Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Mattheüs 19 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Mattheüs 19

1 Christus geneest vele zieken. 3 Beantwoordt de vraag van den scheidbrief. 9 Leert dat de getrouwden niet mogen scheiden dan om hoererij. 11 En dat de gave der onthouding niet allen gegeven wordt. 13 Beveelt dat de kinderen tot Hem komen, en zegent hen. 16 Antwoordt een jongeling op zijn vraag wat hij moet doen om het eeuwige leven te verkrijgen. 23 Hoe zwaarlijk de rijken in het Koninkrijk der hemelen komen. 27 Wat vergelding ontvangen zullen, die het hunne om Christus’ wil verlaten.
  
De heiligheid van het huwelijk
1 Καὶ ἐγένετο ὅτε ἐτέλεσεν ὁ Ἰησοῦς τοὺς λόγους τούτους, μετῆρεν ἀπὸ *τῆς Γαλιλαίας, καὶ ἦλθεν εἰς τὰ ὅρια τῆς Ἰουδαίας πέραν τοῦ Ἰορδάνου.
* τῆς Γαλιλαίας St, B-edd, Sc, M | Γαλιλαίας B-edd, Elz
1 EN ahet geschiedde toen Jezus deze woorden geëindigd had, dat Hij vertrok van Galiléa en kwam 1over de Jordaan in de landpalen van Judéa.
a Mark. 10:1. verwijsteksten
1 Anders: omtrent of nevens de Jordaan, gelijk Matth. 4:15. Want Judea lag op dezelfde zijde van de Jordaan, waar Galilea lag. verwijsteksten
   
2 καὶ ἠκολούθησαν αὐτῷ ὄχλοι πολλοί, καὶ ἐθεράπευσεν αὐτοὺς ἐκεῖ. 2 En vele scharen volgden Hem, en Hij genas hen aldaar.
3 Καὶ προσῆλθον αὐτῷ οἱ Φαρισαῖοι πειράζοντες αὐτόν, καὶ λέγοντες αὐτῷ, Εἰ ἔξεστιν ἀνθρώπῳ ἀπολῦσαι τὴν γυναῖκα αὐτοῦ κατὰ πᾶσαν αἰτίαν; 3 bEn de farizeeën kwamen tot Hem, 2verzoekende Hem en zeggende tot Hem: Is het een mens geoorloofd zijn vrouw te 3verlaten om 4allerlei oorzaak?
b Mark. 10:2. verwijsteksten
2 Namelijk om te zien of zij uit Zijn antwoord iets konden vinden waarmede zij Hem bij het volk verdacht zouden mogen maken.
3 Dat is, van zijn vrouw te scheiden; gelijk Matth. 5:31. verwijsteksten
4 Gr. alle.
   
4 ὁ δὲ ἀποκριθεὶς εἶπεν αὐτοῖς, Οὐκ ἀνέγνωτε ὅτι ὁ ποιήσας ἀπ’ ἀρχῆς ἄρσεν καὶ θῆλυ ἐποίησεν αὐτούς, 4 Doch Hij antwoordende zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen, Die cvan den beginne den mens gemaakt heeft, dat Hij hen gemaakt heeft 5man en vrouw?
c Gen. 1:27. verwijsteksten
5 Of: maar één van het mannelijk en één van het vrouwelijk geslacht.
   
5 καὶ εἶπεν, Ἕνεκεν τούτου καταλείψει ἄνθρωπος τὸν πατέρα καὶ τὴν μητέρα, καὶ προσκολληθήσεται τῇ γυναικὶ αὐτοῦ, καὶ ἔσονται οἱ δύο εἰς σάρκα μίαν; 5 dEn 6gezegd heeft: Daarom zal een mens vader en moeder verlaten en zal zijn vrouw 7aanhangen, en edie twee zullen tot 8één vlees zijn?
d Gen. 2:24. Ef. 5:31. verwijsteksten
6 Dit zijn Adams woorden, Gen. 2:24, maar worden Gode hier toegeschreven, omdat Adam dezelve door Gods ingeven gesproken heeft. Van welker mening zie de aant. op Gen. 2:24. verwijsteksten
7 Of: aankleven. Het Griekse woord is genomen bij gelijkenis van twee verscheidene dingen, die door lijm aan elkander vastgemaakt zijn.
e 1 Kor. 6:16. verwijsteksten
8 Dat is, als één lichaam, of: als één mens, 1 Kor. 6:16. Ef. 5:31. verwijsteksten
   
