Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 Den Engel wordt een rietstok gegeven om den tempel te meten. 2 Maar niet het voorhof. 3 Christus geeft Zijn twee getuigen macht om te profeteren, en om hun vijanden plagen toe te zenden. 7 Het beest komt uit den afgrond, en doodt de getuigen. 9 Waarover zich de volken verheugen. 11 Maar na drie dagen en een halven worden zij weder levend. 12 En worden opgenomen in den hemel. 13 Waarna aardbeving volgt, en schade over de grote stad. 15 De zevende engel bazuint, en de koninkrijken worden van God en van Christus. 16 Waarop de vier en twintig ouderlingen God loven. 18 En de toorn Gods komt over de volken, maar het bereide loon wordt gegeven aan de heiligen. 19 En de tempel Gods in den hemel wordt geopend. |
De twee getuigen |
1 ENa mij werd 1een rietstok gegeven, een meetroede gelijk; en de Engel stond en zeide: Sta op, en 2meet den tempel Gods en 3het altaar, en degenen die daarin aanbidden. | | a Ez. 40:3, enz.; 41; 42; 43. Ez. 40:3 Als Hij mij daarheen gebracht had, zie, zo was er een Man, Wiens gedaante was als de gedaante van koper; en in Zijn hand was een linnen snoer en een meetriet; en Hij stond in de poort. Ezechiël 41 VOORTS bracht Hij mij tot den tempel; en Hij mat de posten, zes ellen de breedte van deze en zes ellen de breedte van gene zijde, de breedte der tent; Ezechiël 42 DAARNA bracht Hij mij uit tot het buitenste voorhof, den weg naar den weg van het noorden; en Hij bracht mij tot de kamers die tegenover de afgesneden plaats en die tegenover het gebouw tegen het noorden waren: Ezechiël 43 TOEN leidde Hij mij tot de poort, de poort die den weg naar het oosten zag. |
1 In dit gezicht wordt door de herbouwing des tempels de wederoprichting van den vervallen godsdienst in de gemeente van Christus, hoewel tussen nauwere bepaling, te kennen gegeven, nadat die door de tirannie van den antichrist, waarvan in het voorgaande negende hoofdstuk begonnen is te profeteren, onder den voet was gebracht. Dit gezicht is genomen uit Ez. 40:3, en volgende, alwaar door dergelijke afmeting, en dat in meerdere breedte dan de tempel tevoren was, betekend is de wederoprichting der gemeente, die tevoren vervallen was, en die wederom door Christus in meerdere ruimte door de gehele wereld zou opgericht worden. Ez. 40:3 Als Hij mij daarheen gebracht had, zie, zo was er een Man, Wiens gedaante was als de gedaante van koper; en in Zijn hand was een linnen snoer en een meetriet; en Hij stond in de poort. |
2 Dat is, paal af de ware kerk, waarin God recht gediend wordt, en onderscheid ze van de andere, die de meeste menigte zijn, en die, hoewel zij den titel daarvan voeren, nochtans de daad niet hebben. |
3 Dit was tweeërlei in den tempel, namelijk het reukaltaar, dat in het heilige stond, en waarop het reukwerk met de gebeden der heiligen werd opgeofferd; en het brandofferaltaar, dat voor den tempel in het voorhof der priesters stond, alwaar de offeranden der verzoening en der dankbaarheid geschiedden. Deze met de aanbidders worden hier ook gemeten om weder op te richten, overmits deze twee fundamentele hoofdstukken des christelijken geloofs, onder het rijk van den antichrist, meest verduisterd en onder den voet gebracht zijn; te weten, eerstelijk de oorzaak van de verzoening onzer zonden voor God, die de Heilige Schrift ons in Christus en Zijn offerande alleen stelt, terwijl dezelve in eigen verdiensten, aflaten, vagevuur, bedevaarten tot heiligen, en dergelijke bijgelovigheden, onder het