Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Mattheüs 24 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Mattheüs 24

1 Christus voorzegt de verwoesting van den tempel en van de stad Jeruzalem, verhalende de zwarigheden en tekenen die voor en omtrent dezelve zouden geschieden. 15 Wijst Daniëls profetie aan van dezelve verwoesting, en vermaant om zich te bereiden tot een haastige vlucht, om dezen groten jammer te ontgaan. 23 Waarschuwt tegen de verleiding der valse christussen en der valse profeten. 29 Profeteert verder van het einde der wereld en van Zijn laatste toekomst ten oordeel, welker heerlijkheid en zekerheid Hij beschrijft, aanwijzende de tekenen die omtrent dezelve zouden geschieden. 36 Doch dat deszelfs dag en ure niemand dan God alleen bekend is. 37 Vergelijkt de tijden dezer toekomst bij de tijden van Noach voor den zondvloed. 42 Daarop vermaant Hij tot waken, door gelijkenissen, zo van een huisvader, wakende tegen de komst van den dief, 45 Als van een getrouwen en van een bozen dienstknecht.
  
De tekenen van het einde der wereld
1 Καὶ ἐξελθὼν ὁ Ἰησοῦς ἐπορεύετο ἀπὸ τοῦ ἱεροῦ· καὶ προσῆλθον οἱ μαθηταὶ αὐτοῦ ἐπιδεῖξαι αὐτῷ τὰς οἰκοδομὰς τοῦ ἱεροῦ. 1 EN aJezus ging uit en vertrok van den tempel; en Zijn discipelen kwamen bij Hem om Hem 1de gebouwen des tempels te 2tonen.
a Mark. 13:1. Luk. 21:5. verwijsteksten
1 Van de grootheid, sterkte en heerlijkheid dezer gebouwen, zie den historieschrijver Josephus, Oudheden, boek 15, hfdst. 14.
2 Dewijl Christus voorzegd had in het voorgaande hoofdstuk, vers 38, de verwoesting der stad en des tempels, zo schijnt dat de discipelen daarom deze gebouwen Hem getoond hebben, om te kennen te geven, dat het hun docht óf onmogelijk óf jammer te wezen, dat zulk een heerlijk gebouw zou verwoest worden. verwijsteksten
   
2 ὁ δὲ Ἰησοῦς εἶπεν αὐτοῖς, Οὐ βλέπετε πάντα ταῦτα; ἀμὴν λέγω ὑμῖν, οὐ μὴ ἀφεθῇ ὧδε λίθος ἐπὶ λίθον, ὃς οὐ μὴ καταλυθήσεται. 2 En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg Ik u: bHier zal 3niet een steen op den anderen steen gelaten worden, die niet 4afgebroken zal worden.
b 1 Kon. 9:7, 8. Micha 3:12. Luk. 19:44. verwijsteksten
3 Gr. steen op steen niet gelaten worden.
4 Gr. losgemaakt.
   
3 Καθημένου δὲ αὐτοῦ ἐπὶ τοῦ ὄρους τῶν ἐλαιῶν, προσῆλθον αὐτῷ οἱ μαθηταὶ κατ’ ἰδίαν, λέγοντες, Εἰπὲ ἡμῖν, πότε ταῦτα ἔσται; καὶ τί τὸ σημεῖον τῆς σῆς παρουσίας, καὶ τῆς συντελείας τοῦ αἰῶνος; 3 cEn als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: dZeg ons, wanneer zullen 5deze dingen zijn? En welk zal het teken zijn van Uw toekomst en van de voleinding der wereld?
c Mark. 13:1, 3. Luk. 21:7. verwijsteksten
d Hand. 1:6. verwijsteksten
5 Namelijk die Gij hier en op het einde van het voorgaande hoofdstuk gezegd hebt, zo van de verwoesting der stad en des tempels van Jeruzalem, als van Uw laatste toekomst ten oordeel.
   