6 ὥστε οὐκέτι εἰσὶ δύο, ἀλλὰ σὰρξ μία· ὃ οὖν ὁ Θεὸς συνέζευξεν, ἄνθρωπος μὴ χωριζέτω. 6 Alzo dat zij niet meer twee zijn, maar één vlees. fHetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet.
f 1 Kor. 7:10. verwijsteksten
   
7 λέγουσιν αὐτῷ, Τί οὖν Μωσῆς ἐνετείλατο δοῦναι βιβλίον ἀποστασίου, καὶ ἀπολῦσαι αὐτήν; 7 Zij zeiden tot Hem: gWaarom heeft dan Mozes 9geboden een scheidbrief te geven en haar te verlaten?
g Deut. 24:1. Jer. 3:1. verwijsteksten
9 Mozes heeft wel geboden een scheidbrief te geven, tot ontschuldiging van de vrouw die ten onrechte alzo verlaten of gescheiden werd; doch zulk verlaten heeft hij nooit goedgekeurd, maar hetzelve alleen om hun stijfhartigheid overzien, gelijk de overheden somtijds enige dingen moeten toelaten om groter kwaad te voorkomen die zij anders zouden moeten weren; gelijk ook Christus dat woord toelaten in Zijn antwoord gebruikt en de farizeeën zelven, Mark. 10:4. verwijsteksten
   
8 λέγει αὐτοῖς ὅτι Μωσῆς πρὸς τὴν σκληροκαρδίαν ὑμῶν ἐπέτρεψεν ὑμῖν ἀπολῦσαι τὰς γυναῖκας ὑμῶν· ἀπ’ ἀρχῆς δὲ οὐ γέγονεν οὕτω. 8 Hij zeide tot hen: Mozes heeft vanwege de hardigheid uwer harten u toegelaten uw vrouwen te verlaten; maar van den beginne is het alzo niet geweest.
9 λέγω δὲ ὑμῖν ὅτι ὃς ἂν ἀπολύσῃ τὴν γυναῖκα αὐτοῦ, εἰ μὴ ἐπὶ πορνείᾳ, καὶ γαμήσῃ ἄλλην, μοιχᾶται· καὶ ὁ ἀπολελυμένην γαμήσας μοιχᾶται. 9 hMaar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaat, anders dan om hoererij, en een andere trouwt, die doet overspel; en die de verlatene trouwt, doet ook overspel.
h Matth. 5:32. Mark. 10:11. Luk. 16:18. 1 Kor. 7:10. verwijsteksten
   
10 λέγουσιν αὐτῷ οἱ μαθηταὶ αὐτοῦ, Εἰ οὕτως ἐστὶν ἡ αἰτία τοῦ ἀνθρώπου μετὰ τῆς γυναικός, οὐ συμφέρει γαμῆσαι. 10 Zijn discipelen zeiden tot Hem: Indien de 10zaak des mensen met de vrouw alzo staat, zo is het niet oorbaar te trouwen.
10 Namelijk dat de man zo vast aan de vrouw gebonden is.
   
11 ὁ δὲ εἶπεν αὐτοῖς, Οὐ πάντες χωροῦσι τὸν λόγον τοῦτον, ἀλλ’ οἷς δέδοται. 11 Doch Hij zeide tot hen: iAllen 11vatten dit woord niet, maar dien het gegeven is.
i 1 Kor. 7:7, 17. verwijsteksten
11 Dat is, hebben de gave van onthouding niet; maar dien het bijzonderlijk van God gegeven is, 1 Kor. 7:17. verwijsteksten
   