rijk van den antichrist gezocht wordt. Ten tweede, de ware aanroeping van den enigen God door den enigen Middelaar Christus, terwijl dezelve aanroeping in het rijk van den antichrist wordt verdeeld onder vele patronen en patronessen, gelijk bekend is. Dezen zijn dan hier alleen de ware aanbidders voor God, die zich alleen aan God en Christus in dit heiligdom houden. En dezen zijn ook alleen de ware priesters des Nieuwen Testaments, al zijn zij minder in getal, en wat meer verborgen voor het gezicht der wereld, en niet degenen die in de openlijke voorhoven hun bijgelovige godsdiensten met grote menigte oefenen. |
2 En 4laat 5het voorhof dat van buiten den tempel is, uit, en meet dat niet, want het is 6den heidenen gegeven; en zij zullen 7de heilige stad vertreden b8twee en veertig maanden. | | 4 Gr. werp uit buiten. |
5 Enige boeken hebben: dat van binnen den tempel is, namelijk ten opzichte van den buitensten muur des tempels. |
6 Alzo worden genaamd al degenen die heidense wijzen van doen met het plegen van afgoderij in hun godsdiensten gebruikten. Hoewel het Griekse woord ook volken in het gemeen betekent. |
7 Dat is, de zichtbare kerk, die door Jeruzalem was afgebeeld, welke van de afgodendienaars nu ingenomen en vertreden wordt, overmits zij met den titel van den tempel Gods en van de heilige kerk zouden roemen, en de ware kerk verdrukken. Alzo dat door het uiterste voorhof verstaan worden degenen die de meeste godsdienstige verering en aanzien hebben onder het rijk van den antichrist, of hun geestelijkheid, zoals zij spreken; en door de heilige stad, de gehele menigte die daaronder behoort en van dezen titel ook roemt, niet anders dan die van Jeruzalem eertijds plachten, zelfs als zij Christus en Zijn ware leden vervolgden. |
b Openb. 13:5. Openb. 13:5 En hetzelve werd een mond gegeven om grote dingen en godslasteringen te spreken; en hetzelve werd macht gegeven om zulks te doen twee en veertig maanden. |
8 Hierdoor wordt de gehele tijd van de heerschappij van den antichrist verstaan. Doch de rekening van het begin en einde van dezen tijd wordt verschillend genomen, gelijk op het volgende vers zal aangetekend worden. Maar het allerzekerst is, dat wij de vervulling daarvan met lijdzaamheid verwachten. |
3 En Ik zal 9Mijn twee getuigen macht geven, en zij zullen profeteren duizend tweehonderd zestig dagen, met zakken bekleed. | | 9 Enigen menen dat door deze twee getuigen Henoch en Elia zouden worden verstaan, die den tijd van twee en veertig maanden, of van twaalfhonderd zestig dagen, dat is, omtrent drie jaren en een half, voor het einde van de wereld tegen den antichrist zouden profeteren, en daarna van hem gedood worden, en welken naar de letter al hetgeen zou overkomen dat hier in den tekst verhaald wordt. En dit gevoelen wordt van enigen heden ten dage gedreven, om den antichrist en zijn rijk, hetwelk nu langen tijd in de wereld bekend is, te verduisteren. Doch behalve dat het ongerijmd is, dat de Heilige Geest in deze openbaring de dingen die voorts moesten geschieden, zovele eeuwen zou voorbijgaan, in welke de kerk van Christus zovele veranderingen heeft geleden, en terstond komen tot de laatste vier jaren der wereld, zo is het ook niet mogelijk dat het rijk van den antichrist binnen drie jaren en een half alzo zou opgericht worden, en alles door de gehele wereld teweegbrengen wat in Gods Woord van hem en zijn rijk is voorzegd. Het strijdt ook met Gods Woord, dat de heiligen uit den hemel met hun hemelse lichamen