Statenvertaling.nl

sample header image

Openbaring 22 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Openbaring 22

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

1 Den apostel wordt verder getoond een rivier van het water des levens, op welker oever de Boom des levens geplant was. 3 Enige andere eigenschappen der inwoners des nieuwen Jeruzalems worden beschreven. 6 Na hetwelk het besluit wordt gemaakt, met een betuiging van de waarheid en vastigheid dezer gezichten en profetieën. 8 Johannes valt wederom neder voor de voeten des engels, en wordt andermaal daarover bestraft. 10 Waarna hij bevel ontvangt, dat hij de woorden dezes boeks niet zal verzegelen, hoewel enigen die zullen misbruiken tot hun zwaardere straf. 13 Christus verklaart dat Hij is de Alfa en Omega, en spreekt die zalig die Zijn geboden houden; en die onzalig die gruwelen bedrijven. 16 En betuigt dat Hij Zijn engel heeft gezonden om deze openbaring aan Zijn gemeente te doen. 17 De bruid van Christus verlangt naar Zijn komst. 18 Waarna deze openbaring wordt besloten met een dreigement tegen degenen die hier iets zouden toe- of afdoen. 20 Christus betuigt wederom dat Hij haast komen zal; en Johannes besluit zijn boek met den apostolischen groet.
 
1 EN hij toonde mij a1een zuivere rivier van het water des levens, klaar als kristal, voortkomende 2uit den troon Gods en des Lams.
a Ez. 47:1. Zach. 14:8. verwijsteksten
1 Hetgeen hier van deze rivier en Boom des levens verhaald wordt, is genomen bij gelijkenis van het paradijs, Gen. 2:10, en van het vernieuwde Jeruzalem, Ez. 47:1, enz. Door deze rivier van het water des levens wordt verstaan de eeuwigdurende gelukzaligheid, die door de werking des Heiligen Geestes en het aanschouwen van Gods aanschijn door de uitverkorenen in het toekomende leven, altijd overvloedig, vers en zuiver zal wezen en blijven. Zie hiervan ook Joh. 4:14; 7:38. Openb. 2:7. verwijsteksten
2 Dat is, uit het heerlijk aanschouwen van het aanschijn van God en van Jezus Christus. Zie Ps. 16:11. 1 Kor. 13:12. 1 Thess. 4:17. 1 Joh. 3:2. verwijsteksten
 
2 In het midden van haar 3straat en 4op de ene en de andere zijde der rivier was b5de Boom des levens, voortbrengende 6twaalf vruchten, van maand tot maand gevende Zijn vrucht; en 7de bladeren des Booms waren tot genezing 8der heidenen.
3 Of: plein, markt, gelijk Openb. 21:21. verwijsteksten
4 Niet dat daar vele bomen gezien zijn, dewijl Christus deze Boom des levens alleen is, maar dat Zijn wortelen van onder, en Zijn takken van boven, langs de gehele rivier zich uitstrekken, gelijk Openb. 2:7 te zien is; waarvan zie ook aldaar de nadere verklaring. verwijsteksten
b Openb. 2:7. verwijsteksten
5 Gr. het Hout.
6 Dat is, de levendmakende kracht van Christus’ verdiensten en Geest, die al het jaar door, dat is, in der eeuwigheid vers en krachtig is, om dit geestelijk leven en deze zalige verkwikking voor de twaalf geslachten van het Israël Gods zonder enige verzwakking of verslapping altijd te onderhouden.
7 Dit is ook genomen uit Ez. 47:12; niet dat in dit eeuwige leven enige gebreken meer zullen zijn, maar dat de genezing van al de gebreken, die door Christus’ verdiensten en Geest hier is geschied, aldaar in der eeuwigheid door dezelve kracht zal behouden en ongedeerd bewaard worden, niet alleen voor de Israëlieten, maar ook voor alle andere gelovige volken. verwijsteksten
8 Namelijk die zalig geworden zijn, gelijk Openb. 21:24, 26 is gesproken. verwijsteksten
 
