Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 De apostel waarschuwt wederom de gelovigen voor de valse leraars. 2 Die hij beschrijft. 4 En troost hen tegen derzelver verleiding met de gave der wedergeboorte, die zij ontvangen hebben. 6 Hen vermanende standvastelijk te blijven bij de leer der apostelen. 7 Daarna komt hij weder tot de vermaningen van onderlinge liefde, die een recht kenteken is der ware wedergeboorte. 9 En stelt hun te dien einde voor het voorbeeld van God en van Zijn grotere liefde tot ons. 12 Leert dat wij daaruit door Zijn Geest verzekerd worden dat wij met God gemeenschap hebben. 14 Gelijk ook als wij belijden dat Jezus de Zaligmaker der wereld en de Zone Gods is. 16 Dat wij door de liefde in God blijven, en vrijmoedigheid hebben in den dag des oordeels. 18 Dat dezelve de vrees der verdoemenis en pijniging des gemoeds verdrijft. 20 Dat wij God niet kunnen liefhebben, indien wij onzen naaste niet liefhebben. 21 Alzo beide deze geboden tezamen ons gegeven zijn. |
De geesten beproeven |
1 GELIEFDEN, agelooft niet een iegelijken 1geest, bmaar 2beproeft de geesten 3of zij uit God zijn; cwant vele 4valse profeten zijn 5uitgegaan in de wereld. | | a Jer. 29:8. Matth. 24:4. Ef. 5:6. Kol. 2:18. Jer. 29:8 Want zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: Laat uw profeten en uw waarzeggers, die in het midden van u zijn, u niet bedriegen, en hoort niet naar uw dromers, die gij doet dromen. Matth. 24:4 En Jezus antwoordende zeide tot hen: Ziet toe dat niemand u verleide. Ef. 5:6 Dat u niemand verleide met ijdele woorden; want om deze dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid. Kol. 2:18 Dat dan niemand u overheerse naar zijn wil in nederigheid en dienst der engelen, intredende in hetgeen hij niet gezien heeft, tevergeefs opgeblazen zijnde door het verstand zijns vleses; |
1 Dat is, leraar, die voorgeeft dat zijn leer is uit openbaring des Heiligen Geestes. Zie 1 Tim. 4:1. 1 Tim. 4:1 DOCH
de Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten en leringen der duivelen, |
b Matth. 7:15, 16. 1 Kor. 14:29. 1 Thess. 5:21. Matth. 7:15 Maar wacht u van de valse profeten, dewelke in schaapsklederen tot u komen, maar vanbinnen zijn zij grijpende wolven. Matth. 7:16 Aan hun vruchten zult gij hen kennen. Leest men ook een druif van doornen, of vijgen van distelen? 1 Kor. 14:29 En dat twee of drie profeten spreken, en dat de anderen oordelen. 1 Thess. 5:21 Beproeft alle dingen; behoudt het goede. |
2 Namelijk aan den toetssteen van Gods Woord. Zie 1 Thess. 5:21. |
3 Dat is, of hun leer van God is ingegeven en met Gods Woord overeenkomt. |
c Matth. 24:5, 24. 2 Petr. 2:1. 2 Joh. vs. 7. Matth. 24:5 Want velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zij zullen velen verleiden. Matth. 24:24 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden. 2 Petr. 2:1 EN er zijn ook valse profeten onder het volk geweest, gelijk ook onder u valse leraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen bedektelijk invoeren zullen, ook den Heere, Die hen gekocht heeft, verloochenende, en een haastig verderf over zichzelven brengende. 2 Joh. vs. 7 Want er zijn vele verleiders in de wereld gekomen, die niet belijden dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. Deze is de verleider en de antichrist. |