zouden dalen, om hier gedood te worden, of dat zij op deze wereld weder zouden komen prediken, gelijk Abraham getuigt Luk. 16:29. Of ook dat zij in drie jaren en een half onder alle volken zouden profeteren, of dat hun lichamen binnen drie eigenlijk genoemde dagen en een halven van de volken, geslachten en talen alzo zouden gezien worden, en dat die op aarde wonen zich daarover zouden verblijden, en elkander geschenken zenden, gelijk hier in den tekst staat. Daarom moeten beide de zaak zelve en de tijd hier noodzakelijk profetischerwijze en figuurlijk verstaan worden, namelijk van de dagen die gehele jaren betekenen, gelijk Ez. 4:5. Dan. 9:24, welke jaren van enigen worden begonnen van het jaar 606, wanneer de bisschop van Rome allereerst den titel van bisschop der gehele christelijke kerk (die Christus alleen toekomt) heeft aangenomen, en de afgoderij onder de Christenen meest heeft begonnen door te breken. Hoewel anderen deze jaren wat vroeger beginnen, namelijk van de verwoesting van het oude Rome, en van zijn overheersing door de Goten, omtrent het jaar 412. Doch dit in zijn geheel gelaten zijnde, gelijk op het tweede vers gezegd is, zo wordt het opwekken van deze twee getuigen bekwamelijk verstaan van enige treffelijke leraars, die God binnen dien tijd van het rijk van den antichrist hier en daar op verscheidene tijden in Zijn gemeente heeft verwekt, om deze heerschappij en afgoderij te ontdekken en te wederstaan; die daarom als met zakken bekleed gezegd worden, omdat zij in slechte klederen en in een treurig uiterlijk zich tegen de pracht en den hoogmoed van het antichristendom hebben gesteld. En die daarom ook twee genaamd worden, omdat er wel weinig zouden zijn, maar evenwel genoegzaam, om de waarheid den mensen te betuigen, alzo alle waarheid bestaat in twee of drie getuigen, Deut. 19:15, en omdat God gemeenlijk twee zodanige treffelijke getuigen tot wederoprichting der vervallen leer pleegt te gebruiken, gelijk hier in de volgende woorden eerst wordt gezien op Jozua en Zerubbabel, die den godsdienst na de gevangenis van Babel hebben opgericht, in het vierde vers, en op Mozes en Aäron, die zulks gedaan hebben in de woestijn, en op Elia en Elisa, die zulks gedaan hebben onder Achab en andere Baälsdienaars, op dewelke hier wordt gezien in het vijfde en zesde vers, die ook daarom twee kunnen genoemd worden, omdat zij de leer des Ouden en Nieuwen Testaments alleen, tot wederlegging van het antichristendom, als getuigen dezer waarheid, hebben voorgebracht, en anderen daardoor krachtiglijk overwonnen. Zodanigen zijn geweest Waldus en Petrus Bruys in Frankrijk, Wyclif en Purvey in Engeland, Johannes Hus en Hieronymus van Praag in Bohemen en Duitsland, die ook daarover in het concilie van Konstanz gedood, en met blijdschap van al dien hoop uit verscheidene volken en tongen vergaderd, verbrand zijn; totdat het God daarna heeft beliefd Luther en Melanchthon in Duitsland, Zwingli en Oecolampadius in Zwitserland, Farel en Calvijn in Frankrijk, met meer anderen in hun plaatsen te verwekken, die met meerder kracht hun getuigenis volbracht hebben, en een groot deel van dat grote Babel hebben doen vallen; van welks gehelen val en vernietiging hierna zal worden geprofeteerd. Luk. 16:29 Abraham zeide tot hem: Zij hebben Mozes en de Profeten; dat zij die horen. Ez. 4:5 Want Ik heb u gegeven de jaren hunner ongerechtigheid, naar het getal der dagen, driehonderd en negentig dagen, dat gij de ongerechtigheid van het huis Israëls dragen zult. Dan. 