3 En 9geen vervloeking zal er meer tegen iemand zijn; en 10de troon Gods en des Lams zal daarin zijn, en 11Zijn dienstknechten 12zullen Hem dienen,
9 Of: geen verbanning, dat is, niets der vervloeking waardig, gelijk Openb. 21:27 niets onreins of dat onreinheid doet. En dit schijnt ook genomen uit Zach. 14:11, alwaar van de tijden des Nieuwen Testaments zulks ook wordt voorzegd; wat evenwel ten volle niet zou geschieden, dan als Christus Zijn dorsvloer zal hebben gezuiverd, en al het kaf in het vuur zal hebben geworpen, Matth. 3:12; 13:40, enz. verwijsteksten
10 Dat is, de heerlijkheid van God en van Jezus Christus, als waar God en Mens, zal die vervullen. Zie Openb. 21:22, 23. verwijsteksten
11 Namelijk zo engelen als zalige mensen. Zie Openb. 7:15. verwijsteksten
12 Dat is, rondom Zijn troon bereid staan om Hem te loven en te prijzen, en Zijn bevelen te gehoorzamen.
 
4 En zullen 13Zijn aangezicht zien, en c14Zijn Naam zal op hun voorhoofden zijn.
13 Dat is, Zijn majesteit en heerlijkheid, om dezelve deelachtig te zijn; gelijk van de engelen gezegd wordt, Matth. 18:10, en van alle gelukzaligen in den hemel, Matth. 5:8. 1 Joh. 3:2. verwijsteksten
c Openb. 3:12. verwijsteksten
14 Namelijk als Hem toebehorende en eigen zijnde, en daarvan openlijke belijdenis doende; gelijk ook de hogepriester in het Oude Testament op zijn voorhoofd een gouden plaat droeg, waarop geschreven was: De heiligheid des Heeren. Zie hiervan nadere verklaring op Openb. 3:12; 14:1. verwijsteksten
 
5 dEn 15aldaar zal geen nacht zijn, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben, want de Heere God verlicht hen; en 16zij zullen als koningen heersen 17in alle eeuwigheid.
d Jes. 60:19. Zach. 14:7. Openb. 21:23. verwijsteksten
15 Zie Openb. 21:23, 25. verwijsteksten
16 Want hoewel alle gelovigen hier ook koningen en priesters zijn, Openb. 1:6, nochtans zo zullen zij eerst volkomenlijk als koningen heersen, wanneer al hun vijanden en de dood zelf onder hun voeten zijn gebracht, en God in hen zal zijn alles in allen. Zie Rom. 16:20. 1 Kor. 15:28. verwijsteksten
17 Gr. in de eeuwigheden der eeuwigheden.
 
Laatste woorden van den engel
6 18En hij zeide tot mij: e19Deze woorden zijn getrouw en waarachtig; en de Heere, 20de God der heilige profeten, heeft 21Zijn engel gezonden, fom Zijn dienstknechten te tonen hetgeen 22haast moet geschieden.
18 Hier begint het besluit of laatste deel dezer openbaring.
e Openb. 19:9; 21:5. verwijsteksten
19 Namelijk van deze gehele openbaring, gelijk vss. 18, 19 wordt verklaard; waardoor de Goddelijkheid derzelve wordt betuigd. Zie ook Openb. 19:9. verwijsteksten
20 Dat is, Die den profeten de profetieën heeft geopenbaard, en Die dezelve tot Zijn volk heeft gezonden, 2 Petr. 1:20, enz. Door welken God der profeten hier ook de Persoon van Christus wordt verstaan; gelijk uit het volgende blijkt, dat Hij Zijn engel heeft gezonden om te tonen hetgeen haast moet geschieden, hetwelk Christus uitdrukkelijk wordt toegeschreven, vers 16. Openb. 1:1. verwijsteksten
21 Dat is, mij, die Zijn engel ben.
f Openb. 1:1. verwijsteksten
22 Zie hiervan de aant. op Openb. 1:1. verwijsteksten
 
