Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 Uit aanmerking van het lijden van Christus trekt de apostel een vermaning dat zij niet moeten leven naar de begeerlijkheden des vleses, maar naar Gods wil. 4 En leert dat die het tegendeel doen, of anderen daartoe brengen, Gode rekenschap geven zullen. 6 Dat daarom ook den doden het Evangelie is verkondigd. 7 Vermaant hen daarna tot nuchterheid, bidden, liefde en andere deugden. 10 Mitsgaders tot rechte aanwending der gaven en bedieningen die elk heeft ontvangen. 12 Leert wederom dat het lot der gelovigen is verdrukking te lijden, en dat hun zulks zalig is. 15 Maar waarschuwt dat niemand lijde als een kwaaddoener, maar dat hij lijde als een Christen. 17 Overmits het oordeel Gods van Zijn huis begint. 18 Doch dat de anderen hiernamaals een zwaarder oordeel hebben te verwachten. |
Niet meer leven als de heidenen |
1 DEWIJL dan Christus voor ons 1in het vlees 2geleden heeft, azo 3wapent gij u ook met dezelfde gedachte, bnamelijk dat 4wie in het vlees geleden heeft, die heeft 5opgehouden van de zonde; | | 1 Dat is, in Zijn menselijke natuur, gelijk 1 Petr. 3:18. 1 Petr. 3:18 Want Christus heeft ook ééns voor de zonden geleden, Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen; Die wel is gedood in het vlees, maar levend gemaakt door den Geest; |
2 Namelijk tot verzoening en wegneming onzer zonden. |
a Hebr. 12:1. Hebr. 12:1 DAAROM dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last en de zonde die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan die ons voorgesteld is; |
3 Dat is, sterkt u, namelijk tegen alle aanvechtingen en verleidingen des vleses, des duivels en der wereld. |
b Rom. 6:7. Rom. 6:7 Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde. |
4 Dat is, wie der zonde gestorven is, of wie zijn vlees en verdorven natuur gekruist en gedood heeft; zodat het woord vlees en het woord lijden hier anders worden genomen dan in de voorgaande woorden, door een wijze van spreken bij de Grieken genaamd antanaclasis, die in de Schrift zeer gebruikelijk is. |
5 Namelijk om die voortaan niet meer te dienen. Zie hiervan breder Rom. 6:3, enz., gelijk ook het volgende vers verklaart. Rom. 6:3 Of weet gij niet dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? |
2 cOm nu niet meer naar de begeerlijkheden 6der mensen, maar naar den wil van God den tijd 7die overig is in het vlees, te leven. | | c Rom. 14:7. 2 Kor. 5:15. Gal. 2:20. Ef. 4:24. 1 Thess. 5:10. Hebr. 9:14. Rom. 14:7 Want niemand van ons leeft zichzelven en niemand sterft zichzelven. 2 Kor. 5:15 Als die dit oordelen, dat indien Eén voor allen gestorven is, zij dan allen gestorven zijn. En Hij is voor allen gestorven, opdat degenen die leven, niet meer zichzelven zouden leven, maar Dien Die voor hen gestorven en opgewekt is. Gal. 2:20 Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch
niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, Die mij liefgehad heeft en Zichzelven voor mij overgegeven heeft. Ef. 4:24 En den nieuwen mens aandoen, die naar God geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid. 1 Thess. 5:10 Die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij dat wij waken, hetzij dat wij slapen, tezamen met Hem leven zouden. Hebr. 9:14 Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw consciëntie reinigen van dode werken, om den levenden God te dienen! |
6 Dat is, der natuurlijke en onwedergeboren mensen. Zie Ef. 2:3. Ef. 2:3 Onder dewelke ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleses, doende den wil des vleses en der gedachten; en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen. |
7 Namelijk na onzen doop en bekering. |
3 dWant het is ons genoeg dat wij 8den voorgaanden tijd des levens 9der heidenen wil volbracht hebben, en gewandeld hebben in ontuchtigheden, begeerlijkheden, wijnzuiperijen, brasserijen, drinkerijen en 10gruwelijke afgoderijen; | | d Ef. 4:17. Ef. 4:17 Ik zeg dan dit en betuig het in den Heere, dat gij niet meer wandelt gelijk als de andere heidenen wandelen in de ijdelheid huns gemoeds, |
8 Namelijk die onze bekering in onze onwetendheid voorgegaan is. |
9 Dat is, hoewel wij Joden waren, nochtans geleefd hebben naar de gewoonte of lusten der heidenen, waaronder wij woonden; niet dat de apostel zelf alzo juist geleefd had, maar hij spreekt alzo bij een wijze van spreken die communicatie wordt genaamd. |