9:24 Zeventig weken zijn bestemd over uw volk en over uw heilige stad, om de overtreding te sluiten, en om de zonden te verzegelen, en om de ongerechtigheid te verzoenen, en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen, en om het gezicht en den profeet te verzegelen, en om de Heiligheid der heiligheden te zalven. Deut. 19:15 Een enig getuige zal tegen niemand opstaan over enige ongerechtigheid of over enige zonde, van alle zonde die hij zou mogen zondigen; op den mond van twee getuigen of op den mond van drie getuigen zal de zaak bestaan. |
4 cDezen zijn 10de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor den God der aarde staan. | | c Zach. 4:3, 14. Zach. 4:3 En twee olijfbomen daarnevens, een ter rechterzijde van het oliekruikje, en een tot deszelfs linkerzijde. Zach. 4:14 Toen zeide Hij: Deze zijn de twee olietakken, welke voor den Heere der ganse aarde staan. |
10 Dit voorbeeld is genomen uit het gezicht van Zacharia, Zach. 4:2, 3, 14, waar Jozua, de hogepriester, en Zerubbabel, de vorst, alzo worden afgebeeld, omdat zij instrumenten waren door welke de olie der gaven des Heiligen Geestes, en het licht van Zijn Woord krachtig waren, om den vervallen tempel en godsdienst na de gevangenis van Babel in Israël wederom op te richten. Zach. 4:2 En Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie, en zie, een geheel gouden kandelaar, en een oliekruikje boven deszelfs hoofd, en zijn zeven lampen daarop; die lampen hadden zeven en zeven pijpen, dewelke boven zijn hoofd waren; Zach. 4:3 En twee olijfbomen daarnevens, een ter rechterzijde van het oliekruikje, en een tot deszelfs linkerzijde. Zach. 4:14 Toen zeide Hij: Deze zijn de twee olietakken, welke voor den Heere der ganse aarde staan. |
5 En zo iemand die wil beschadigen, 11een vuur zal uit hun mond uitgaan en zal hun vijanden verslinden; en zo iemand hen wil beschadigen, die moet alzo gedood worden. | | 11 Dit ziet op het voorbeeld van Mozes in de rebellie van Korach met de zijnen, Num. 16:35, en op het voorbeeld van Elia tegen de krijgsknechten, die kwamen om hem te vangen, 2 Kon. 1:10, waardoor allerlei plagen verstaan worden, die God den vijanden Zijner profeten heeft toegezonden. Het kan ook verstaan worden van het vuur der dreigementen Gods tegen de halsstarrigen, gelijk te zien is Jer. 5:14. Num. 16:35 Daartoe ging een vuur uit van den HEERE, en verteerde die tweehonderd en vijftig mannen die reukwerk offerden. 2 Kon. 1:10 Maar Elía antwoordde en sprak tot den hoofdman van vijftig: Indien ik dan een man Gods ben, zo dale vuur van den hemel en vertere u en uw vijftig. Toen daalde vuur van den hemel en verteerde hem en zijn vijftig. Jer. 5:14 Daarom zegt de HEERE, de God der heirscharen, alzo: Omdat gijlieden dit woord spreekt, zie, Ik zal Mijn woorden in uw mond tot vuur maken en dit volk tot hout, en het zal hen verteren. |
6 dDezen hebben macht 12den hemel te sluiten, opdat geen regen regene in de dagen hunner profetering; en zij hebben macht over de wateren, e13om die in bloed te verkeren, en de aarde te slaan met allerlei plaag, zo menigmaal als zij zullen willen. | | d 1 Kon. 17:1. 1 Kon. 17:1 EN Elía, de Tisbiet, van de inwoners van Gilead, zeide tot Achab: Zo waarachtig als de HEERE, de God Israëls, leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn woord. |