7 Zie, 23Ik kom haastelijk; gzalig is hij die de woorden der profetie dezes boeks 24bewaart.
23 Namelijk om eenieder te vergelden naar zijn werken, gelijk vers 12 wordt uitgedrukt. Deze woorden zijn Christus’ woorden, welke bevestigen hetgeen in het voorgaande vers was gezegd. Zie ook 1 Thess. 5:2. verwijsteksten
g Openb. 1:3. verwijsteksten
24 Dat is, daarop wel let, en zichzelven wacht van hetgeen daarin verboden wordt, namelijk van gemeenschap te hebben met den draak, en het beest, en zijn aanhangers; en opvolgt hetgeen daarin wordt geboden en geprezen. Zie ook Openb. 1:3. verwijsteksten
 
8 En 25ik, Johannes, ben degene die deze dingen gezien en gehoord heb. En toen ik ze gehoord en gezien had, 26viel ik neder om aan te bidden voor de voeten des engels die mij deze dingen toonde.
25 Alzo bevestigt Johannes ook in het besluit zijn Evangelie, Joh. 19:35; 21:24. Dit is ook, nevens andere, een bekwaam bewijs dat de evangelist Johannes de auteur is van deze profetie. verwijsteksten
26 Zie hiervan hetgeen aangetekend is op Openb. 19:10. verwijsteksten
 
9 En hij zeide tot mij: hZie dat gij het niet doet; want ik ben uw mededienstknecht, en uwer broederen, der profeten, en dergenen die de woorden dezes boeks bewaren; aanbid God.
h Hand. 10:26; 14:14. Openb. 19:10. verwijsteksten
 
10 En hij zeide tot mij: i27Verzegel de woorden der profetie dezes boeks niet; want kde tijd is nabij.
i Dan. 8:26; 12:4. verwijsteksten
27 Dat is, sluit ze niet op, houd ze niet verborgen, maar openbaar ze voor allen; anders dan Openb. 10:4 wordt bevolen, gelijk ook Dan. 8:26; 12:4. De reden is, omdat hetgeen daar geopenbaard was, nog voor een tijd kon verborgen blijven, zonder nadeel van Gods kerk, totdat de vervulling die zou leren verstaan. Maar hier niet, omdat de vervulling van sommige dingen terstond zou beginnen, gelijk hetgeen Openbaring 2 en 3 is geleerd; en omdat de gemeente van Christus van al deze zwarigheden die haar zouden overkomen, terstond diende gewaarschuwd, opdat zij zich daartegen intijds mochten voorzien, en dat de leden derzelve zich van de gemeenschap van den antichrist zouden wachten, wanneer zij zijn opkomst zouden gewaarworden, waarvan de verborgenheid toen alrede begon te werken, 2 Thess. 2:7. verwijsteksten
k Openb. 1:3. verwijsteksten
 
11 28Die onrecht doet, dat hij nog onrecht doe; en die vuil is, dat hij nog vuil worde; en die rechtvaardig is, 29dat hij nog gerechtvaardigd worde; en die heilig is, dat hij nog geheiligd worde.
28 Hiermede wordt een tegenwerping voorkomen, die op het voorgaande vers kon gemaakt worden, namelijk dat enigen deze openbaring, indien ze eenieder bekendgemaakt werd, zouden misbruiken tot zorgeloosheid des vleses, of tot verbittering tegen de kerk van Christus; waarop dit antwoord volgt, gelijk Ez. 2:3. Dan. 12:10, door welke wijze van spreken geen toelating van kwaad te mogen doen, wordt betekend, maar een zwaarder oordeel Gods over zulken wordt gedreigd, gelijk Christus ook tot Judas zeide Joh. 13:27: Wat gij doet, doe het haastelijk. Zie ook 2 Kor. 2:15. verwijsteksten
29 Dat is, meer en meer zijn rechtvaardigheid uit de vruchten betone, gelijk Jak. 2:18, 24 wordt verklaard. Want het woord rechtvaardigen wordt hier gesteld tegen onrecht doen, gelijk het woord heilig worden tegen het woord vuil worden. verwijsteksten
 
