Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De vijfde bazuin. Sprinkhanen uit den afgrond |
1 EN de vijfde engel heeft gebazuind, en ik zag een ster, gevallen uit den hemel op de aarde, en haar werd gegeven de sleutel van aden put des afgronds. a Luk. 8:31. Openb. 17:8.  |
a Luk. 8:31 En zij baden Hem dat Hij hun niet gebieden zou in den afgrond heen te varen. Openb. 17:8 Het beest dat gij gezien hebt, was en is niet; en het zal opkomen uit den afgrond, en ten verderve gaan; en die op de aarde wonen, zullen verwonderd zijn (welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens van de grondlegging der wereld), ziende het beest dat was en niet is, hoewel het is. |
2 En zij heeft den put des afgronds geopend; en er is rook opgegaan uit den put, als rook eens groten ovens; en de zon en de lucht is verduisterd geworden van den rook des puts. |
3 En uit den rook kwamen sprinkhanen op de aarde, en hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen der aarde macht hebben. |
4 En hun werd gezegd dat zij het gras der aarde niet zouden bbeschadigen, noch enige groente, noch enigen boom, dan de mensen alleen die chet zegel Gods aan hun voorhoofden niet hebben. b Openb. 6:6. c Ez. 9:4. Openb. 7:3.  |
b Openb. 6:6 En ik hoorde een stem in het midden van de vier dieren, die zeide: Een maatje tarwe voor een penning, en drie maatjes gerst voor een penning; en beschadig de olie en den wijn niet. c Ez. 9:4 En de HEERE zeide tot Hem: Ga door, door het midden der stad, door het midden van Jeruzalem, en teken een teken op de voorhoofden der lieden die zuchten en uitroepen over al die gruwelen die in het midden derzelve gedaan worden. Openb. 7:3 Zeggende: Beschadigt de aarde niet, noch de zee, noch de bomen, totdat wij de dienstknechten onzes Gods zullen verzegeld hebben aan hun voorhoofden. |
5 En hun werd macht gegeven, niet dat zij hen zouden doden, maar dat zij zouden van hen
gepijnigd worden vijf maanden; en hun pijniging was als de pijniging van een schorpioen, wanneer hij een mens gestoken heeft. |
6 dEn in die dagen zullen de mensen den dood zoeken, en zullen dien niet vinden; en zij zullen begeren te sterven, en de dood zal van hen vlieden. d Jes. 2:19. Jer. 8:3. Hos. 10:8. Luk. 23:30. Openb. 6:16.  |
d Jes. 2:19 Dan zullen zij in de spelonken der rotsstenen gaan, en in de holen der aarde, vanwege den schrik des HEEREN en vanwege de heerlijkheid Zijner majesteit, wanneer Hij Zich opmaken zal om de aarde te verschrikken. Jer. 8:3 En de dood zal voor het leven verkoren worden bij het ganse overblijfsel der overgeblevenen uit dit boze geslacht, in al de plaatsen der overgeblevenen waar Ik hen heen gedreven zal hebben, spreekt de HEERE der heirscharen. Hos. 10:8 En de hoogten van Aven, Israëls zonde, zullen verdelgd worden; doornen en distelen zullen op hunlieder altaren opkomen; en zij zullen zeggen tot de bergen: Bedekt ons; en tot de heuvelen: Valt op ons. Luk. 23:30 Alsdan zullen zij beginnen te zeggen tot de bergen: Valt op ons; en tot de heuvelen: Bedekt ons. Openb. 6:16 En zeiden tot de bergen en tot de steenrotsen: Valt op ons, en verbergt ons van het aangezicht Desgenen Die op den troon zit, en van den toorn des Lams; |
7 eEn de gedaanten der sprinkhanen waren den paarden gelijk, die tot den oorlog bereid zijn; en op hun hoofden waren als kronen, het goud gelijk, en hun aangezichten als aangezichten van mensen. e Ex. 10:4.  |
