Statenvertaling.nl

sample header image

Inleiding Nieuwe Testament – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Inleiding Nieuwe Testament
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Inhoud des Nieuwen Testaments

HET woord testament is een Latijns woord, waarmede overgezet wordt het Griekse woord diathèkè, hetwelk de Griekse overzetters gebruiken om uit te drukken het Hebreeuwse woord berith, dat is, verbond. Daardoor wordt eigenlijk verstaan het verbond zelf, dat God met de mensen heeft gemaakt om hun onder zekere conditiën te geven het eeuwige leven; welk verbond tweeërlei is, het oude en het nieuwe. Het oude is hetwelk God gemaakt heeft met den eersten mens voor den val, waarin het eeuwige leven beloofd wordt onder conditie van een gans volkomen gehoorzaamheid en onderhouding der wet; en wordt daarom genaamd het verbond der wet, hetwelk God den Israëlieten wederom voorgehouden heeft, opdat zij daaruit zouden leren verstaan (dewijl deze conditie door alle mensen overtreden is, en nu van geen mens volbracht kan worden), dat zij hun zaligheid moeten zoeken in een ander verbond, hetwelk het nieuwe genaamd wordt en daarin bestaat, dat God Zijn Zoon tot een Middelaar verordineerd heeft, en het eeuwige leven belooft onder conditie dat wij in Hem geloven; en wordt genaamd het verbond der genade.
En dit wordt ook, ten aanzien van de verscheiden bediening van hetzelve aan de mensen, oud en nieuw genaamd. Het oude is de bediening van dit verbond vóór de komst van den Middelaar, Die aan Abraham en zijn nakomelingen, uit zijn zaad, beloofd is, en door menigerlei ceremoniën, van Mozes beschreven, afgebeeld. Het nieuwe is de bediening deszelven verbonds nadat de Zone Gods, de Middelaar van dit verbond, in het vlees gekomen is, en de verzoening der mensen met God heeft teweeggebracht. Deze twee verbonden zijn wel enerlei wat aangaat hun wezen, overmits in beide de vergeving der zonden, de zaligheid en het eeuwige leven beloofd wordt onder conditie van in den Middelaar te geloven; maar worden onderscheiden ten aanzien van de bediening van beide, die in het nieuwe veel klaarder is, zonder voorbeelden, en zich uitstrekt tot alle volken. Het oude kan bekwamelijk genaamd worden het testament der beloftenis, en het nieuwe het testament der vervulling.
Bovendien zo worden ook gemeenlijk door het Oude en Nieuwe Testament verstaan de boeken in welke de oprichting en bediening van het verbond beschreven worden; in welke betekenis de woorden het Nieuwe Testament in den titel alhier genomen worden; en wordt gesteld tegen de boeken der heilige profeten, in welke de Middelaar van dit verbond beloofd wordt, en beschreven uit wat geslacht en wanneer Hij Mens zou worden, wat Hij zou doen en lijden, om de mensen met God te verzoenen, en hun de eeuwige zaligheid te verkrijgen en toe te brengen.
Gelijk dan in de Schriften des Ouden Testaments tevoren gezegd en afgebeeld is, dat de Messias of Middelaar, Die de mensen met God zou verzoenen, de eniggeboren Zone Gods zou zijn, eeuwig en waarachtig God met den Vader en den Heiligen Geest, Ps. 45:8; 110:1. Jes. 9:5. Jer. 23:6; 33:16. Micha 5:1. Mal. 3:1. En dat Hij in de volheid des tijds de ware menselijke natuur zou aannemen van een vrouw en maagd, Gen. 3:15. Jes. 7:14, uit het geslacht van Abraham, Izak, Jakob, Juda en David, Gen. 21:12; 22:18; 49:9, 10. 