Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Het apostolisch getuigenis |
1 HETGEEN avan den beginne was, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze ogen, bhetgeen wij aanschouwd hebben cen onze handen getast hebben van het Woord des levens; a Joh. 1:1. b Joh. 1:14. 2 Petr. 1:16. c Luk. 24:39. Joh. 20:27. |
a Joh. 1:1 IN den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. b Joh. 1:14 En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid. 2 Petr. 1:16 Want wij zijn geen kunstiglijk verdichte fabelen nagevolgd, als wij u bekendgemaakt hebben de kracht en toekomst van onzen Heere Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit. c Luk. 24:39 Ziet Mijn handen en Mijn voeten; want Ik ben het Zelf. Tast Mij aan en ziet, want een geest heeft geen vlees en benen, gelijk gij ziet dat Ik heb. Joh. 20:27 Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger hier, en zie Mijn handen, en breng uw hand en steek ze in Mijn zijde; en zijt niet ongelovig, maar gelovig. |
2 (Want het Leven is geopenbaard, en wij hebben Het gezien, en wij getuigen en verkondigen ulieden dat eeuwige Leven, Hetwelk bij den Vader was en ons is geopenbaard) |
3 Hetgeen wij dan gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben, en deze onze gemeenschap ook zij
met den Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus. |
4 En deze dingen schrijven wij u, opdat uw blijdschap vervuld zij. |
In het licht wandelen |
5 En dit is de verkondiging die wij van Hem gehoord hebben, en wij u verkondigen, ddat God een Licht is en gans geen duisternis in Hem is. d Joh. 1:9; 8:12; 9:5; 12:35, 36. |
d Joh. 1:9 Dit was het waarachtige Licht, Hetwelk verlicht een iegelijk mens, komende in de wereld. Joh. 8:12 Jezus dan sprak wederom tot henlieden, zeggende: Ik ben het Licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben. Joh. 9:5 Zolang Ik in de wereld ben, zo ben Ik het Licht der wereld. Joh. 12:35 Jezus dan zeide tot hen: Nog een kleinen tijd is het Licht bij ulieden; wandelt terwijl gij het licht hebt, opdat de duisternis u niet bevange. En die in de duisternis wandelt, weet niet waar hij heen gaat. Joh. 12:36 Terwijl gij het licht hebt, gelooft in het licht, opdat gij kinderen des lichts moogt zijn. Deze dingen sprak Jezus, en weggaande verborg Hij Zich van hen. |
6 Indien wij zeggen dat wij gemeenschap met Hem hebben, en wij in de duisternis wandelen, zo liegen wij, en doen de waarheid niet. |
7 Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander, een het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. e Hebr. 9:14. 1 Petr. 1:19. Openb. 1:5. |
e Hebr. 9:14 Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw consciëntie reinigen van dode werken, om den levenden God te dienen! 1 Petr. 1:19 Maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam; Openb. 1:5 En van Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden, en de Overste van de koningen der aarde. Hem Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed, |
De zonde belijden |
8 fIndien wij zeggen dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij onszelven, en de waarheid is in ons niet. f 1 Kon. 8:46. 2 Kron. 6:36. Job 9:2. Ps. 143:2. Spr. 20:9. Pred. 7:20. |
f 1 Kon. 8:46 Wanneer zij gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er die niet zondigt), en Gij tegen hen vertoornd zult zijn en hen leveren zult voor het aangezicht des vijands, dat degenen die hen gevangen hebben, hen gevankelijk wegvoeren in des vijands land, dat ver of nabij is; 2 Kron. 6:36 Wanneer zij gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er die niet zondigt) en Gij tegen hen vertoornd zult zijn en hen leveren zult voor het aangezicht des vijands, dat degenen die hen gevangen hebben, hen gevankelijk wegvoeren in een land, dat ver of nabij is; Job 9:2 Waarlijk, ik weet dat het zo is; want hoe zou de mens rechtvaardig zijn bij God? Ps. 143:2 En ga niet in het gericht met Uw knecht; want niemand die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn. Spr. 20:9 Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? Pred. 7:20 Voorwaar, er is geen mens rechtvaardig op aarde, die goed doet en niet zondigt. |
9 gIndien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid. g Ps. 32:5. Spr. 28:13. |
g Ps. 32:5 Mijn zonde maakte ik U bekend en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor den HEERE. En Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde. Sela. Spr. 28:13 Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen. |
10 Indien wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben, zo maken wij Hem tot een leugenaar, en Zijn Woord is niet in ons. |