4 Dat is, valse leraars. Want gelijk profeten genaamd worden, niet alleen die toekomende dingen voorzeggen, maar ook die de Schrift uitleggen, 1 Kor. 14:3, 37, zo worden ook valse profeten genaamd, niet alleen die iets voorzeggen dat niet waar is, maar ook die de Schrift verkeerdelijk uitleggen en valse leringen drijven. Zie Matth. 24:24. 1 Kor. 14:3 Maar die profeteert, spreekt den mensen stichting en vermaning en vertroosting. 1 Kor. 14:37 Indien iemand meent een profeet te zijn of geestelijk, die erkenne dat hetgeen ik u schrijf, des Heeren geboden zijn. Matth. 24:24 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden. |
5 Zie 1 Joh. 2:19. 1 Joh. 2:19 Zij zijn uit ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zo zouden zij met ons gebleven zijn; maar dit is geschied opdat zij zouden openbaar worden, dat zij niet allen uit ons zijn. |
2 Hieraan 6kent gij 7den geest Gods: Alle 8geest die 9belijdt 10dat Jezus Christus 11in het vlees gekomen is, 12die is uit God; | | 6 Of: Kent hieraan den geest Gods; gebiedenderwijze. |
7 De leer die door Gods Geest ingegeven is. Of: een rechte leraar, die door Gods Geest gedreven wordt. |
8 Dat is, leraar. Zie vers 1. vers 1 GELIEFDEN, gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld. |
9 Dat is, openlijk leert en bekent. |
10 Gr. Jezus Christus in het vlees gekomen zijnde. Zie vers 3. 2 Joh. vs. 7. vers 3 En alle geest die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God niet; maar dit is de geest van den antichrist, welken geest gij gehoord hebt dat komen zal, en is nu alrede in de wereld. 2 Joh. vs. 7 Want er zijn vele verleiders in de wereld gekomen, die niet belijden dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. Deze is de verleider en de antichrist. |
11 Dat is, de menselijke natuur heeft aangenomen, om ons als de enige Middelaar in dezelve met God te verzoenen. Zie Joh. 1:14. Rom. 1:3. Dit is het voornaamste hoofdstuk der christelijke religie, en als een hoofdsom derzelve. Zie Matth. 16:16. Mark. 8:29. Joh. 20:31. Rom. 1:3, 4. Daaruit blijkt dat Hij de Zone Gods geweest is eer Hij de menselijke natuur heeft aangenomen. Joh. 1:14 En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid. Rom. 1:3 Van Zijn Zoon (Die geworden is uit het zaad Davids naar het vlees; Matth. 16:16 En Simon Petrus antwoordende zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. Mark. 8:29 En Hij zeide tot hen: Maar gijlieden, wie zegt gij dat Ik ben? En Petrus antwoordende, zeide tot Hem: Gij zijt de Christus. Joh. 20:31 Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft dat Jezus is de Christus, de Zone Gods, en opdat gij gelovende het leven hebt in Zijn Naam. Rom. 1:3 Van Zijn Zoon (Die geworden is uit het zaad Davids naar het vlees; Rom. 1:4 Die krachtiglijk bewezen is te zijn de Zone Gods naar den Geest der heiligmaking, uit de opstanding der doden), namelijk Jezus Christus, onzen Heere |
12 Die is een oprechte leraar, die de Goddelijke waarheid en leer voorstelt. |
3 En alle geest die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God niet; dmaar dit is 13de geest van den antichrist, ewelken geest gij gehoord hebt dat komen zal, en fis nu alrede in de wereld. | | d 1 Joh. 2:22. 1 Joh. 2:22 Wie is de leugenaar, dan die loochent dat Jezus is de Christus? Deze is de antichrist, die den Vader en den Zoon loochent. |
13 Dat is, de leer van den antichrist, die strijdt tegen de waarheid van den Persoon en het ambt van Christus. |
e 1 Joh. 2:18. 1 Joh. 2:18 Kinderkens, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt dat de antichrist komt, zo zijn ook nu vele antichristen geworden; waaruit wij kennen dat het de laatste ure is. |