2 Sam. 7:12. Jes. 11:1. Jer. 23:5. Dat Hij geboren zou worden in de stad Bethlehem, Micha 5:1, ten tijde als de scepter van Juda zou weggenomen worden, Gen. 49:10. Jes. 11:1. Dan. 9:24. Dat Hij geboren zijnde, vluchten zou naar Egypte, Hos. 11:1, opgevoed worden te Nazareth, Jes. 11:1, en dat Hij Elia zou hebben tot een voorloper, die in de woestijn zou prediken en Hem den weg bereiden, Jes. 40:3. Mal. 3:1; 4:5. Dat Hij het Evangelie zou beginnen te prediken in Galilea, Jes. 9:1, 2. Dat Hij Zijn leer met vele wondertekenen zou bevestigen, Jes. 35:5. Dat Hij te Jeruzalem Zijn ingang zou doen, rijdende op een ezelin, Ps. 118:26. Zach. 9:9. Dat Hij van een van Zijn discipelen zou verraden worden, Ps. 41:10; 55:14. Dat Hij om dertig zilveren penningen zou verkocht worden, Zach. 11:12. Dat Hij gegeseld, bespot en bespogen zou worden, Jes. 50:6. Dat Hij als een misdadige zou behandeld worden, Jes. 53:12. Dat Hij om onzer zonden wil lijden zou, Jes. 53:3, 4. Dat Hij in Zijn ziel de uiterste benauwdheden zou lijden, Ps. 22:2. Jes. 53:11. Dat Hij zou gekruisigd worden, Deut. 21:23. Ps. 22:17. Dat Hij zou aan het kruis bespot worden, en met edik en gal gedrenkt, Ps. 22:8; 69:22. Dat men over Zijn klederen het lot zou werpen, Ps. 22:19. Dat Zijn beenderen niet zouden gebroken worden, Ex. 12:46. Ps. 34:21. Dat Hij een geweldigen dood zou sterven, Jes. 53:8. Dan. 9:26. Dat Hij begraven zou worden van een rijke, Jes. 53:9. Dat Hij in het graf geen verrotting zou zien, Ps. 16:10, maar ten derden dage opstaan van de doden, Jes. 53:10. Jona 1:17. Dat Hij zou opvaren ten hemel en aldaar zitten ter rechterhand Gods, Ps. 68:19; 110:1. En dat Hij vandaar zou zenden Zijn Heiligen Geest, Joël 2:28. Alzo wordt in de Schriften des Nieuwen Testaments van de heilige evangelisten en apostelen beschreven, dat dit alles vervuld is in onzen Heere en Zaligmaker JEZUS CHRISTUS.
De inhoud dan van de boeken des Nieuwen Testaments is, dat in dezelve voornamelijk beschreven wordt de Persoon en het ambt van onzen Zaligmaker JEZUS CHRISTUS. Van Zijn Persoon, dat Hij is waarachtig God, en een waarachtig en rechtvaardig Mens, in enigheid des Persoons. Van Zijn Goddelijke natuur wordt alom betuigd, als Hem toegeschreven worden de Namen van God, als daar is JEHOVAH, eniggeboren Zone Gods, Vorst des levens, Heere over al, Rechter der levenden en der doden, Koning der koningen en Heere der heren. Desgelijks de Goddelijke eigenschappen, als daar zijn oneindigheid, eeuwigheid, alwetendheid en almachtigheid. Goddelijke werken, als daar zijn de schepping en onderhouding van alle creaturen, de verkiezing ten eeuwigen leven, instelling van den kerkendienst en van de sacramenten, geving van den Heiligen Geest, wedergeboorte, verlossing uit de macht des duivels, opwekking uit de doden, het oordeel der gehele wereld, en zitten ter rechterhand Gods, waartoe ook dient de beschrijving van de menigvuldige wonderen, die Hij door Zijn eigen kracht gedaan heeft. En eindelijk ook de Goddelijke eer en dienst, namelijk dat wij in Hem moeten geloven, Hem aanbidden en in Zijn Naam gedoopt worden. Zijn menselijke natuur wordt beschreven, als verklaard wordt, dat Hij ontvangen is van den Heiligen Geest, uit het geslacht van David, dat Hij is geboren van de maagd Maria, dat Hij een menselijke ziel heeft en een waar menselijk lichaam, met alle natuurlijke eigenschappen van beide; namelijk dat Hij heeft gehongerd en gedorst, gegeten, geslapen, dat Hij vermoeid is geweest, geweend heeft, ontroerd is geweest, pijn heeft gevoeld, vertoornd en bedroefd is geweest.