12 Dit ziet insgelijks op het voorbeeld van Elia, 1 Koningen 17, waardoor óf de uiterlijke plagen van droogten en hongersnoden kunnen verstaan worden; óf ook het wederhouden van de werkingen van Gods Geest, om der mensen ondankbaarheid wil, gelijk Paulus 2 Thess. 2:11 getuigt dat God hun zal zenden een kracht der dwaling, opdat zij de leugen geloven, omdat zij de liefde der waarheid niet hebben aangenomen om zalig te worden. 1 Koningen 17 EN Elía, de Tisbiet, van de inwoners van Gilead, zeide tot Achab: Zo waarachtig als de HEERE, de God Israëls, leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn woord. 2 Thess. 2:11 En daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven; |
e Exodus 7; 8; 9; 10; 12. Exodus 7 TOEN zeide de HEERE tot Mozes: Zie, Ik heb u tot een god gezet over Farao; en Aäron, uw broeder, zal uw profeet zijn. Exodus 8 DAARNA zeide de HEERE tot Mozes: Ga in tot Farao, en zeg tot hem: Zo zegt de HEERE: Laat Mijn volk trekken, dat zij Mij dienen. Exodus 9 DAARNA zeide de HEERE tot Mozes: Ga in tot Farao, en spreek tot hem: Alzo zegt de HEERE, de God der Hebreeën: Laat Mijn volk trekken, dat het Mij diene. Exodus 10 DAARNA zeide de HEERE tot Mozes: Ga in tot Farao; want Ik heb zijn hart verzwaard, ook het hart zijner knechten, opdat Ik deze Mijn tekenen in het midden van hem zette; Exodus 12 DE HEERE nu had tot Mozes en tot Aäron in Egypteland gesproken, zeggende: |
13 Dit ziet ook op het voorbeeld van Mozes en Aäron, die de Egyptenaars, die zich tegen hun vermaningen zetten, met deze en andere plagen hebben gestraft; gelijk God ook verscheidene ongevallen en plagen om zodanige oorzaken over de halsstarrige christenheid heeft gezonden. |
7 fEn 14als zij hun getuigenis zullen geëindigd hebben, zal 15het beest dat guit den afgrond opkomt, hun krijg aandoen, en het zal hen overwinnen en zal hen doden. | | f Dan. 7:21. Openb. 13:7. Dan. 7:21 Ik had gezien dat dezelve hoorn krijg voerde tegen de heiligen, en dat hij die overmocht, Openb. 13:7 En hetzelve werd macht gegeven om den heiligen krijg aan te doen, en om die te overwinnen; en hetzelve werd macht gegeven over alle geslacht en taal en volk. |
14 Namelijk elk het zijne, in zijn bestemden tijd, gedurende deze heerschappij van den antichrist. |
15 Dat is, de antichrist, met zijn geestelijke heerschappij, welke Openb. 9:11 Abaddon of verderver genaamd is; waarvan de nadere beschrijving in het dertiende hoofdstuk zal volgen. Openb. 9:11 En zij hadden over zich tot een koning den engel des afgronds; zijn naam was in het Hebreeuws Abáddon, en in de Griekse taal had hij den naam Apóllyon. |
g Openb. 13:11. Openb. 13:11 En ik zag een ander beest uit de aarde opkomen, en het had twee hoornen, des Lams hoornen gelijk, en het sprak als de draak. |
8 En hun dode lichamen zullen liggen
16op de straat 17hder grote stad, die geestelijk genoemd wordt Sódom en Egypte, alwaar ook onze Heere gekruist is. | | 16 Of: op de ruimte. Dit is ook een eigenschap van deze roomse hiërarchie, of geestelijke heerschappij, dat zij de zodanigen die zij voor ketters schelden, op galgen en raderen zetten, en door al hun gebied de begrafenis weigeren, inzonderheid op hun gewijde plaatsen, en hun naam allerlei smaadheid aandoen na hun dood. |
17 Hierdoor wordt de stad van Rome met haar heerschappij verstaan, gelijk de engel zelf genoeg verklaart, Openb. 17:9, 18, die geestelijk Sodom genaamd wordt, om de ontucht die daar heerst, en Egypte, vanwege de verdrukking van Gods volk, en waar onze Heere ook geestelijk wordt gezegd gekruist te zijn, omdat gelijk Christus Zelf door den Romeinsen stadhouder gekruist is, Hij ook alzo in Zijn leden van de roomse heerschappij nog dagelijks gekruist wordt. Openb. 17:9 Hier is het verstand dat wijsheid heeft. De zeven hoofden zijn zeven bergen, op welke de vrouw zit, Openb. 17:18 En de vrouw die gij gezien hebt, is de grote stad, die het koninkrijk heeft over de koningen der aarde. |