4 καὶ ἀποκριθεὶς ὁ Ἰησοῦς εἶπεν αὐτοῖς, Βλέπετε, μή τις ὑμᾶς πλανήσῃ. 4 En Jezus antwoordende zeide tot hen: eZiet toe dat niemand u verleide.
e Jer. 29:8. Ef. 5:6. Kol. 2:18. 2 Thess. 2:3. 1 Joh. 4:1. verwijsteksten
   
5 πολλοὶ γὰρ ἐλεύσονται ἐπὶ τῷ ὀνόματί μου, λέγοντες, Ἐγώ εἰμι ὁ Χριστός· καὶ πολλοὺς πλανήσουσι. 5 fWant velen zullen komen 6onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zij zullen velen verleiden.
f Jer. 14:14; 23:25. Joh. 5:43. verwijsteksten
6 Of: in, op Mijn Naam, dat is, zich uitgevende voor den beloofden Messias, gelijk omtrent dien tijd en daarna verscheidenen opgestaan zijn. Zie Hand. 5:36, 37, en Josephus, Oudheden, boek 18, hfdst. 12, en boek 20, hfdst. 2, enz., en Joodse Oorlog, boek 2, hfdst. 12. verwijsteksten
   
6 μελλήσετε δὲ ἀκούειν πολέμους καὶ ἀκοὰς πολέμων· ὁρᾶτε, μὴ θροεῖσθε· δεῖ γὰρ πάντα γενέσθαι· ἀλλ’ οὔπω ἐστὶ τὸ τέλος. 6 En gij zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt; want al die dingen moeten geschieden, maar 7nog is het einde niet.
7 Namelijk van al de ellenden en uiterste straffen die den Joden zouden overkomen.
   
7 ἐγερθήσεται γὰρ ἔθνος ἐπὶ ἔθνος, καὶ βασιλεία ἐπὶ βασιλείαν· καὶ ἔσονται λιμοὶ καὶ λοιμοὶ καὶ σεισμοὶ κατὰ τόπους. 7 gWant 8het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en 9het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen zijn hongersnoden, en pestilentiën, en aardbevingen in verscheidene plaatsen.
g Jes. 19:2. verwijsteksten
8 Gr. volk tegen volk.
9 Gr. koninkrijk tegen koninkrijk.
   
8 πάντα δὲ ταῦτα ἀρχὴ ὠδίνων. 8 Doch al die dingen zijn maar een beginsel der 10smarten.
10 Gr. weeën, gelijk der vrouwen die in barensnood zijn. Van al deze oorlogen en ellenden zie Josephus, Oudheden, boek 20, en Joodse Oorlog, boek 3, enz.
   
9 τότε παραδώσουσιν ὑμᾶς εἰς θλίψιν, καὶ ἀποκτενοῦσιν ὑμᾶς· καὶ ἔσεσθε μισούμενοι ὑπὸ πάντων *τῶν ἐθνῶν διὰ τὸ ὄνομά μου.
* τῶν ἐθνῶν St-1550, B-edd, Sc, M | ἐθνῶν St-1551, B-edd, Elz
9 hAlsdan zullen zij u overleveren in verdrukking en zullen u doden, en gij zult gehaat worden van alle volken om Mijns Naams wil.
h Matth. 10:17. Luk. 21:11, 12. Joh. 15:20; 16:2. Openb. 2:10. verwijsteksten
   
10 καὶ τότε σκανδαλισθήσονται πολλοί, καὶ ἀλλήλους παραδώσουσι, καὶ μισήσουσιν ἀλλήλους. 10 En dan zullen er velen 11geërgerd worden en zullen elkander overleveren en elkander haten.
11 Dat is, door vrees voor vervolging van Mij afwijken.
   
11 καὶ πολλοὶ ψευδοπροφῆται ἐγερθήσονται, καὶ πλανήσουσι πολλούς. 11 iEn vele valse profeten zullen opstaan en zullen er velen verleiden.
i 2 Petr. 2:1. verwijsteksten
   
12 καὶ διὰ τὸ πληθυνθῆναι τὴν ἀνομίαν, ψυγήσεται ἡ ἀγάπη τῶν πολλῶν· 12 En komdat de 12ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de 13liefde van velen verkouden.
k 2 Tim. 3:1, enz. verwijsteksten
12 Gr. overtreding der wet.
13 Namelijk zo tot de waarheid des Evangelies als tot den naaste.
   