12 εἰσὶ γὰρ εὐνοῦχοι, οἵτινες ἐκ κοιλίας μητρὸς ἐγεννήθησαν οὕτω· καί εἰσιν εὐνοῦχοι, οἵτινες εὐνουχίσθησαν ὑπὸ τῶν ἀνθρώπων· καί εἰσιν εὐνοῦχοι, οἵτινες εὐνούχισαν ἑαυτοὺς διὰ τὴν βασιλείαν τῶν οὐρανῶν. ὁ δυνάμενος χωρεῖν χωρείτω. 12 Want er zijn gesnedenen die 12uit moeders lijf alzo geboren zijn; en er zijn gesnedenen 13die van de mensen gesneden zijn; en er zijn gesnedenen 14die zichzelven gesneden hebben om het Koninkrijk der hemelen. 15Die dit vatten kan, vatte het.
12 Dat is, die van nature onbekwaam zijn tot het huwelijk.
13 Dat is, die van mensen daartoe onbekwaam zijn gemaakt.
14 Dat is, die de gave der onthouding hebbende, vrijwilliglijk ongetrouwd blijven, om God met minder bekommernis te dienen en om het Koninkrijk der hemelen, zo in zichzelven als in anderen, te bevorderen, 1 Kor. 7:32, 33, 34, 35. Anderszins, die deze gave niet heeft, denzelven is het beter te trouwen dan te branden, 1 Kor. 7:9. verwijsteksten
15 Dat is, wie deze gave van onthouding heeft, die gebruike haar, naar dat zijn beroep of gelegenheid toelaat.
  
Jezus zegent de kinderen
13 Τότε προσηνέχθη αὐτῷ παιδία, ἵνα τὰς χεῖρας ἐπιθῇ αὐτοῖς, καὶ προσεύξηται· οἱ δὲ μαθηταὶ ἐπετίμησαν αὐτοῖς. 13 kToen werden kinderkens tot Hem gebracht, opdat Hij de handen hun zou opleggen en bidden; en de discipelen bestraften 16dezelve.
k Mark. 10:13. Luk. 18:15. verwijsteksten
16 Namelijk die hen brachten, Mark. 10:13. verwijsteksten
   
14 ὁ δὲ Ἰησοῦς εἶπεν, Ἄφετε τὰ παιδία, καὶ μὴ κωλύετε αὐτὰ ἐλθεῖν πρός με· τῶν γὰρ τοιούτων ἐστὶν ἡ βασιλεία τῶν οὐρανῶν. 14 Maar Jezus zeide: lLaat af van de kinderkens, en verhindert hen niet tot Mij te komen; want 17derzulken is het Koninkrijk der hemelen.
l Matth. 18:3. 1 Kor. 14:20. 1 Petr. 2:2. verwijsteksten
17 Namelijk den kinderen des verbonds, gelijk de kinderen dezer Joden waren. Anderszins worden de kinderen der ongelovigen onrein genaamd, 1 Kor. 7:14. verwijsteksten
   
15 καὶ ἐπιθεὶς αὐτοῖς τὰς χεῖρας, ἐπορεύθη ἐκεῖθεν. 15 En als Hij hun 18de handen opgelegd had, vertrok Hij vandaar.
18 Deze ceremonie werd gebruikt niet alleen in het inhuldigen in kerkelijke diensten, maar ook in andere bijzondere zegeningen, Gen. 48:14. verwijsteksten
  
De rijke jongeling
16 Καὶ ἰδού, εἷς προσελθὼν εἶπεν αὐτῷ, Διδάσκαλε ἀγαθέ, τί ἀγαθὸν ποιήσω, ἵνα ἔχω ζωὴν αἰώνιον; 16 mEn zie, er kwam een tot Hem en zeide tot Hem: Goede Meester, wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe?
m Mark. 10:17. Luk. 18:18. verwijsteksten
   
17 ὁ δὲ εἶπεν αὐτῷ, Τί με λέγεις ἀγαθόν; οὐδεὶς ἀγαθός, εἰ μὴ εἷς, ὁ Θεός. εἰ δὲ θέλεις εἰσελθεῖν εἰς τὴν ζωήν, τήρησον τὰς ἐντολάς. 17 En Hij zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? 19Niemand is goed dan Eén, namelijk God. Doch wilt gij in het leven ingaan, 20onderhoud de geboden.
19 Namelijk van zichzelven, volkomenlijk en een oorsprong van alle goed; voor hoedanig gij Mij niet houdt.
20 Christus antwoordt hier naar de vraag en mening van dezen jongeling, die door zijn eigen goede werken meende de zaligheid te kunnen verkrijgen. En daarom wijst Hij hem op de wet, om hem daardoor tot erkentenis van zijn onvolmaaktheid, en daarna tot het geloof in Hem te brengen, Gal. 3:22, 24. verwijsteksten
   
18 λέγει αὐτῷ, Ποίας; ὁ δὲ Ἰησοῦς εἶπε, Τὸ οὐ φονεύσεις· οὐ μοιχεύσεις· οὐ κλέψεις· οὐ ψευδομαρτυρήσεις· 18 Hij zeide tot Hem: Welke? En Jezus zeide: Deze: nGij zult niet doden; gij zult geen overspel doen; gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven;
n Ex. 20:12. Deut. 5:17. Rom. 13:9. verwijsteksten
   