e Ex. 10:4 Want indien gij weigert Mijn volk te laten trekken, zie, zo zal Ik morgen sprinkhanen in uw landpale brengen. |
8 En zij hadden haar als haar der vrouwen, en hun tanden waren als tanden der leeuwen. |
9 En zij hadden borstwapenen als ijzeren borstwapenen; en het gedruis hunner vleugelen was als een gedruis der wagens, wanneer vele paarden naar den strijd lopen. |
10 En zij hadden staarten den schorpioenen gelijk, en er waren angels in hun staarten; en hun macht was de mensen te beschadigen vijf maanden. |
11 En zij hadden over zich tot een koning fden engel des afgronds; zijn naam was in het Hebreeuws Abáddon, en in de Griekse taal had hij den naam Apóllyon. f vers 1.  |
f vers 1 EN de vijfde engel heeft gebazuind, en ik zag een ster, gevallen uit den hemel op de aarde, en haar werd gegeven de sleutel van den put des afgronds. |
12 gHet ene wee is weggegaan; zie, er komen nog twee weeën na dezen. g Openb. 8:13.  |
g Openb. 8:13 En ik zag, en ik hoorde een engel vliegen in het midden des hemels, zeggende met grote stem: Wee, wee, wee dengenen die op de aarde wonen, vanwege de overige stemmen der bazuin der drie engelen die nog bazuinen zullen. |
De zesde bazuin. Ruiters uit het oosten |
13 En de zesde engel heeft gebazuind, en ik hoorde een stem uit de vier hoornen van het gouden altaar dat voor God was, |
14 Zeggende tot den zesden engel, die de bazuin had: hOntbind de vier engelen, die gebonden zijn bij de grote rivier Eufraat. h Openb. 7:1.  |
h Openb. 7:1 EN na dezen zag ik vier engelen staan op de vier hoeken der aarde, houdende de vier winden der aarde, opdat geen wind zou waaien op de aarde, noch op de zee, noch tegen enigen boom. |
15 En de vier engelen zijn ontbonden geworden, welke bereid waren tegen de ure en dag en maand en jaar, opdat zij het derde deel der mensen zouden doden. |
16 En het getal van de heirlegers der ruiterij was tweemaal tienduizenden der tienduizenden; en ik hoorde hun getal. |
17 En ik zag alzo de paarden in dit gezicht, en die daarop zaten, hebbende vurige en hemelsblauwe en sulfervervige borstwapenen; en de hoofden der paarden waren als hoofden van leeuwen, en uit hun monden ging uit vuur en rook en sulfer. |
18 Door deze drie werd het derde deel der mensen gedood, namelijk door het vuur en door den rook en door het sulfer, dat uit hun monden uitging. |
19 Want hun macht is in hun mond en in hun staarten; want hun staarten zijn den slangen gelijk, en hebben hoofden, en beschadigen met dezelve. |
20 En de overige mensen, die niet gedood zijn door deze plagen, hebben zich niet bekeerd van de werken hunner handen, dat zij niet zouden aanbidden de duivelen, ien de gouden en zilveren en koperen en stenen en houten afgoden, die noch zien kunnen, noch horen, noch wandelen; i Ps. 115:4, 5, 6, 7; 135:15.  |
i Ps. 115:4 Hunlieder afgoden zijn zilver en goud, het werk van des mensen handen: Ps. 115:5 Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij hebben ogen, maar zien niet; Ps. 115:6 Oren hebben zij, maar horen niet; zij hebben een neus, maar zij rieken niet; Ps. 115:7 Hun handen hebben zij, maar tasten niet; hun voeten, maar gaan niet; zij geven geen geluid door hun keel. Ps. 135:15 De afgoden der heidenen zijn zilver en goud, een werk van mensenhanden. |
21 En hebben zich ook niet bekeerd van hun doodslagen, noch van hun venijngevingen, noch van hun hoererij, noch van hun dieverijen. |