Zijn ambt, waartoe Hij van den Vader in de wereld gezonden is, wordt, volgens Zijn toenaam CHRISTUS, dat is, Gezalfde, drieërlei beschreven, namelijk Zijn Profetisch, Priesterlijk en Koninklijk ambt. Zijn Profetisch ambt heeft Hij bediend, zo door Zichzelven, als door Zijn discipelen, voornamelijk twaalf, die Hij tot apostelen heeft verkoren. Zelf heeft Hij het Evangelie gepredikt, lerende dat Hij de beloofde Messias en Zaligmaker was, en dat degenen die de zaligheid zullen verkrijgen, in Hem moeten geloven en zich tot God bekeren. Tot welk einde Hij ook de wet heeft verklaard, en van de valse uitleggingen der schriftgeleerden en farizeeën gezuiverd. Zijn apostelen heeft Hij na Zijn hemelvaart gezonden in de ganse wereld, die allen volken het Evangelie en de bekering tot God hebben gepredikt, zo met mond en levende stem, als door hun schriften en zendbrieven, die een groot deel zijn van de Schriften des Nieuwen Testaments. Zijn Priesterlijk ambt heeft Hij bediend wanneer Hij hier op de aarde voor ons aan lichaam en aan ziel de straf geleden heeft die wij door onze zonden verdiend hadden, en aan het hout des kruises geslacht en gedood zijnde tot een offerande der verzoening Zichzelven Gode Zijn Vader voor ons heeft opgeofferd; en dat Hij nu in het heilige der heiligen, dat is, in den hemel, ingegaan is, en ter rechterhand des Vaders gezeten zijnde, aldaar voor ons bidt. Zijn Koninklijk ambt heeft Hij bediend, eensdeels hier op aarde, als Hij ons van het geweld onzer vijanden door Zijn dood heeft verlost, en tegen hetzelve beschut en behoudt, en als Hij een proeve van hetzelve heeft gegeven, door het uitwerpen der onreine geesten, door het drijven van de kopers en verkopers uit den tempel, en door Zijn Koninklijken ingang binnen Jeruzalem. Eensdeels bedient Hij het nu daarboven in den hemel, Zijn gemeente met Zijn Woord en Geest regerende, en tegen het geweld harer vijanden beschermende; en Zijn en haar vijanden straffende, en tot een voetbank Zijner voeten werpende. En Hij zal hetzelve ten volle uitvoeren, als Hij ten oordeel komende, Zijn gemeente volkomenlijk zal verheerlijken, en Zijn vijanden en alle goddelozen in den eeuwigen dood zal verstoten. Dit is de samenvatting van hetgeen in de Schriften des Nieuwen Testaments beschreven wordt en begrepen is.
Deze Schriften des Nieuwen Testaments worden bekwamelijk afgedeeld in tweeërlei boeken. Want in sommige derzelve worden beschreven enige geschiedenissen of historiën, en in sommige worden verhandeld enige leerstukken der christelijke religie. Hoewel in de historische ook hier en daar enige leerstukken worden verklaard, en in de andere ook enige historiën worden verhaald, zo worden zij nochtans zo onderscheiden, ten aanzien van het voornaamste dat in dezelve verhandeld wordt.
De historische boeken des Nieuwen Testaments handelen óf van zaken die geschied zijn, óf van zaken die nog geschieden zouden. De zaken die geschied zijn, worden tweeërlei beschreven; namelijk die geschied zijn, óf van den Heere JEZUS CHRISTUS Zelven, beschreven in de vier Evangeliën van de vier evangelisten, Mattheüs, Markus, Lukas, Johannes; óf die geschied zijn van de heilige apostelen, beschreven van Lukas in de Handelingen der Apostelen. De zaken die nog geschieden zouden, worden beschreven van Johannes in zijn Openbaring, in welke tevoren gezegd en beschreven wordt de staat der gemeente van CHRISTUS na Zijn hemelvaart, tot de voleinding der wereld. De boeken die leerstukken verhandelen, zijn de zendbrieven der heilige apostelen, zo van den apostel Paulus, als van enige anderen. De apostel Paulus heeft bij verscheidene gelegenheden geschreven veertien zendbrieven, sommige aan enige bijzondere gemeenten, namelijk aan de Romeinen, aan de Korinthiërs twee, aan de Galaten, aan de Efeziërs, aan de Filippenzen, aan de Kolossenzen, aan de Thessalonicenzen twee. Sommige aan particuliere personen, alzo nochtans dat de inhoud de ganse gemeente aangaat, aan Timotheüs twee, aan Titus, en aan Filemon. Waarbij komt de zendbrief aan de Hebreeën, van welke door sommigen getwijfeld wordt, doch zonder reden, of dezelve van den apostel Paulus geschreven is. Enige andere apostelen hebben ook aan de gemeenten enige zendbrieven geschreven, als Jakobus, Petrus twee, Johannes drie, en Judas. Dit zijn de Schriften des Nieuwen Testaments, die alle te dien einde zijn geschreven, opdat, gelijk de evangelist Johannes verklaart, Joh. 20:31, wij zouden geloven dat JEZUS is de CHRISTUS, de Zone Gods, en dat wij gelovende het leven zouden hebben in Zijn Naam.

Einde inleiding Nieuwe Testament