f 2 Thess. 2:7. 2 Thess. 2:7 Want de verborgenheid der ongerechtigheid wordt alrede gewrocht; alleenlijk die hem nu wederhoudt, die zal hem wederhouden, totdat hij uit het midden zal weggedaan worden. |
4 Kinderkens, gij zijt 14uit God, en hebt 15hen 16overwonnen; want 17Hij is 18meerder 19Die in u is, dan die 20in de wereld is. | | 14 Door den Geest Gods wedergeboren en daardoor met de kennis der ware en Goddelijke leer verlicht. |
15 Namelijk de valse leraars. |
16 Namelijk door uw standvastigheid in de ware leer, van welke zij u niet hebben kunnen aftrekken of verleiden. Zie Matth. 24:24. Matth. 24:24 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden. |
17 Namelijk de Geest Gods. |
18 Dat is, machtiger, gelijk Joh. 10:29. 1 Joh. 3:20. Namelijk om u bij de waarheid te behouden en tegen de verleidingen te versterken. Joh. 10:29 Mijn Vader, Die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen, en niemand kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders. 1 Joh. 3:20 Want indien ons hart ons
veroordeelt, God is meerder dan ons hart, en Hij kent alle dingen. |
19 Dat is, Dien God u gegeven heeft, en Die in u blijft. Zie 1 Joh. 3:9. 1 Joh. 3:9 Een iegelijk die uit God geboren is, die doet de zonde niet; want Zijn zaad blijft in hem; en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren. |
20 Namelijk de duivel of de geest der dwaling, vers 6, die in de wereldse en onherboren mensen is, hoedanigen de valse leraars zijn, gelijk in het volgende vers gezegd wordt. vers 6 Wij zijn uit God. Die God kent, hoort ons; die uit God niet is, hoort ons niet. Hieruit kennen wij den geest der waarheid en den geest der dwaling. |
5 21Zij zijn uit de wereld; daarom spreken zij 22uit de wereld, en 23de wereld 24hoort hen. | | 21 Namelijk de valse leraars. |
22 Dat is, dingen die uit de wereld zijn, en die met het verstand der onwedergeboren mensen of ook met hun wereldse lusten overeenkomen. |
23 Dat is, de wereldse en onwedergeboren mensen; gelijk 1 Joh. 3:13. 1 Joh. 3:13 Verwondert u niet, mijne broeders, zo u de wereld haat. |
24 Dat is, neemt hun valse leer aan. |
6 g25Wij zijn 26uit God. Die God 27kent, 28hoort ons; die uit God niet is, hoort ons niet. 29Hieruit kennen wij 30den geest der waarheid en 31den geest der dwaling. | | g Joh. 8:47; 10:27. Joh. 8:47 Die uit God is, hoort de woorden Gods; daarom hoort gijlieden niet, omdat gij uit God niet zijt. Joh. 10:27 Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij; |
25 Namelijk apostelen, en die met ons enerlei leer voorstellen. |
26 Dat is, niet alleen van den Geest Gods wedergeboren en verlicht met de kennis der waarheid, maar ook van Hem beroepen om Zijn Goddelijke waarheid den mensen zuiverlijk te prediken. |
27 Namelijk recht, gelijk Hij Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft. |
28 Dat is, neemt onze leer aan, gelijk tevoren. |
29 Namelijk als men ons hoort of niet hoort. |
30 Namelijk als men ons hoort en onze leer aanneemt. |
31 Namelijk als men ons niet hoort. Zodat uit de leer en Schriften der apostelen (gelijk ook der profeten en evangelisten) moet geoordeeld worden van waarheid of dwaling in de leer. |
Gods liefde drijft tot wederliefde |
7 Geliefden, laat ons elkander liefhebben, want de liefde is 32uit God; en een iegelijk die liefheeft, 33is uit God geboren en 34kent God. | | 32 Dat is, God is een Auteur der liefde, Die dezelve in ons werkt en ons beveelt. |
33 Dat is, dat is een zeker teken dat hij waarlijk door den Geest Gods is wedergeboren. |