19 τίμα τὸν πατέρα σου καὶ τὴν μητέρα· καί, ἀγαπήσεις τὸν πλησίον σου ὡς σεαυτόν. 19 Eer uw vader en moeder; en: oGij zult uw naaste liefhebben als uzelven.
o Lev. 19:17. Matth. 22:39. Mark. 12:31. Gal. 5:14. Jak. 2:8. verwijsteksten
   
20 λέγει αὐτῷ ὁ νεανίσκος, Πάντα ταῦτα ἐφυλαξάμην ἐκ νεότητός μου· τί ἔτι ὑστερῶ; 20 De jongeling zeide tot Hem: Al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af; 21wat ontbreekt mij nog?
21 Gr. waarin kom ik nog tekort?
   
21 ἔφη αὐτῷ ὁ Ἰησοῦς, Εἰ θέλεις τέλειος εἶναι, ὕπαγε, πώλησόν σου τὰ ὑπάρχοντα καὶ δὸς πτωχοῖς, καὶ ἕξεις θησαυρὸν ἐν οὐρανῷ· καὶ δεῦρο, ἀκολούθει μοι. 21 Jezus zeide tot hem: 22Zo gij wilt volmaakt zijn, pga heen, verkoop wat gij hebt qen geef het den armen, en gij zult een schat hebben in den hemel; en kom herwaarts, volg Mij.
22 Dit zegt Christus om dezen jongeling, die meende dat hij alle geboden Gods onderhouden had, overmits hij uiterlijk naar dezelve had geleefd, te overtuigen dat hem nog veel ontbrak, zelfs ook aangaande de onderhouding van de geboden der tweede tafel, dewijl hij liever had zijn goederen te behouden, dan op Christus’ bevel dezelve den armen te geven en Hem te volgen; hetwelk ook blijkt uit het drie en twintigste vers. Want wie dezelve zou onderhouden hebben, zou niet zwaarlijk, maar zekerlijk in het Koninkrijk der hemelen komen, Rom. 10:5. verwijsteksten
p Luk. 12:33; 16:9. verwijsteksten
q Matth. 6:19. 1 Tim. 6:19. verwijsteksten
   
22 ἀκούσας δὲ ὁ νεανίσκος τὸν λόγον ἀπῆλθε λυπούμενος· ἦν γὰρ ἔχων κτήματα πολλά. 22 Als nu de jongeling dit woord hoorde, ging hij bedroefd weg; want hij had vele 23goederen.
23 Gr. bezittingen.
   
23 Ὁ δὲ Ἰησοῦς εἶπε τοῖς μαθηταῖς αὐτοῦ, Ἀμὴν λέγω ὑμῖν ὅτι δυσκόλως πλούσιος εἰσελεύσεται εἰς τὴν βασιλείαν τῶν οὐρανῶν. 23 En Jezus zeide tot Zijn discipelen: Voorwaar Ik zeg u, rdat 24een rijke zwaarlijk in het Koninkrijk der hemelen zal ingaan.
r Spr. 11:28. Mark. 10:23. Luk. 18:24. verwijsteksten
24 Namelijk die zijn hart en vertrouwen op de rijkdommen stelt, gelijk verklaard wordt Mark. 10:24. verwijsteksten
   
24 πάλιν δὲ λέγω ὑμῖν, εὐκοπώτερόν ἐστι κάμηλον διὰ τρυπήματος ῥαφίδος διελθεῖν, ἢ πλούσιον εἰς τὴν βασιλείαν τοῦ Θεοῦ εἰσελθεῖν. 24 En wederom zeg Ik u: 25Het is lichter dat een 26kemel gaat door het oog van een naald, dan dat een rijke ingaat in het Koninkrijk Gods.
25 Dit was een spreekwoord onder de Joden, waarmede zij te kennen gaven de onmogelijkheid van enige zaken.
26 Of, gelijk sommigen menen, een kabel.
   