Christus bevestigt Zijn Woord
12 En zie, 30Ik kom haastelijk; en Mijn loon is met Mij, lom een iegelijk te vergelden, 31gelijk zijn werk zal zijn.
30 Vanhier verder begint Christus Zelf tot den apostel te spreken, tot het midden van het 20ste vers, gelijk al de omstandigheden en het 16de vers klaarlijk medebrengen; en Hij bevestigt alzo met Zijn eigen woorden hetgeen van den engel tevoren was verkondigd.
l Ps. 62:13. Jer. 17:10; 32:19. Matth. 16:27. Rom. 2:6; 14:12. 1 Kor. 3:8. 2 Kor. 5:10. Gal. 6:5. Openb. 2:23. verwijsteksten
31 Namelijk hetzij goed of kwaad, gelijk hiervoor meermaals is beloofd en gedreigd. Zie 2 Kor. 5:10. Waardoor te kennen gegeven wordt, niet enige verdienste, maar een genadige beloning der goede werken, en een rechtvaardige straf en vergelding der kwade. Zie Rom. 6:23. Ef. 2:8, enz. verwijsteksten
 
13 mIk ben 32de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, nde Eerste en de Laatste.
m Openb. 1:8; 21:6. verwijsteksten
32 Alzo spreekt Christus van Zichzelven, als de enige en eeuwige God met den Vader en den Heiligen Geest, om Zijn standvastigheid en almacht in het uitvoeren van Zijn beloften en dreigementen te kennen te geven. Zie hiervan nader Openb. 1:8; 21:6. verwijsteksten
n Jes. 41:4; 44:6; 48:12. Openb. 1:8; 21:6. verwijsteksten
 
14 Zalig zijn zij die Zijn geboden doen, opdat 33hun macht zij aan den Boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan 34in de stad.
33 Dat is, recht, lot, deel, om te mogen genieten de vruchten van den Boom des levens; waarvan zie vers 2. verwijsteksten
34 Namelijk des nieuwen en hemelsen Jeruzalems, dat tevoren is beschreven.
 
15 oMaar 35buiten zullen zijn 36de honden, en de 37tovenaars, en de hoereerders, en de doodslagers, en de afgodendienaars, en een iegelijk 38die de leugen liefheeft en doet.
o 1 Kor. 6:10. Ef. 5:5. Kol. 3:6. verwijsteksten
35 Namelijk buiten het hemelse Jeruzalem, in den poel des vuurs, waarin zij door Gods rechtvaardig oordeel voor eeuwig zijn geworpen. Zie Openb. 19:15; 21:8. verwijsteksten
36 Dat is, de razende vijanden en aanbassers van Christus en van het Evangelie, gelijk Christus die noemt Matth. 7:6, of die de waarheid eens beleden hebbende, wederom tot hun uitspuwsel gekeerd zijn, gelijk Petrus ook zodanigen honden noemt, 2 Petr. 2:22. verwijsteksten
37 Of: venijngevers; want beide betekent het Griekse woord.
38 Namelijk hetzij tegen het derde of tegen het negende gebod; waarbij alle meinedige, ontrouwe, dubbele mensen, en bedriegers van hun naaste verstaan worden.
 
16 pIk, Jezus, heb Mijn engel gezonden, om 39ulieden deze dingen te getuigen in de gemeenten. qIk ben 40de Wortel en het Geslacht Davids, r41de blinkende Morgenster.
p Openb. 1:1. verwijsteksten
39 Namelijk den engelen of herders en opzieners der zeven gemeenten, en door u aan uw gemeenten, en voorts aan alle andere herders en gemeenten in de wereld. Zie Openb. 1:11; 2:1, enz. verwijsteksten
q Jes. 11:10. Rom. 15:12. Openb. 5:5. verwijsteksten
40 Zie hiervan Openb. 5:5. Christus wordt alhier zo genaamd ten aanzien van Zijn menselijke natuur, die van David afkomstig is, Matth 1:1. Rom. 1:3. verwijsteksten
r 2 Petr. 1:19. verwijsteksten
41 Namelijk die alle andere sterren in licht te boven gaat. Christus wordt alhier zo genaamd, omdat Hij het Licht is der wereld, en door Zijn kennis alles ter zaligheid verlicht. Zie Joh. 1:9; 8:12. Zelfs ook ten aanzien van het hemelse Jeruzalem, waar noch zon noch maan zal zijn, maar de nacht dezer eeuw voorbij zijnde, Christus met den Vader en Heiligen Geest het volkomen Licht zal zijn van alle uitverkorenen, gelijk de morgenster is in den morgenstond. Zie hiervoor Openb. 2:28; 21:23. 2 Petr. 1:19. verwijsteksten
 