h Openb. 17:2, 5; 18:10. Openb. 17:2 Met welke de koningen der aarde gehoereerd hebben, en die de aarde bewonen zijn dronken geworden van den wijn harer hoererij. Openb. 17:5 En op haar voorhoofd was een naam geschreven, namelijk
Verborgenheid, het grote Babylon, de moeder der hoererijen en der gruwelen der aarde. Openb. 18:10 Van verre staande uit vrees van haar pijniging, zeggende: Wee, wee de grote stad Babylon, de sterke stad! Want uw oordeel is in één ure gekomen. |
9 En de mensen uit de volken en geslachten en talen en natiën zullen hun dode lichamen zien drie dagen en een halven, en zullen niet toelaten dat hun dode lichamen in graven gelegd worden. | | |
10 En 18die op de aarde wonen, die zullen verblijd zijn over hen, en zullen vreugde bedrijven, en zullen elkander 19geschenken zenden; omdat deze twee profeten degenen die op de aarde wonen, 20gepijnigd hadden. | | 18 Dat is, de aardse mensen, die zich tot aardse godsdiensten begeven. |
19 Namelijk tot een teken van blijdschap, gelijk Esth. 9:19, 22. Esth. 9:19 Daarom maakten de Joden van de dorpen, die in de dorpssteden woonden, den veertienden dag der maand Adar ter vreugde en maaltijden, en een vrolijken dag, en der zending van delen aan elkander. Esth. 9:22 Naar de dagen in dewelke de Joden tot rust gekomen waren van hun vijanden, en de maand die hun veranderd was van droefenis in blijdschap en van rouw in een vrolijken dag; dat zij dezelve dagen maken zouden tot dagen der maaltijden en der vreugde, en der zending van delen aan elkander, en der gaven aan de armen. |
20 Dat is, met hun predicatiën, geschriften en vermaningen hun consciënties hadden geroerd, en kwelling aangedaan, om zo gerust in hun bijgelovigheden en zonden niet voort te kunnen gaan, waarvan zij door den dood van dezen nu schenen ontslagen te zijn. |
11 En 21na die drie dagen en een halven is een geest des levens uit God in hen gegaan, en zij stonden op hun voeten; en er is grote vrees gevallen op degenen die hen aanschouwden. | | 21 Dat is, na een korten tijd, dat deze getuigen gedood waren en door het geweld en publiek oordeel van den antichrist en de zijnen hun aanzien onder de mensen schenen verloren te hebben, heeft God wederom anderen in hun plaats verwekt, die door denzelfden geest zijn gedreven geweest, gelijk Johannes de Doper in den geest en kracht van Elia wordt gezegd gekomen te zijn, Luk. 1:17. Luk. 1:17 En hij zal voor Hem heen gaan in den geest en kracht van Elía, om te bekeren de harten der vaderen tot de kinderen, en de ongehoorzamen tot de voorzichtigheid der rechtvaardigen, om den Heere te bereiden een toegerust volk. |
12 En zij hoorden een grote stem uit den hemel, die tot hen zeide: Komt herwaarts op. En 22zij voeren op naar den hemel in de wolk, en hun vijanden aanschouwden hen. | | 22 Sommigen verstaan dit van de zaligheid der profeten of getuigen van Christus, die gelijk Christus, hun Hoofd, door een wolk is opgenomen in den hemel, en gelijk Lazarus’ ziel van de engelen is gedragen in Abrahams schoot, alzo ook van vele ontering en verdrukking door den dood ten hemel zijn opgenomen, om aldaar vertroost en verheerlijkt te worden, totdat zij ten uitersten dage in het gezicht van hun vervolgers, naar lichaam en ziel, Christus tegemoet, in de wolken ten hemel zullen opgenomen zijn, 1 Thess. 