te zijn van Abraham, tenzij dat gij Abrahams werken doet, Joh. 8:39. verwijsteksten
i Matth. 7:19. Joh. 15:6. verwijsteksten
   
11 ἐγὼ μὲν βαπτίζω ὑμᾶς ἐν ὕδατι εἰς μετάνοιαν· ὁ δὲ ὀπίσω μου ἐρχόμενος ἰσχυρότερός μου ἐστίν, οὗ οὐκ εἰμὶ ἱκανὸς τὰ ὑποδήματα βαστάσαι· αὐτὸς ὑμᾶς βαπτίσει ἐν Πνεύματι Ἁγίῳ καὶ πυρί. 11 Ik doop u wel 12met water tot bekering; kmaar Die 13na mij komt, is sterker dan ik, 14Wiens schoenen ik niet waardig ben Hem na te dragen; 15Die zal u met den Heiligen Geest en met vuur dopen;
12 Gr. in het water.
k Mark. 1:7. Luk. 3:16. Joh. 1:15, 26. Hand. 1:5; 11:16; 19:4. verwijsteksten
13 Of: achter mij, Joh. 1:15, 27. verwijsteksten
14 Dat is, den allerminsten of slechtsten dienst te doen.
15 Johannes onderscheidt hier zijn uiterlijken doop van den inwendigen doop van Christus, waarmede Hij onze harten door Zijn Geest zuivert, gelijk het vuur de metalen van alle schuim en onreinheden. Zie diergelijke Joh. 3:5. Hand. 1:5; 2:4. verwijsteksten
   
12 οὗ τὸ πτύον ἐν τῇ χειρὶ αὐτοῦ, καὶ διακαθαριεῖ τὴν ἅλωνα αὐτοῦ, καὶ συνάξει τὸν σῖτον αὐτοῦ εἰς τὴν ἀποθήκην, τὸ δὲ ἄχυρον κατακαύσει πυρὶ ἀσβέστῳ. 12 Wiens 16wan in Zijn hand is, en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren en Zijn 17tarwe in Zijn 18schuur samenbrengen, en zal het kaf met onuitblusselijk vuur verbranden.
16 Gr. werpschop, waarmede men het graan opwerpt om van het kaf te zuiveren, hetwelk bij ons door den wan geschiedt.
17 Of: koren, gelijk hierna dikwijls.
18 Anders: korenzolder, of plaats waar iets weggelegd wordt om te bewaren.
  
Johannes doopt Jezus
13 Τότε παραγίνεται ὁ Ἰησοῦς ἀπὸ τῆς Γαλιλαίας ἐπὶ τὸν Ἰορδάνην πρὸς τὸν Ἰωάννην, τοῦ βαπτισθῆναι ὑπ’ αὐτοῦ. 13 lToen kwam Jezus van Galiléa naar de Jordaan tot Johannes, om van hem gedoopt te worden.
l Mark. 1:9. Luk. 3:21. verwijsteksten
   
14 ὁ δὲ Ἰωάννης διεκώλυεν αὐτόν, λέγων, Ἐγὼ χρείαν ἔχω ὑπὸ σοῦ βαπτισθῆναι, καὶ σὺ ἔρχῃ πρός με; 14 Doch Johannes 19weigerde Hem zeer, zeggende: Mij is nodig van U gedoopt te worden, en komt Gij tot mij?
19 Dat is, verhinderde Hem zeer, of: stelde zich daar zeer tegen, zo met woorden als anderszins.
   
15 ἀποκριθεὶς δὲ ὁ Ἰησοῦς εἶπε πρὸς αὐτόν, Ἄφες ἄρτι· οὕτω γὰρ πρέπον ἐστὶν ἡμῖν πληρῶσαι πᾶσαν δικαιοσύνην. τότε ἀφίησιν αὐτόν. 15 Maar Jezus antwoordende zeide tot hem: 20Laat nu af; want aldus betaamt ons 21alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij van Hem af.
20 Namelijk om Mij zulks te verhinderen.
21 Dat is, al wat God ingesteld en bevolen heeft om Hem volkomen gehoorzaamheid te bewijzen.
   
16 καὶ βαπτισθεὶς ὁ Ἰησοῦς ἀνέβη εὐθὺς ἀπὸ τοῦ ὕδατος· καὶ ἰδού, ἀνεῴχθησαν αὐτῷ οἱ οὐρανοί, καὶ εἶδε τὸ Πνεῦμα τοῦ Θεοῦ καταβαῖνον ὡσεὶ περιστερὰν καὶ ἐρχόμενον ἐπ’ αὐτόν. 16 En Jezus gedoopt zijnde, is terstond opgeklommen uit het water. En zie, de hemelen werden Hem geopend, en hij zag mden Geest Gods nederdalen 22gelijk een duif, en op Hem komen.
m Jes. 11:2; 42:1. Joh. 1:32. verwijsteksten
22 Dat is, in lichamelijke gedaante gelijk een duif, Luk. 3:22, in hoedanig een gedaante de Heilige Geest, Die overal tegenwoordig is, hier Zich op Christus heeft willen openbaren, om Zijn onnozelheid, zachtmoedigheid, vriendelijkheid en oprechtheid te kennen te geven. verwijsteksten
   
17 καὶ ἰδού, φωνὴ ἐκ τῶν οὐρανῶν, λέγουσα, Οὗτός ἐστιν ὁ Υἱός μου ὁ ἀγαπητός, ἐν ᾧ εὐδόκησα. 17 23En zie, een stem uit de hemelen, zeggende: nDeze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb.
23 Hier is een klare getuigenis van de drie onderscheiden Personen in het enig Goddelijk Wezen: de Vader, Die spreekt uit den hemel, de Zoon, van Wien Hij spreekt, en de Heilige Geest, Die nederdaalt.
n Jes. 42:1. Matth. 12:18; 17:5. Luk. 9:35. Kol. 1:13. 2 Petr. 1:17. verwijsteksten

Einde Mattheüs 3