13 ὁ δὲ ὑπομείνας εἰς τέλος, οὗτος σωθήσεται. 13 lMaar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.
l Matth. 10:22. Mark. 13:13. Luk. 21:19. Openb. 2:7, 10; 3:10. verwijsteksten
   
14 καὶ κηρυχθήσεται τοῦτο τὸ εὐαγγέλιον τῆς βασιλείας ἐν ὅλῃ τῇ οἰκουμένῃ εἰς μαρτύριον πᾶσι τοῖς ἔθνεσι· καὶ τότε ἥξει τὸ τέλος. 14 En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de 14gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal 15het einde komen.
14 Gr. bewoonde wereld. Zie hiervan de vervulling Rom. 10:18. Kol. 1:6. verwijsteksten
15 Namelijk der stad van Jeruzalem en der Joodse regering.
  
De grote verdrukking
15 Ὅταν οὖν ἴδητε τὸ βδέλυγμα τῆς ἐρημώσεως, τὸ ῥηθὲν διὰ Δανιὴλ τοῦ προφήτου, *ἑστὼς ἐν τόπῳ ἁγίῳ (ὁ ἀναγινώσκων νοείτω),
* ἑστὼς St-1551, B, Elz, Sc, M | ἑστὸς St-1550
15 mWanneer gij dan zult zien den 16gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door nDaniël, den profeet, staande in de 17heilige plaats (die het leest, die merke daarop),
m Mark. 13:14. Luk. 21:20. verwijsteksten
16 Dat is, het gruwelijk verwoestende leger der Romeinen, gelijk verklaard wordt Luk. 21:20. verwijsteksten
n Dan. 9:27. verwijsteksten
17 Dat is, in het heilige Joodse land, rondom Jeruzalem.
   
16 τότε οἱ ἐν τῇ Ἰουδαίᾳ φευγέτωσαν ἐπὶ τὰ ὄρη· 16 Dat alsdan die in Judéa zijn, vlieden 18op de bergen;
18 Namelijk om zich aldaar te versteken voor de straf.
   
17 ὁ ἐπὶ τοῦ δώματος μὴ καταβαινέτω ἆραί τι ἐκ τῆς οἰκίας αὐτοῦ· 17 Die op het 19dak is, kome niet af om iets uit zijn huis weg te nemen;
19 De Joden waren veel op de daken der huizen, omdat zij boven plat waren. Zie Matth. 10:27. verwijsteksten
   
18 καὶ ὁ ἐν τῷ ἀγρῷ μὴ ἐπιστρεψάτω ὀπίσω ἆραι τὰ ἱμάτια αὐτοῦ. 18 En die op den akker is, 20kere niet weder terug om zijn klederen weg te nemen.
20 Dat is, verlieze geen tijd om te vluchten.
   
19 οὐαὶ δὲ ταῖς ἐν γαστρὶ ἐχούσαις καὶ ταῖς θηλαζούσαις ἐν ἐκείναις ταῖς ἡμέραις. 19 Maar 21wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen.
21 Namelijk omdat zij onbekwaam zullen zijn om haastelijk te vluchten, met haar vrucht of kleine kinderen beladen zijnde.
   
20 προσεύχεσθε δὲ ἵνα μὴ γένηται ἡ φυγὴ ὑμῶν χειμῶνος, μηδὲ ἐν σαββάτῳ. 20 Doch bidt dat uw vlucht niet geschiede 22des winters, noch oop een sabbat.
22 Omdat in den winter het vluchten ongeschikt is en de Joden op den sabbat niet ver mochten reizen, zie Hand. 1:12, noch zich van dingen, tot de reis nodig, voorzien. verwijsteksten
o Hand. 1:12. verwijsteksten
   
21 ἔσται γὰρ τότε θλίψις μεγάλη, οἵα οὐ γέγονεν ἀπ’ ἀρχῆς κόσμου ἕως τοῦ νῦν, οὐδ’ οὐ μὴ γένηται. 21 pWant alsdan zal grote verdrukking wezen, 23hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal.
p Dan. 12:1. verwijsteksten
23 Want gelijk Josephus getuigt, Joodse Oorlog, boek 4, 5, 6 en 7, hfdst. 17, zijn door zwaard, honger en pest vergaan, alleen binnen Jeruzalem, elfhonderdduizend mensen, en boven de zeven en negentig duizend tot slaven verkocht. Diergelijke verwoesting wordt in geen historiën gelezen.
   