17 En 42de Geest en 43de bruid zeggen: Kom. En 44die het hoort, zegge: Kom. s45En die dorst heeft, kome; en 46die wil, 47neme het water des levens 48om niet.
42 Dat is, verwekt in de harten van alle gelovigen zulke bewegingen en gebeden, met onuitsprekelijk zuchten, gelijk Paulus spreekt Rom. 8:23, 26. verwijsteksten
43 Dat is, de gehele gemeente van Christus, ook zelfs die naar de ziel in den hemel triomfeert, wenst naar deze laatste komst, om met ziel en lichaam met Christus verenigd en verheerlijkt te worden. Zie Luk. 21:28. Openb. 6:10, 11. verwijsteksten
44 Namelijk met een gelovig hart.
s Jes. 55:1. Joh. 7:37. verwijsteksten
45 Dat is, die met ernst en met gevoelen van zijn gebrek hiernaar begerig is.
46 Namelijk door de genade des Heiligen Geestes, Die het willen en volbrengen in ons werkt, Filipp. 2:13. Dat is, een iegelijk die daartoe lust heeft. verwijsteksten
47 Dat is, worde deelachtig deze hemelse genade en vertroosting, naar de belofte Openb. 21:6 voorgesteld. verwijsteksten
48 Dat is, uit genade, alleen uit kracht van Christus’ verdienste en voorspraak. Zie Jes. 55:1. Rom. 3:24, 25. Ef. 2:8. verwijsteksten
 
18 49Want Ik betuig aan een iegelijk die de woorden der profetie dezes boeks hoort: Indien iemand tot deze dingen toedoet, God zal over hem toedoen de plagen die in dit boek geschreven zijn;
49 Dit is de laatste verzegeling van de Goddelijkheid dezes boeks, gevoegd met een dreigement van Christus tegen dengene die tot dit boek iets zou toedoen of afdoen. Dit is niet alleen een verzegeling van dit boek, maar is een slot van de gehele Heilige Schrift, alzo Johannes de laatste der apostelen geweest is en geschreven heeft; gelijk in zijn Evangelie ook dergelijk besluit te zien is, Joh. 20:30, 31; 21:24, en tevoren ook Mozes in zijn laatste boek dergelijk verbod van niet toe of af te doen, namelijk door enige menselijke autoriteit, had gesteld, Deut. 4:2; 12:32. verwijsteksten
 
19 tEn indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer profetie, God zal 50zijn deel afdoen uit vhet boek des levens, en 51uit de heilige stad, en uit hetgeen in dit boek geschreven is.
t Deut. 4:2; 12:32. Spr. 30:6. verwijsteksten
50 Namelijk dat hij zou menen te hebben. Want dat geen van die in het boek des levens waarlijk geschreven zijn, worden uitgedaan, blijkt Openb. 13:8; 21:27. verwijsteksten
v Openb. 13:8; 17:8. verwijsteksten
51 Namelijk des hemelsen Jeruzalems, gelijk hiervoor vers 14. verwijsteksten
 
20 52Die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom haastelijk. Amen. 53Ja, kom, Heere Jezus.
52 Namelijk Jezus Christus, gelijk hiervoor uit het 16de vers blijkt, en uit de woorden zelve, die niet den engel, maar Christus toekomen.
53 Dit zijn de woorden van Johannes, die nu tot den uitersten ouderdom gekomen zijnde, ook zijn verlangen betuigt naar de komst van Christus, en naar de verlossing en verheerlijking aller gelovigen.
 
21 54De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. 55Amen.
54 Dit besluit komt overeen met het besluit van meest al de zendbrieven der apostelen, omdat deze profetie bij wijze van een zendbrief aan de gemeenten wordt gericht.
55 Dit woord is ook een slot, niet alleen van de gebeden, maar ook van de zendbrieven van Johannes, en der andere apostelen, om de vastigheid en zekerheid van alles wat tevoren geschreven en verhandeld is, te kennen te geven; gelijk het voorgaande vers hier ook zodanige betekenis vereist van dit woord amen.

Einde Openbaring 22