4:17. Anderen verstaan het van de meerdere kracht en verheerlijking derzelver getuigen, door degenen die in hun plaats zullen komen, gelijk zulke wijze van spreken Jes. 14:13, 19 en elders ook wordt genomen. Hetwelk door anderen die hen gevolgd zijn, en die ook met den politieken arm zijn gestijfd geweest in Duitsland, Frankrijk, Engeland, Schotland, Zwitserland, Nederland en andere streken der wereld, niettegenstaande al het geweld van den antichrist, geschied en volbracht is, en nog volbracht wordt. 1 Thess. 4:17 Daarna wij die levend overgebleven zijn, zullen tezamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de lucht; en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen. Jes. 14:13 En zeidet in uw hart: Ik zal ten hemel opklimmen, ik zal mijn troon boven de sterren Gods verhogen, en ik zal mij zetten op den berg der samenkomst, aan de zijden van het noorden; Jes. 14:19 Maar gij zijt verworpen van uw graf als een gruwelijke scheut, als een kleed der gedoden die met het zwaard doorstoken zijn, als zij die nederdalen in een steenkuil, als een vertreden dood lichaam. |
13 En in diezelve ure geschiedde 23een grote aardbeving, en 24het tiende deel der stad is gevallen, en er zijn in de aardbeving gedood 25zevenduizend namen van mensen; en 26de overigen zijn zeer bevreesd geworden en hebben den God des hemels heerlijkheid gegeven. | | 23 Dat is, een grote beroering en beweging der mensen in de wereld, zo van den antichrist en degenen die zich tegen deze getuigen stelden, als van de anderen die de getuigenissen van dezen aannamen en voorstonden; gelijk de ervaring in de voorgaande eeuwen heeft getuigd, en nog in deze eeuw getuigt. |
24 Dat is, een groot deel der roomse en antichristelijke hiërarchie is den antichrist afgevallen. |
25 Dit verstaan enigen voor mensen van naam en aanzien, als daar zijn koningen, vorsten, prelaten, leraars en dergelijke, die in verscheidene krijgen, die zij voor den antichrist gevoerd hebben, zijn omgekomen. |
26 Dat is, een groot deel der volken die onder zijn heerschappij stonden, zijn van hem afgeweken, en hebben zich tot de zuiverheid des Evangelies, naar het voorbeeld van dezen, meer en meer bekeerd, totdat de eindelijke val dezer grote stad met zeven bergen en haar valsen profeet zal volgen; waarvan in de volgende hoofdstukken zal geprofeteerd worden. |
14 Het tweede wee is weggegaan; zie, ihet derde wee komt haast. | | i Openb. 8:13; 9:12; 15:1. Openb. 8:13 En ik zag, en ik hoorde een engel vliegen in het midden des hemels, zeggende met grote stem: Wee, wee, wee dengenen die op de aarde wonen, vanwege de overige stemmen der bazuin der drie engelen die nog bazuinen zullen. Openb. 9:12 Het ene wee is weggegaan; zie, er komen nog twee weeën na dezen. Openb. 15:1 EN ik zag een ander groot en wonderlijk teken in den hemel, namelijk
zeven engelen, hebbende de zeven laatste plagen; want in deze is de toorn Gods geëindigd. |
De zevende bazuin. Grote stemmen in den hemel |
15 En 27de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden 28grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld 29zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid. | | 27 Hetgeen op deze bazuin is gevolgd, wordt allerbekwamelijkst verstaan van de oprichting van het Rijk van God en van Zijn Christus in den hemel, na de voleinding der wereld, hetwelk met de laatste woorden van het 15de vers, en met het 18de en 19de vers wel overeenkomt, en met de orde die in deze gezichten wordt gehouden, dat elk bijzonder gezicht met het einde der wereld in zijn voorzegging eindigt, gelijk Openb. 10:7 ook is betuigd. Openb. 10:7 Maar in de dagen der stem des zevenden engels, wanneer hij bazuinen zal, zo zal de verborgenheid Gods vervuld worden, gelijk Hij Zijn dienstknechten, den profeten, verkondigd heeft. |