34 Namelijk recht, hoedanig Hij is, wat Hem behaagt, en wat Hij ons bevolen heeft. |
8 Die niet liefheeft, die heeft God niet gekend; want God is 35Liefde. | | 35 Dat is, God heeft lief niet alleen Zichzelven, maar ook al Zijn schepselen, bijzonderlijk Zijn uitverkorenen in Christus Jezus, met zodanig een grote liefde en toegenegenheid, dat men met recht mag zeggen dat Hij niet alleen liefde heeft, maar ook de Liefde Zelve is, gelijk Hij ook de Wijsheid, Goedheid, enz., Zelve genaamd wordt. |
9 hHierin is de liefde Gods 36jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat 37wij zouden 38leven door Hem. | | h Joh. 3:16. Rom. 5:8. Joh. 3:16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Rom. 5:8 Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is als wij nog zondaars waren. |
36 Gr. in ons, gelijk ook vers 16, of: onder ons. vers 16 En wij hebben gekend en geloofd de liefde die God tot ons heeft. God is Liefde; en die in de Liefde blijft, die blijft in God en God in hem. |
37 Namelijk die in Hem geloven, gelijk uitgedrukt wordt Joh. 3:16. Joh. 3:16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. |
38 Namelijk geestelijk en eeuwiglijk. |
10 Hierin 39is de liefde, niet dat wij God 40liefgehad hebben, imaar dat Hij ons 41lief heeft gehad, en Zijn Zoon gezonden heeft ktot een Verzoening voor onze zonden. | | 39 Dat is, blijkt de grootheid van Gods liefde tot ons. |
40 Namelijk eerst, zodat wij met onze liefde God tot wederliefde zouden verwekt hebben. Want wij waren van nature haters Gods, Rom. 1:30, en vijanden Gods, Rom. 5:10. Rom. 1:30 Oorblazers, achterklappers, haters Gods, smaders, hovaardigen, laatdunkenden, vinders van kwade dingen, den ouders ongehoorzaam; Rom. 5:10 Want indien wij vijanden zijnde, met God verzoend zijn door den dood Zijns Zoons, veel meer zullen wij verzoend zijnde, behouden worden door Zijn leven. |
i Rom. 3:24. 2 Kor. 5:19. Kol. 1:19. Rom. 3:24 En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing die in Christus Jezus is; 2 Kor. 5:19 Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende, en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. Kol. 1:19 Want het is des Vaders welbehagen geweest, dat in Hem al de volheid wonen zou, |
41 Namelijk eerst, gelijk uitgedrukt wordt vers 19. vers 19 Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft. |
k Rom. 3:25. 1 Joh. 2:2. Rom. 3:25 Welken God voorgesteld heeft tot een Verzoening door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden die tevoren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods, 1 Joh. 2:2 En Hij is een Verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden
der gehele wereld. |
11 Geliefden, indien God ons 42alzo lief heeft gehad, zo zijn ook wij 43schuldig 44elkander lief te hebben. | | 42 Dat is, met zulk een grote, uitnemende, onverdiende en onuitsprekelijke liefde. |
43 Dat is, het is niet alleen betamelijk dat wij het voorbeeld Gods als Zijn kinderen hierin navolgen; maar wij zijn daardoor, alsmede door Gods bevel, verplicht om zulks te doen. |
44 Dat is, niet alleen God, Die de mensen zo uitnemend heeft liefgehad, maar ook wij mensen elkander om Zijnentwil. |
12 l45Niemand heeft ooit God 46aanschouwd; mindien wij elkander liefhebben, zo 47blijft God in ons, en 48Zijn liefde is in ons 49volmaakt. | | l Ex. 33:20. Deut. 4:12. Joh. 1:18. 1 Tim. 1:17; 6:16. Ex. 33:20 Hij zeide verder: Gij zoudt Mijn aangezicht niet kunnen zien; want Mij zal geen mens zien en leven. Deut. 4:12 Zo sprak de HEERE tot u uit het midden des vuurs; gij hoordet de stem der woorden, maar gij zaagt geen gelijkenis, behalve de stem. Joh. 1:18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons
verklaard. 1 Tim. 1:17 Den Koning nu der eeuwen, den onverderfelijken, den onzienlijken, den alleen wijzen God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. 1 Tim. 6:16 Die alleen onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont, Denwelken geen mens gezien heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen. |
45 Namelijk der mensen, gelijk uitgedrukt wordt 1 Tim. 6:16. 1 Tim. 6:16 Die alleen onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont, Denwelken geen mens gezien heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen. |
46 Namelijk met de ogen des lichaams, gelijk verklaard wordt vers 20. Dat is, hoewel men God niet met de lichamelijke ogen kan zien en aanschouwen, zo is het nochtans dat Hij evenwel in ons blijft als wij elkander liefhebben. vers 20 Indien iemand zegt: Ik heb God lief; en haat zijn broeder, die is een leugenaar; want die zijn broeder niet liefheeft, dien hij gezien heeft, hoe kan hij God liefhebben, Dien hij niet gezien heeft? |
m 1 Joh. 3:24. 1 Joh. 3:24 En die Zijn geboden bewaart, blijft in Hem, en Hij in denzelven. En hieraan kennen wij dat Hij in ons blijft, namelijk
uit den Geest, Dien Hij ons gegeven heeft. |
47 Zie hiervan de verklaring op 1 Joh. 3:24. 1 Joh. 3:24 (kt.) En die Zijn geboden bewaart, blijft in Hem, en Hij in denzelven. En hieraan kennen wij dat Hij in ons blijft, namelijk
uit den Geest, Dien Hij ons gegeven heeft. |
48 Namelijk met welke wij Hem liefhebben. |
49 Zie de aant. op 1 Joh. 2:5. 1 Joh. 2:5 (kt.) Maar zo wie Zijn Woord bewaart, in dien is waarlijk de liefde Gods volmaakt geworden; hieraan kennen wij dat wij in Hem zijn. |
13 Hieraan kennen wij dat wij in Hem blijven, en Hij in ons, 50omdat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft. | | 50 Zie de verklaring 1 Joh. 3:24. 1 Joh. 3:24 En die Zijn geboden bewaart, blijft in Hem, en Hij in denzelven. En hieraan kennen wij dat Hij in ons blijft, namelijk
uit den Geest, Dien Hij ons gegeven heeft. |
14 En wij hebben het 51aanschouwd en getuigen dat de Vader Zijn Zoon gezonden heeft tot een Zaligmaker 52der wereld. | | 51 Zie 1 Joh. 1:1. 1 Joh. 1:1 HETGEEN van den beginne was, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het Woord des levens; |
52 Dat is, der uitverkorenen en gelovigen in de ganse wereld. Zie Joh. 3:17; 4:42. 1 Joh. 2:2. Joh. 3:17 Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden. Joh. 4:42 En zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wij zelven hebben Hem gehoord, en weten dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld. 1 Joh. 2:2 En Hij is een Verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden
der gehele wereld. |
15 Zo wie 53beleden zal hebben dat Jezus de Zone Gods is, 54God blijft in hem en hij in God. | | 53 Namelijk en voorts zal gedaan hebben hetgeen deze belijdenis vereist, namelijk Hem met waar geloof zal aangenomen hebben, en zijn geloof met de werken der liefde getoond. Want anderszins hebben dit ook de duivelen wel beleden, Matth. 8:29. Mark. 5:7. Matth. 8:29 En zie, zij riepen, zeggende: Jezus, Gij Zone Gods, wat hebben wij met U te doen? Zijt Gij hier gekomen om ons te pijnigen vóór den tijd? Mark. 5:7 En met een grote stem roepende, zeide hij: Wat heb ik met U te doen, Jezus, Gij Zone Gods des Allerhoogsten? Ik bezweer U bij God, dat Gij mij niet pijnigt. |
