Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 TOEN nam Samuël een oliekruik en goot ze uit op zijn hoofd en kuste hem, en zeide: Is het niet alzo, dat de HEERE u atot een voorganger over Zijn erfdeel gezalfd heeft? a Hand. 13:21. |
a Hand. 13:21 En van toen aan begeerden zij een koning; en God gaf hun Saul, den zoon van Kis, een man uit den stam van Benjamin, veertig jaren. |
2 Als gij heden van mij gaat, zo zult gij twee mannen vinden bij het graf van Rachel, aan de landpale van Benjamin te Zelzah; die zullen tot u zeggen: De ezelinnen zijn gevonden, die gij zijt gaan zoeken, en zie, uw vader heeft de zaken der ezelinnen verlaten en hij is bekommerd voor ulieden, zeggende: Wat zal ik om mijn zoon doen? |
3 Als gij u vandaar en verder aan begeeft en zult komen tot aan Elon-Thabor, daar zullen u drie mannen vinden, opgaande tot God naar Bethel; één, dragende drie bokjes, en één, dragende drie bollen brood, en één, dragende een fles wijn. |
4 En bzij zullen u naar uw welstand vragen, en zij zullen u twee broden geven; die zult gij van hun hand nemen. b Richt. 18:15. |
b Richt. 18:15 Toen weken zij daarheen en kwamen aan het huis van den jongeling, den Leviet, ten huize van Micha; en zij vraagden hem naar vrede. |
5 Daarna zult gij komen op den heuvel Gods, waar der Filistijnen bezettingen zijn; en het zal geschieden als gij aldaar in de stad komt, zo zult gij ontmoeten een hoop profeten, cvan de hoogte afkomende, en voor hun aangezichten luiten en trommels en
pijpen en
harpen, en zij zullen dprofeteren. c 1 Kron. 16:39. d Num. 11:25. |
c 1 Kron. 16:39 En den priester Zadok en zijn broederen, de priesters, voor den tabernakel des HEEREN op de hoogte welke te Gíbeon is; d Num. 11:25 Toen kwam de HEERE af in de wolk en sprak tot hem, en afzonderende van den Geest, Die op hem was, legde Hem op de zeventig mannen, die oudsten; en het geschiedde als de Geest op hen rustte, dat zij profeteerden, maar daarna niet meer. |
6 En de Geest des HEEREN zal vaardig worden over u en gij zult met hen profeteren, en gij zult in een anderen man veranderd worden. |
7 En het zal geschieden als u deze tekenen zullen komen, doe gij wat uw hand vinden zal, want God zal met u zijn. |
8 Gij nu zult voor mijn aangezicht afgaan naar Gilgal, en zie, ik zal tot u afkomen om brandoffers te offeren, om te offeren offeranden der dankzegging; zeven dagen zult gij daar beiden, totdat eik tot u kom en u bekendmaak wat gij doen zult. e 1 Sam. 13:8. |
e 1 Sam. 13:8 En hij vertoefde zeven dagen, tot den tijd dien Samuël bestemd had. Als Samuël te Gilgal niet opkwam, zo verstrooide het volk van hem. |
9 Het geschiedde nu, toen hij zijn schouder keerde om van Samuël te gaan, veranderde hem God het hart in een ander; en al die tekenen kwamen ten zelven dage. |
10 Toen zij daar faan den heuvel kwamen, zie, zo kwam hem een hoop profeten tegemoet; en de Geest des HEEREN werd vaardig over hem en hij profeteerde in het midden van hen. f 1 Sam. 19:18. |
f 1 Sam. 19:18 Alzo vluchtte David en ontkwam, en hij kwam tot Samuël te Rama en hij gaf hem te kennen al wat Saul hem gedaan had; en hij en Samuël gingen heen en zij bleven te Najoth. |
11 En het geschiedde als een iegelijk die hem van tevoren gekend had, zag dat hij, zie, profeteerde met de profeten, zo zeide het volk, eenieder tot zijn metgezel: Wat is dit, dat den zoon van Kis geschied is? Is Saul ook onder de profeten? |
12 Toen antwoordde een man vandaar en zeide: Wie gis toch hun Vader? Daarom is het tot een spreekwoord geworden: Is Saul hook onder de profeten? g Gal. 1:24. h 1 Sam. 19:24. |
g Gal. 1:24 En zij verheerlijkten God in mij. h 1 Sam. 19:24 En hij toog zelf ook zijn klederen uit en hij profeteerde zelf ook voor het aangezicht van Samuël; en hij viel bloot neder dienzelven gansen dag en den gansen nacht. Daarom zegt men: Is Saul ook onder de profeten? |
13 Toen hij nu voleind had te profeteren, zo kwam hij op de hoogte. |