22 καὶ εἰ μὴ ἐκολοβώθησαν αἱ ἡμέραι ἐκεῖναι, οὐκ ἂν ἐσώθη πᾶσα σάρξ· διὰ δὲ τοὺς ἐκλεκτοὺς κολοβωθήσονται αἱ ἡμέραι ἐκεῖναι. 22 En zo 24die dagen niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden; maar om 25der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden.
24 Dat is, tenware dat God de plagen van die tijden, die de Joden nog zwaarder hadden verdiend, had doen ophouden, daar zou niemand uit het Joodse volk overgebleven zijn geweest.
25 Namelijk die God onder het Joodse volk had en altijd behouden wilde.
  
Christus’ wederkomst
23 τότε ἐάν τις ὑμῖν εἴπῃ, Ἰδού, ὧδε ὁ Χριστός, ἢ ὧδε, μὴ πιστεύσητε. 23 26Alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Zie, qhier is de Christus, of 27daar, gelooft het niet.
26 Namelijk na de verwoesting van Jeruzalem tot de voleinding der wereld, van dewelke Hij begint te spreken aan het 29ste vers.
q Mark. 13:21. Luk. 21:8. verwijsteksten
27 Gr. hier.
   
24 ἐγερθήσονται γὰρ ψευδόχριστοι καὶ ψευδοπροφῆται, καὶ δώσουσι σημεῖα μεγάλα καὶ τέρατα, ὥστε πλανῆσαι (εἰ δυνατόν) καὶ τοὺς ἐκλεκτούς. 24 rWant er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zullen grote 28tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (29indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden.
r Deut. 13:1. 2 Thess. 2:11. verwijsteksten
28 Gelijk van den antichrist betuigd wordt, 2 Thess. 2:9. Openb. 13:11, enz. verwijsteksten
29 Dit wordt gezegd niet mogelijk te zijn, niet ten aanzien van den wil of de kracht der uitverkorenen in henzelven, maar ten aanzien van de onveranderlijkheid van het besluit Gods over hen en van Zijn krachtige bewaring tegen de verleiding, volgens Zijn beloften, die Hem niet kunnen berouwen. Zie Joh. 10:28. Rom. 8:29, 30. 1 Petr. 1:5. verwijsteksten
   
25 ἰδού, προείρηκα ὑμῖν. 25 Zie, Ik heb het u voorzegd.
26 ἐὰν οὖν εἴπωσιν ὑμῖν, Ἰδού, ἐν τῇ ἐρήμῳ ἐστί, μὴ ἐξέλθητε· Ἰδού, ἐν τοῖς ταμείοις, μὴ πιστεύσητε. 26 sZo zij dan tot u zullen zeggen: Zie, Hij is in de woestijn, gaat niet uit; zie, Hij is in de binnenkamers, gelooft het niet.
s Luk. 17:23. verwijsteksten
   
27 ὥσπερ γὰρ ἡ ἀστραπὴ ἐξέρχεται ἀπὸ ἀνατολῶν καὶ φαίνεται ἕως δυσμῶν, οὕτως ἔσται καὶ ἡ παρουσία τοῦ Υἱοῦ τοῦ ἀνθρώπου. 27 Want gelijk de bliksem uitgaat 30van het oosten en schijnt 31tot het westen, 32alzo zal ook de toekomst van den Zoon des mensen wezen.
30 Gr. van den opgang, namelijk der zon.
31 Gr. ondergang.
32 Namelijk met grote snelheid en klaarheid.
   
28 ὅπου γὰρ ἐὰν ᾖ τὸ πτῶμα, ἐκεῖ συναχθήσονται οἱ ἀετοί. 28 tWant 33alwaar het dode lichaam zal zijn, daar zullen de arenden vergaderd worden.
t Job 39:33. Luk. 17:37. verwijsteksten
33 Van dit spreekwoord, bij de Hebreeën gebruikelijk, zie Job 39:33. Hiermede wordt geleerd dat waar Christus met Zijn lijden en sterven oprechtelijk gepredikt wordt, de gelovigen zich aldaar zullen vergaderen, gelijk ook dezelve in het laatste oordeel tot Christus zullen vergaderd worden, om altijd bij Hem te blijven, Joh. 17:24. 1 Thess. 4:16, 17. Sommigen verstaan dit spreekwoord van de verwoesting van het Joodse volk, hetwelk door het aas zou verstaan worden en de Romeinen door de arenden; gelijk de Chaldeeën bij Hab. 1:8. verwijsteksten
   