54 Zie de verklaring 1 Joh. 3:24. 1 Joh. 3:24 En die Zijn geboden bewaart, blijft in Hem, en Hij in denzelven. En hieraan kennen wij dat Hij in ons blijft, namelijk
uit den Geest, Dien Hij ons gegeven heeft. |
16 En wij hebben gekend en geloofd de liefde die God 55tot ons heeft. God is 56Liefde; 57en die in de Liefde blijft, die blijft in God en God in hem. | | 55 Gr. in ons. |
56 Zie de verklaring vers 8. vers 8 Die niet liefheeft, die heeft God niet gekend; want God is Liefde. |
57 Dat is, daarom. |
17 58Hierin is de liefde bij ons volmaakt, opdat wij 59vrijmoedigheid mogen hebben in den dag des oordeels, namelijk dat 60gelijk Hij is, wij ook zijn in deze wereld. | | 58 Dat is, hierdoor zijn wij volmaakt in de liefde, namelijk dat gelijk Hij is, wij ook zijn in deze wereld, als volgt. |
59 Dat is, een vrijmoedig vertrouwen dat wij in dien dag niet zullen veroordeeld worden; alzo wij nu de liefde oefenen, en de Heere Christus alsdan zal tevoorschijn brengen de werken der liefde, niet als verdienende oorzaken der vrijspreking en zaligheid, maar als vruchten en kentekenen van ons geloof. Zie Matth. 25:34, 35, enz. Matth. 25:34 Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen die tot Zijn rechter hand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders, beërft dat Koninkrijk hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld. Matth. 25:35 Want Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij geherbergd. |
60 Dat is, gelijk Christus in de liefde gewandeld heeft, en gestadiglijk daarin blijft, wij ook Zijn voetstappen navolgen. Zie 1 Joh. 2:6; 3:3, en de aantt. aldaar. Of: gelijk God de Liefde is, wij ook alzo in de liefde wandelen, vss. 8, 10. Matth. 5:48. 1 Joh. 2:6 Die zegt dat hij in Hem blijft, die moet ook zelf alzo wandelen gelijk Hij gewandeld heeft. 1 Joh. 3:3 En een iegelijk die deze hoop op Hem heeft, die reinigt zichzelven, gelijk Hij rein is. vers 8 Die niet liefheeft, die heeft God niet gekend; want God is Liefde. vers 10 Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad, en Zijn Zoon gezonden heeft tot een Verzoening voor onze zonden. Matth. 5:48 Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is. |
18 Er is 61in de liefde 62geen vrees, maar 63de volmaakte liefde 64drijft de vrees buiten; want 65de vrees heeft 66pijn, en die vreest, 67is niet volmaakt in de liefde. | | 61 Dat is, in degenen die hun geloof door de liefde betonen; die waarlijk God en hun naaste liefhebben. |
62 Namelijk van verdoemd te worden in den dag des oordeels; welke vrees een slaafse vrees genaamd wordt. Want hij spreekt hier niet van de vreze Gods, die het beginsel is van alle wijsheid, Ps. 111:10, welke is een kinderlijk ontzag voor de Goddelijke Majesteit, en zorgvuldigheid om Dezelve niet te vertoornen; alzo die ons wordt geboden, Filipp. 2:12. 1 Petr. 1:17. Ps. 111:10 Resch. De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid; Schin. allen die ze doen, hebben goed verstand; Thau. Zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid. Filipp. 2:12 Alzo dan, mijne geliefden, gelijk gij allen tijd gehoorzaam geweest zijt, niet als in mijn tegenwoordigheid alleen, maar veel meer nu in mijn afwezen, werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven; 1 Petr. 1:17 En indien gij tot een Vader aanroept Dengene Die zonder aanneming des persoons oordeelt naar eens iegelijks werk, zo wandelt in vreze den tijd uwer inwoning; |