14 En Sauls oom zeide tot hem en tot zijn jongen: Waar zijt gijlieden heen gegaan? Hij nu zeide: Om de ezelinnen te zoeken; toen wij zagen dat zij er niet waren, zo kwamen wij tot Samuël. |
15 Toen zeide Sauls oom: Geef mij toch te kennen, wat heeft Samuël ulieden gezegd? |
16 Saul nu zeide tot zijn oom: Hij heeft ons voorzeker te kennen gegeven, dat de ezelinnen gevonden waren. Maar de zaak des koninkrijks, waarvan Samuël gezegd had, gaf hij hem niet te kennen. |
Saul tot koning uitgeroepen |
17 Doch Samuël riep het volk tezamen tot den HEERE te Mizpa. |
18 En hij zeide tot de kinderen Israëls: Alzo heeft de HEERE, de God Israëls, gesproken: Ik heb Israël uit Egypte opgebracht, en Ik heb ulieden van de hand der Egyptenaars gered en van de hand van alle koninkrijken die u onderdrukten. |
19 iMaar gijlieden hebt heden uw God verworpen, Die u uit al uw ellenden en uw noden verlost heeft, en hebt tot Hem gezegd: Zet een koning over ons. kNu dan, stelt u voor het aangezicht des HEEREN naar uw stammen en naar uw duizenden. i 1 Sam. 8:7. k 1 Sam. 8:19; 12:12. |
i 1 Sam. 8:7 Doch de HEERE zeide tot Samuël: Hoor naar de stem des volks in alles wat zij tot u zeggen zullen; want zij hebben u niet verworpen, maar zij hebben Mij verworpen, dat Ik geen Koning over hen zal zijn. k 1 Sam. 8:19 Doch het volk weigerde Samuëls stem te horen, en zij zeiden: Neen, maar er zal een koning over ons zijn. 1 Sam. 12:12 Als gij nu zaagt dat Nahas, de koning der kinderen Ammons, tegen u kwam, zo zeidet gij mij: Neen, maar een koning zal over ons regeren; zo toch de HEERE uw God uw Koning was. |
20 Toen nu Samuël al de stammen Israëls had doen naderen, lzo is de stam van Benjamin geraakt. l Joz. 7:14. |
l Joz. 7:14 Gij zult dan in den morgenstond aankomen naar uw stammen; en het zal geschieden, de stam welken de HEERE geraakt zal hebben, die zal aankomen naar de geslachten, en welk geslacht de HEERE geraakt zal hebben, dat zal aankomen bij huisgezinnen, en welk huisgezin de HEERE geraakt zal hebben, dat zal aankomen man voor man. |
21 Toen hij den stam van Benjamin deed aankomen naar zijn geslachten, zo werd het geslacht van Matri geraakt; en Saul, de zoon van Kis, werd geraakt. En zij zochten hem, maar hij werd niet gevonden. |
22 Toen vraagden zij verder den HEERE of die man nog derwaarts komen zou. De HEERE dan zeide: Zie, hij heeft zich tussen de vaten verstoken. |
23 Zij nu liepen en namen hem vandaar, en hij stelde zich in het midden des volks; en mhij was hoger dan al het volk, van zijn schouder en opwaarts. m 1 Sam. 9:2. |
m 1 Sam. 9:2 Die had een zoon wiens naam was Saul, een jongeling en schoon, ja, er was geen schoner man dan hij onder de kinderen Israëls; van zijn schouders en opwaarts was hij hoger dan al het volk. |
24 Toen zeide Samuël tot het ganse volk: Ziet gij wien de HEERE verkoren heeft? Want gelijk hij is er niemand onder het ganse volk. Toen juichte het ganse volk, en zij zeiden: De koning leve! |
25 Samuël nu sprak tot het volk het recht des koninkrijks en schreef het in een boek en legde het voor het aangezicht des HEEREN. Toen liet Samuël het ganse volk gaan, elk naar zijn huis. |
26 En Saul ging ook naar zijn huis te Gíbea, en nvan het heir gingen met hem, welker hart God geroerd had. n 1 Sam. 13:2. |
n 1 Sam. 13:2 Toen verkoos zich Saul drieduizend mannen uit Israël; en er waren er bij Saul tweeduizend te Michmas en op het gebergte van Bethel, en duizend waren er bij Jónathan te Gíbea Benjamins; en het overige des volks liet hij gaan, een iegelijk naar zijn tent. |
27 Doch de kinderen Belials zeiden: Wat zou ons deze verlossen? oEn zij verachtten hem en brachten hem pgeen geschenk. Doch hij was als doof. o 1 Sam. 11:12. p 2 Kron. 17:5. |
o 1 Sam. 11:12 Toen zeide het volk tot Samuël: Wie is hij die zeide: Zou Saul over ons regeren? Geeft hier die mannen, dat wij hen doden. p 2 Kron. 17:5 En de HEERE bevestigde het koninkrijk in zijn hand, en gans Juda gaf Jósafat geschenken; en hij had rijkdom en eer in menigte. |