29 Εὐθέως δὲ μετὰ τὴν θλίψιν τῶν ἡμερῶν ἐκείνων, ὁ ἥλιος σκοτισθήσεται, καὶ ἡ σελήνη οὐ δώσει τὸ φέγγος αὐτῆς, καὶ οἱ ἀστέρες πεσοῦνται ἀπὸ τοῦ οὐρανοῦ, καὶ αἱ δυνάμεις τῶν οὐρανῶν σαλευθήσονται. 29 En vterstond na 34de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en 35de krachten der hemelen zullen 36bewogen worden.
v Jes. 13:10. Ez. 32:7. Joël 2:31; 3:15. Mark. 13:24. Luk. 21:25. verwijsteksten
34 Namelijk die de tirannen en de antichrist de kerke Gods zullen hebben aangedaan.
35 Dat is, de krachtige of sterke hemelen.
36 Namelijk gelijk de zee op en neder gedreven wordt.
   
30 καὶ τότε φανήσεται τὸ σημεῖον τοῦ Υἱοῦ τοῦ ἀνθρώπου ἐν τῷ οὐρανῷ· καὶ τότε κόψονται πᾶσαι αἱ φυλαὶ τῆς γῆς, καὶ ὄψονται τὸν Υἱὸν τοῦ ἀνθρώπου ἐρχόμενον ἐπὶ τῶν νεφελῶν τοῦ οὐρανοῦ μετὰ δυνάμεως καὶ δόξης πολλῆς. 30 xEn alsdan zal in den hemel verschijnen 37het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde y38wenen en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid.
x Dan. 7:10. Matth. 16:27; 25:31; 26:64. Mark. 13:26; 14:62. Luk. 21:27. Hand. 1:11. 2 Thess. 1:10. Openb. 1:7. verwijsteksten
37 Dat is, de tekenen Zijner heerlijkheid, waarmede Hij in de wolken verschijnen zal. Zie Mark. 13:26. Luk. 21:27. verwijsteksten
y Openb. 1:7. verwijsteksten
38 Of: weeklagen. Gr. van benauwdheid op de borst slaan.
   
31 καὶ ἀποστελεῖ τοὺς ἀγγέλους αὐτοῦ μετὰ σάλπιγγος φωνῆς μεγάλης, καὶ ἐπισυνάξουσι τοὺς ἐκλεκτοὺς αὐτοῦ ἐκ τῶν τεσσάρων ἀνέμων, ἀπ’ ἄκρων οὐρανῶν ἕως ἄκρων αὐτῶν. 31 En Hij zal Zijn engelen uitzenden met zeen bazuin van groot 39geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen 40bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve.
z 1 Kor. 15:52. 1 Thess. 4:16. verwijsteksten
39 Gr. stem. Anders: met een bazuin en groot geluid.
40 Dat is, uit alle vier hoeken of gewesten der wereld bijeenbrengen, die zij uit hun verheerlijkte lichamen en anderszins zullen onderkennen.
  
De uitspruitende vijgenboom
32 Ἀπὸ δὲ τῆς συκῆς μάθετε τὴν παραβολήν· ὅταν ἤδη ὁ κλάδος αὐτῆς γένηται ἁπαλός, καὶ τὰ φύλλα ἐκφύῃ, γινώσκετε ὅτι ἐγγὺς τὸ θέρος· 32 aEn leert van den vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer zijn tak nu 41teer wordt en de bladeren uitspruiten, zo weet gij dat de zomer nabij is.
a Mark. 13:28. Luk. 21:29. verwijsteksten
41 Of: sappig, wanneer het sap of groeisel daarin komt.
   
33 οὕτω καὶ ὑμεῖς, ὅταν ἴδητε πάντα ταῦτα, γινώσκετε ὅτι ἐγγύς ἐστιν ἐπὶ θύραις. 33 Alzo ook gijlieden, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet dat 42het nabij is, voor de deur.
42 Of: Hij, namelijk Christus met Zijn toekomst.
   