63 Dat is, als wij God en onzen naaste oprechtelijk liefhebben. Zie 1 Joh. 2:5. 1 Joh. 2:5 Maar zo wie Zijn Woord bewaart, in dien is waarlijk de liefde Gods volmaakt geworden; hieraan kennen wij dat wij in Hem zijn. |
64 Gr. werpt. Want deze vrees is in de harten en consciënties der zondaren zo vast ingeplant, dat zij als met geweld door een sterk en oprecht geloof buiten het hart gedreven moet worden. Dat wij nu een oprecht geloof hebben, wordt bekend uit de oprechte liefde tot God en onzen naaste, waaraan overzulks dit uitdrijven ook toegeschreven wordt. |
65 Namelijk van verdoemd te zullen worden. |
66 Of: straffing; dat is, kwelling, angst en benauwdheid des gemoeds, die ophoudt als wij verzekerd zijn van de oprechtheid van ons geloof, hetwelk geschiedt zo door den Geest Gods, als door de werken der liefde, dewelke hoe groter zij is, hoe minder de vrees en benauwdheid is. |
67 Dat is, heeft nog de rechte liefde niet; want zo hij dezelve had, hij zou deze vrees uitdrijven. |
19 68Wij hebben Hem lief, 69omdat Hij ons eerst liefgehad heeft. | | 68 Of: Laat ons Hem, dat is, God, liefhebben; want de Griekse tekst kan beide overzettingen lijden. |
69 Zie vers 10. vers 10 Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad, en Zijn Zoon gezonden heeft tot een Verzoening voor onze zonden. |
20 nIndien iemand zegt: Ik heb God lief; en 70haat zijn broeder, 71die is een leugenaar; want die zijn broeder niet liefheeft, 72dien hij gezien heeft, 73hoe kan hij God liefhebben, Dien hij niet gezien heeft? | | n 1 Joh. 2:4. 1 Joh. 2:4 Die daar zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet bewaart, die is een leugenaar, en in dien is de waarheid niet; |
70 Dat is, niet alleen metterdaad haat, maar ook zelfs niet liefheeft; gelijk de volgende woorden verklaren. |
71 Zie 1 Joh. 2:4. 1 Joh. 2:4 Die daar zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet bewaart, die is een leugenaar, en in dien is de waarheid niet; |
72 Dat is, wiens persoon, staat en nood hij ziet, door welk zien de liefde en barmhartigheid pleegt ontstoken te worden in het hart. |
73 Hij wil zeggen: die kan geenszins God liefhebben; alzo men lichter door het gezicht dan door het gehoor tot liefde bewogen wordt; en God niet minder de ene liefde dan de andere van ons eist. |
21 oEn dit gebod hebben wij van Hem, namelijk dat die God liefheeft, ook zijn broeder liefhebbe. | | o Lev. 19:18. Matth. 22:39. Joh. 13:34; 15:12. Ef. 5:2. 1 Thess. 4:9. 1 Petr. 4:8. 1 Joh. 3:23. Lev. 19:18 Gij zult niet wreken, noch toorn behouden tegen de kinderen uws volks; maar gij zult uw naaste liefhebben als uzelven; Ik ben de HEERE. Matth. 22:39 En het tweede, aan dit gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Joh. 13:34 Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat ook gij elkander liefhebt. Joh. 15:12 Dit is Mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijkerwijs Ik u liefgehad heb. Ef. 5:2 En wandelt in de liefde, gelijkerwijs ook Christus ons liefgehad heeft en Zichzelven voor ons heeft overgegeven tot een offerande en een slachtoffer Gode, tot een welriekenden reuk. 1 Thess. 4:9 Van de broederlijke liefde nu hebt gij niet van node dat ik u schrijf; want gij zelven zijt van God geleerd om elkander lief te hebben. 1 Petr. 4:8 Maar vooral hebt vurige liefde tot elkander; want de liefde zal menigte van zonden bedekken. 1 Joh. 3:23 En dit is Zijn gebod, dat wij geloven in den Naam van Zijn Zoon Jezus Christus, en elkander liefhebben, gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft. |