28 Namelijk van blijdschap, die onder de heilige geesten in den hemel was, gelijk volgt. |
29 Dat is, staan nu alleen onder Zijn regering, nadat onder den voet zijn gebracht al degenen die zich daartegen stelden. Zie 1 Kor. 15:24. 1 Kor. 15:24 Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het Koninkrijk aan God en den Vader zal overgegeven hebben, wanneer Hij zal tenietgedaan hebben alle heerschappij en alle macht en kracht. |
16 En de vier en twintig ouderlingen, die voor God zitten op hun tronen, vielen neder op hun aangezichten en aanbaden God, | | |
17 Zeggende: Wij danken U, Heere God almachtig, kDie is, en Die was, en Die komen zal, dat Gij Uw grote kracht hebt aangenomen en als Koning hebt geheerst; | | k Openb. 1:4, 8; 4:8; 16:5. Openb. 1:4 Johannes aan de zeven gemeenten die in Azië zijn: Genade zij u en vrede van Hem Die is, en Die was, en Die komen zal; en van de zeven Geesten Die voor Zijn troon zijn; Openb. 1:8 Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is, en Die was, en Die komen zal, de Almachtige. Openb. 4:8 En de vier dieren hadden elkeen voor zichzelf zes vleugelen rondom, en waren vanbinnen vol ogen; en hebben geen rust dag en nacht, zeggende: Heilig, heilig, heilig is de Heere God, de Almachtige, Die was, en Die is, en Die komen zal. Openb. 16:5 En ik hoorde den engel der wateren zeggen: Gij zijt rechtvaardig, Heere, Die is, en Die was, en Die zijn zal, dat Gij dit geoordeeld hebt; |
18 En 30de volken waren toornig geworden, en Uw toorn is gekomen, en de tijd der doden om geoordeeld te worden, en om het loon te geven Uw dienstknechten, 31den profeten en 32den heiligen en dengenen 33die Uw Naam vrezen, den kleinen en den groten; en om te verderven degenen 34die de aarde verdierven. | | 30 Namelijk tevoren tegen Christus en Zijn Rijk; maar nu is de tijd gekomen dat Gij Uw straf, in Uw rechtvaardigen toorn, tegen zodanigen zult uitvoeren. |
31 Waaronder de apostelen en evangelisten des Nieuwen Testaments ook worden begrepen. |
32 Waaronder alle trouwe leraren en martelaren ook worden begrepen. |
33 Hierdoor worden al de andere gelovigen verstaan. |
34 Namelijk met geweld van vervolging, met valse leringen en kwade voorbeelden. Zie Openb. 19:2. Openb. 19:2 Want Zijn oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig, dewijl Hij de grote hoer geoordeeld heeft, die de aarde verdorven heeft met haar hoererij, en Hij het bloed Zijner dienaren van haar hand gewroken heeft. |
19 En 35de tempel Gods in den hemel is lgeopend geworden, en de Ark Zijns verbonds is gezien in Zijn tempel; en er werden bliksemen en stemmen en donderslagen en aardbeving en grote hagel. | | 35 Door de opening des tempels in den hemel wordt allergevoeglijkst verstaan de verheerlijking der gemeente zelve in den hemel, en door de Ark Zijns verbonds het heerlijk aanschouwen van Christus, onzen Middelaar, in dezelve, waarvan de ark een voorbeeld was; en door den donder en bliksemen, enz., de tekenen Zijns toorns tegen de ongelovigen. |
l Openb. 15:5. Openb. 15:5 En na dezen zag ik, en zie, de tempel van den tabernakel der getuigenis in den hemel werd geopend. |