34 ἀμὴν λέγω ὑμῖν, οὐ μὴ παρέλθῃ ἡ γενεὰ αὕτη, ἕως ἂν πάντα ταῦτα γένηται. 34 Voorwaar Ik zeg u: 43Dit geslacht zal geenszins 44voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn.
43 Namelijk des Joodsen volks; of: deze eeuw.
44 Of: vergaan.
   
35 ὁ οὐρανὸς καὶ ἡ γῆ παρελεύσονται, οἱ δὲ λόγοι μου οὐ μὴ παρέλθωσι. 35 bDe hemel en de aarde zullen 45voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.
b Ps. 102:27. Jes. 51:6. Mark. 13:31. Hebr. 1:11. verwijsteksten
45 Of: vergaan. Hoe dit geschieden zal, wordt verklaard 2 Petr. 3:10. verwijsteksten
  
Aansporing tot waakzaamheid
36 περὶ δὲ τῆς ἡμέρας ἐκείνης καὶ τῆς ὥρας οὐδεὶς οἶδεν, οὐδὲ οἱ ἄγγελοι τῶν οὐρανῶν, εἰ μὴ ὁ Πατήρ μου μόνος. 36 cDoch van dien dag en ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen.
c Mark. 13:32. Hand. 1:7. verwijsteksten
   
37 ὥσπερ δὲ αἱ ἡμέραι τοῦ Νῶε, οὕτως ἔσται καὶ ἡ παρουσία τοῦ Υἱοῦ τοῦ ἀνθρώπου. 37 dEn gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen.
d Gen. 6:2. Luk. 17:26. 1 Petr. 3:20. 2 Petr. 2:5. verwijsteksten
   
38 ὥσπερ γὰρ ἦσαν ἐν ταῖς ἡμέραις ταῖς πρὸ τοῦ κατακλυσμοῦ τρώγοντες καὶ πίνοντες, γαμοῦντες καὶ ἐκγαμίζοντες, ἄχρι ἧς ἡμέρας εἰσῆλθε Νῶε εἰς τὴν κιβωτόν, 38 Want gelijk zij waren in de dagen voor den zondvloed, 46etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, etot den dag toe in welken Noach in de ark ging;
46 Dat is, zorgelooslijk en vleselijk levende zonder vreze Gods, Judas vs. 12. verwijsteksten
e Gen. 7:7. verwijsteksten
   
39 καὶ οὐκ ἔγνωσαν, ἕως ἦλθεν ὁ κατακλυσμὸς καὶ ἦρεν ἅπαντας, οὕτως ἔσται καὶ ἡ παρουσία τοῦ Υἱοῦ τοῦ ἀνθρώπου. 39 En bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam: alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen.
40 τότε δύο ἔσονται ἐν τῷ ἀγρῷ· ὁ εἷς παραλαμβάνεται, καὶ ὁ εἷς ἀφίεται. 40 fAlsdan zullen er twee op den akker zijn, de een zal 47aangenomen en de 48ander zal 49verlaten worden.
f Luk. 17:34. 1 Thess. 4:17. verwijsteksten
47 . 47 Namelijk van God onder Zijn uitverkorenen.
48 Gr. de een.
49 Namelijk met de verworpenen in de eeuwige verdoemenis.
   
41 δύο ἀλήθουσαι ἐν τῷ μύλωνι· μία παραλαμβάνεται, καὶ μία ἀφίεται. 41 Er zullen twee vrouwen 50malen in den molen, de ene zal 47aangenomen en de andere zal verlaten worden.
50 Of: malen in het molenhuis. Het malen en bakken placht in die landen veel gedaan te worden door de vrouwen of slavinnen, die daartoe kweernen of handmolens gebruikten.
   
42 γρηγορεῖτε οὖν, ὅτι οὐκ οἴδατε ποίᾳ ὥρᾳ ὁ Κύριος ὑμῶν ἔρχεται. 42 gWaakt dan, want gij weet niet in welke ure uw Heere komen zal.
g Matth. 25:13. Mark. 13:33. Luk. 12:40; 21:36. verwijsteksten
   