10 Of: ongeoorloofd, onbehoorlijk. Dit wordt daar niet bij gedaan alsof er enige afgoderij ware die niet gruwelijk of ongeoorloofd is, maar om uit te drukken de afgrijselijkheid der afgoderij, waartoe de Joden zich van de heidenen, waaronder zij woonden, ook dikmaals lieten verleiden om hun te behagen. |
4 Waarin 11zij zich vreemd houden, als gij niet medeloopt tot dezelfde uitgieting der overdadigheid, 12en u lasteren; | | 11 Namelijk onbekeerde Joden en heidenen. |
12 Dat is, schelden of lasteren u, en de leer, omdat gij dezelve navolgende, niet doet gelijk zij. |
5 Dewelke zullen rekenschap geven Dengene Die bereid staat om te oordelen 13de levenden en de doden. | | 13 Dat is, alle mensen. Zie Hand. 10:42. Hand. 10:42 En heeft ons geboden den volke te prediken, en te betuigen dat Hij is Degene Die van God verordineerd is tot een Rechter van levenden en doden. |
6 eWant daartoe is ook den 14doden 15het Evangelie verkondigd geworden, opdat zij wel zouden 16geoordeeld worden 17naar den mens 18in het vlees, maar 19leven zouden 20naar God 21in den geest. | | e Joh. 5:25. 1 Petr. 3:19. Joh. 5:25 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven. 1 Petr. 3:19 In Denwelken Hij ook heengegaan zijnde, den geesten die in de gevangenis zijn, gepredikt heeft, |
14 Namelijk die ten tijde van Noach geleefd hebben, en nu dood zijn, van dewelke hij hiervoor 1 Petr. 3:19, 20 heeft gesproken; die Noach ook lasterden omdat hij niet deed gelijk zij, namelijk huwen, eten, drinken, enz., zonder nadenken over Gods toekomende straf, gelijk Christus daarvan ook spreekt Matth. 24:37, 38. 1 Petr. 3:19 In Denwelken Hij ook heengegaan zijnde, den geesten die in de gevangenis zijn, gepredikt heeft, 1 Petr. 3:20 Die eertijds ongehoorzaam waren, wanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal verwachtte in de dagen van Noach, als de ark toebereid werd; waarin weinige (dat is acht) zielen behouden werden door het water; Matth. 24:37 En gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. Matth. 24:38 Want gelijk zij waren in de dagen voor den zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, tot den dag toe in welken Noach in de ark ging; |
15 Namelijk door Noach, den prediker der gerechtigheid, namelijk om hen daardoor tot bekering van zulk zorgeloos leven te brengen. |
16 Dat is, gestraft of gekastijd worden; gelijk 1 Kor. 11:31, 32. Namelijk door den zondvloed, dien God over het gehele menselijke geslacht wilde doen komen. Anderen verstaan dit van de doding des vleses, en van het geestelijk leven des geestes. Doch de eerste verklaring komt met de woorden alhier en met vers 19 van het voorgaande hoofdstuk beter overeen. 1 Kor. 11:31 Want indien wij onszelven oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden. 1 Kor. 11:32 Maar als wij geoordeeld worden, zo worden wij van den Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld worden. vers 19 Zo dan ook, die lijden naar den wil Gods, dat zij hun zielen Hem als den getrouwen Schepper bevelen met wel doen. |
17 Gr. naar de mensen, dat is, naar den uitwendigen stand des mensen in deze wereld. |
18 Dat is, in het lichaam, door het benemen van hun tijdelijk leven. |
19 Namelijk zo zij Noach hoorden en zijn vermaning waarnamen, en zich daarover bekeerden. |
20 Dat is, voor God, of naar Gods genade, die hun werd aangeboden. |
21 Dat is, naar de ziel en in hun geestelijken stand; gelijk het kan zijn, hoewel Petrus dit niet klaarlijk zegt, dat enigen zich in het einde nog bekeerd hebben, ziende dat God Zijn straf alrede over hen zond. Immers blijkt hieruit dat God daarom Noach hun tot een prediker heeft gezonden, om hen tot bekering te noden, opdat, zo hun lichamen vergingen, tenminste hun zielen behouden werden. |
Het einde aller dingen is nabij |
7 fEn het einde 22aller dingen is nabij; gzijt dan nuchter, en waakt in de gebeden. | | f 1 Joh. 2:18. 1 Joh. 2:18 Kinderkens, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt dat de antichrist komt, zo zijn ook nu vele antichristen geworden; waaruit wij kennen dat het de laatste ure is. |
22 Namelijk in deze wereld. En daarom, wil de apostel zeggen, moeten wij op onze hoede zijn, opdat ons het laatste oordeel niet overvalle, gelijk de zondvloed de eerste wereld overviel. Zie dergelijk Matth. 24:37. Luk. 21:34. Matth. 24:37 En gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. Luk. 21:34 En wacht uzelven, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens overkome. |
g Luk. 21:34. Luk. 21:34 En wacht uzelven, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens overkome. |