25 ἀκούσαντες δὲ οἱ μαθηταὶ αὐτοῦ ἐξεπλήσσοντο σφόδρα, λέγοντες, Τίς ἄρα δύναται σωθῆναι; 25 Zijn discipelen nu dit horende, werden zeer verslagen, zeggende: Wie kan dan zalig worden?
26 ἐμβλέψας δὲ ὁ Ἰησοῦς εἶπεν αὐτοῖς, Παρὰ ἀνθρώποις τοῦτο ἀδύνατόν ἐστι, παρὰ δὲ Θεῷ πάντα δυνατά ἐστι. 26 En Jezus hen aanziende, zeide tot hen: Bij de mensen is dat onmogelijk, smaar 27bij God zijn alle dingen mogelijk.
s Job 42:2. Jer. 32:17. Zach. 8:6. Luk. 1:37; 18:27. verwijsteksten
27 Overmits God ook des rijken hart van het vertrouwen op de rijkdommen kan aftrekken, en met het geloof in Christus en met een nederig hart begiftigen.
   
27 τότε ἀποκριθεὶς ὁ Πέτρος εἶπεν αὐτῷ, Ἰδού, ἡμεῖς ἀφήκαμεν πάντα καὶ ἠκολουθήσαμέν σοι· τί ἄρα ἔσται ἡμῖν; 27 tToen antwoordde Petrus en zeide tot Hem: Zie, wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd; 28wat zal ons dan geworden?
t Matth. 4:20. Mark. 10:28. Luk. 5:11; 18:28. verwijsteksten
28 Dat is, wat zullen wij daarvoor verkrijgen?
   
28 ὁ δὲ Ἰησοῦς εἶπεν αὐτοῖς, Ἀμὴν λέγω ὑμῖν ὅτι ὑμεῖς οἱ ἀκολουθήσαντές μοι, ἐν τῇ παλιγγενεσίᾳ ὅταν καθίσῃ ὁ Υἱὸς τοῦ ἀνθρώπου ἐπὶ θρόνου δόξης αὐτοῦ, καθίσεσθε καὶ ὑμεῖς ἐπὶ δώδεκα θρόνους, κρίνοντες τὰς δώδεκα φυλὰς τοῦ Ἰσραήλ. 28 En Jezus zeide tot hen: Voorwaar Ik zeg u, dat gij, die Mij gevolgd zijt, in de 29wedergeboorte wanneer de Zoon des mensen zal gezeten zijn op den 30troon Zijner heerlijkheid, vdat gij ook zult zitten op twaalf tronen, 31oordelende de twaalf geslachten Israëls.
29 Dat is, in de wederoprichting van alle dingen, wanneer de gelovigen naar lichaam en ziel volkomenlijk zullen vernieuwd worden, Hand. 3:21. 1 Kor. 15:42, 43. Anderen voegen de woorden in de wedergeboorte bij de voorgaande. verwijsteksten
30 Namelijk om te oordelen de levenden en de doden.
v Luk. 22:30. verwijsteksten
31 Namelijk omdat de apostelen hen zullen veroordelen, niet alleen met hun voorbeeld, dat zij in Christus hebben geloofd, daar de andere Israëlieten zijn ongelovig gebleven, gelijk van de Ninevieten gezegd wordt, Matth. 12:41, maar ook met hun toestemming, gelijk van alle gelovigen ook gezegd wordt, 1 Kor. 6:2, 3; hoewel de apostelen hierin boven anderen zullen uitsteken, Luk. 22:30. Openb. 21:14. verwijsteksten
   
29 καὶ πᾶς ὃς ἀφῆκεν οἰκίας, ἢ ἀδελφούς, ἢ ἀδελφάς, ἢ πατέρα, ἢ μητέρα, ἢ γυναῖκα, ἢ τέκνα, ἢ ἀγρούς, ἕνεκεν τοῦ ὀνόματός μου, ἑκατονταπλασίονα λήψεται, καὶ ζωὴν αἰώνιον κληρονομήσει. 29 xEn zo wie zal verlaten hebben huizen of broeders of zusters of vader of moeder of vrouw of kinderen of akkers om Mijns Naams wil, ydie zal 32honderdvoud ontvangen en het eeuwige leven beërven.
x Deut. 33:9. verwijsteksten
y Job 42:12. verwijsteksten
32 Dat is, veelvoudig. Zie Luk. 18:30. verwijsteksten
   
30 πολλοὶ δὲ ἔσονται πρῶτοι ἔσχατοι, καὶ ἔσχατοι πρῶτοι. 30 zMaar vele eersten zullen de laatsten zijn, en vele laatsten de eersten.
z Mark. 10:31. Luk. 13:30. verwijsteksten

Einde Mattheüs 19