43 ἐκεῖνο δὲ γινώσκετε, ὅτι εἰ ᾔδει ὁ οἰκοδεσπότης ποίᾳ φυλακῇ ὁ κλέπτης ἔρχεται, ἐγρηγόρησεν ἄν, καὶ οὐκ ἂν εἴασε διορυγῆναι τὴν οἰκίαν αὐτοῦ. 43 hMaar weet dit, dat zo 51de heer des huizes geweten had 52in welke nachtwake de dief komen zou, hij zou gewaakt hebben en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven.
h Luk. 12:39. 1 Thess. 5:2. 2 Petr. 3:10. Openb. 3:3; 16:15. verwijsteksten
51 Of: huisvader.
52 Dat is, in wat deel van den nacht, die in vier nachtwaken gedeeld werd. Zie Matth. 14:25. verwijsteksten
   
44 διὰ τοῦτο καὶ ὑμεῖς γίνεσθε ἕτοιμοι· ὅτι ᾗ ὥρᾳ οὐ δοκεῖτε, ὁ Υἱὸς τοῦ ἀνθρώπου ἔρχεται. 44 Daarom, zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen.
45 τίς ἄρα ἐστὶν ὁ πιστὸς δοῦλος καὶ φρόνιμος, ὃν κατέστησεν ὁ κύριος αὐτοῦ ἐπὶ τῆς θεραπείας αὐτοῦ, τοῦ διδόναι αὐτοῖς τὴν τροφὴν ἐν καιρῷ; 45 iWie is dan de getrouwe en voorzichtige 53dienstknecht, denwelken zijn heer over zijn dienstboden gesteld heeft om hunlieden hun voedsel te geven te rechter tijd?
i Matth. 25:21. Luk. 12:42. verwijsteksten
53 Bij dezen dienstknecht worden voornamelijk vergeleken de apostelen en dienaars des Evangelies, die de geestelijke spijze der zielen uitdelen.
   
46 μακάριος ὁ δοῦλος ἐκεῖνος, ὃν ἐλθὼν ὁ κύριος αὐτοῦ εὑρήσει ποιοῦντα οὕτως. 46 Zalig is die dienstknecht welken zijn heer, komende, zal vinden 54alzo doende.
54 Namelijk gelijk hij hem bevolen heeft.
   
47 ἀμὴν λέγω ὑμῖν, ὅτι ἐπὶ πᾶσι τοῖς ὑπάρχουσιν αὐτοῦ καταστήσει αὐτόν. 47 Voorwaar Ik zeg u, dat hij hem zal zetten 55over al zijn goederen.
55 Of: over al wat hij heeft.
   
48 ἐὰν δὲ εἴπῃ ὁ κακὸς δοῦλος ἐκεῖνος ἐν τῇ καρδίᾳ αὐτοῦ, Χρονίζει ὁ κύριός μου ἐλθεῖν, 48 Maar zo die kwade dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen;
49 καὶ ἄρξηται τύπτειν τοὺς συνδούλους, ἐσθίειν δὲ καὶ πίνειν μετὰ τῶν μεθυόντων, 49 En zou beginnen zijn mededienstknechten te 56slaan en te eten en te drinken met de dronkaards;
56 Dat is, overlast aan te doen.
   
50 ἥξει ὁ κύριος τοῦ δούλου ἐκείνου ἐν ἡμέρᾳ ᾗ οὐ προσδοκᾷ, καὶ ἐν ὥρᾳ ᾗ οὐ γινώσκει, 50 Zo zal de heer van dezen dienstknecht komen ten dage in welken hij hem niet verwacht, en ter ure die hij niet weet;
51 καὶ διχοτομήσει αὐτόν, καὶ τὸ μέρος αὐτοῦ μετὰ τῶν ὑποκριτῶν θήσει· ἐκεῖ ἔσται ὁ κλαυθμὸς καὶ ὁ βρυγμὸς τῶν ὀδόντων. 51 En zal hem 57afscheiden en zijn deel zetten met 58de geveinsden. kDaar zal wening zijn en knersing der tanden.
57 Anders: in tweeën houwen. Sommigen menen dat hier gezien wordt op zulke zware straffen waarvan men leest 1 Sam. 15:33. Dan. 3:29. Doch uit hetgeen volgt, schijnt dat het verstaan wordt van de afscheiding van zijn huisgezin, om daarna gestraft te worden. verwijsteksten
58 Dat is, die wel voor de ogen hunner meesters schijnen zich te kwijten, maar in hun afwezen het tegendeel doen.
k Matth. 8:12; 13:42; 22:13; 25:30. Luk. 13:28. verwijsteksten

Einde Mattheüs 24