8 Maar vooral hebt vurige liefde tot elkander; hwant de liefde 23zal menigte van zonden bedekken. | | h Spr. 10:12. Spr. 10:12 Haat verwekt krakelen, maar de liefde dekt alle overtredingen toe. |
23 Namelijk onder de mensen, alzo de liefde alles verdraagt, alles ten beste duidt, alles vergeeft. En dezen zin vereist merkelijk de plaats Spr. 10:12, waaruit de apostel deze woorden neemt. Want het is alleen de verdienste van Christus die onze zonden voor het oordeel Gods bedekt, 1 Joh. 2:1, 2. Spr. 10:12 Haat verwekt krakelen, maar de liefde dekt alle overtredingen toe. 1 Joh. 2:1 MIJNE kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt; en indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, den Rechtvaardige; 1 Joh. 2:2 En Hij is een Verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden
der gehele wereld. |
9 iZijt herbergzaam jegens elkander, k24zonder murmureren. | | i Rom. 12:13. Hebr. 13:2. Rom. 12:13 Deelt mede tot de behoeften der heiligen. Tracht naar herbergzaamheid. Hebr. 13:2 Vergeet de herbergzaamheid niet; want hierdoor hebben sommigen onwetend engelen geherbergd. |
k Filipp. 2:14. Filipp. 2:14 Doet alle dingen zonder murmureren en tegenspreken, |
24 Namelijk dat u zulks moeilijk of lastig valt, gelijk de mensen lichtelijk plegen te doen. |
10 lEen iegelijk, 25gelijk hij gave ontvangen heeft, alzo bediene hij dezelve aan de anderen, als goede uitdelers der menigerlei genade Gods. | | l Spr. 3:28. Rom. 12:6. 2 Kor. 8:11. Spr. 3:28 Zeg niet tot uw naaste: Ga heen en kom weder, en morgen zal ik geven; dewijl het bij u is. Rom. 12:6 Hebbende nu verscheidene gaven, naar de genade die ons gegeven is, 2 Kor. 8:11 Maar nu, voleindigt ook het doen, opdat, gelijk als er geweest is de volvaardigheid des gemoeds om te willen, er ook alzo zij het voleindigen uit hetgeen dat gij hebt. |
25 Namelijk van God. Waaronder ook de verscheiden beroeping tot gebruik derzelver gaven wordt verstaan; gelijk Ef. 4:8. Ef. 4:8 Daarom zegt Hij: Als Hij opgevaren is in de hoogte, heeft Hij de gevangenis gevangengenomen, en heeft den mensen gaven gegeven. |
11 mIndien iemand 26spreekt, die spreke
27als de woorden Gods; indien iemand 28dient, die diene
29als uit kracht die God verleent; opdat God in alles geprezen worde door Jezus Christus, Welken toekomt de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. | | m Jer. 23:22. Jer. 23:22 Maar zo zij in Mijn raad hadden gestaan, zo zouden zij Mijn volk Mijn woorden hebben doen horen, en zouden hen afgekeerd hebben van hun bozen weg en van de boosheid hunner handelingen. |
26 Dat is, Gods Woord de gemeente, óf in het openbaar en gemeen, óf in het bijzonder voorstelt en uitlegt tot lering, troosting en vermaning, enz. |
27 Dat is, met allen ernst en eerbied, gelijk het betamelijk is Gods Woord te spreken. |
28 Of: bedient, die bediene. Want hij spreekt hier van het ambt der diakenen en diaconessen. Zie dergelijk Rom. 12:6, 7, 8. Rom. 12:6 Hebbende nu verscheidene gaven, naar de genade die ons gegeven is, Rom. 12:7 Zo laat ons die gaven besteden, hetzij profetie, naar de mate des geloofs; hetzij bediening, in het bedienen; hetzij die leert, in het leren; Rom. 12:8 Hetzij die vermaant, in het vermanen; die uitdeelt, in eenvoudigheid; die een voorstander is, in naarstigheid; die barmhartigheid doet, in blijmoedigheid. |
29 Dat is, met ernst en ijver, als die van Godswege zulks doet; mildelijk, als die door Gods zegen doet hetgeen hij doet; en in nederigheid, als zulks doende niet uit zijn eigen krachten, maar daartoe van God, Die een Auteur alles goeds is, krachten verkrijgende. |
Vreugde in het lijden |
12 Geliefden, n30houdt u niet vreemd over 31de hitte der verdrukking onder u, die u geschiedt tot verzoeking, alsof u iets vreemds overkwame; | | n Jes. 48:10. 1 Kor. 3:13. 1 Petr. 1:7. Jes. 48:10 Zie, Ik heb u gelouterd, doch niet als zilver, Ik heb u gekeurd in den smeltkroes der ellende. 1 Kor. 3:13 Eens iegelijks werk zal openbaar worden; want de dag zal het verklaren, dewijl het door vuur ontdekt wordt; en hoedanig eens iegelijks werk is, zal het vuur beproeven. 1 Petr. 1:7 Opdat de beproeving uws geloofs, die veel kostelijker is dan van het goud, hetwelk vergaat en door het vuur beproefd wordt, bevonden worde te zijn tot lof en eer en heerlijkheid, in de openbaring van Jezus Christus; |
30 Gr. zijt geen vreemdelingen, dat is, laat u niet vreemd dunken, of verwondert u niet, gelijk vreemden plegen wanneer hun iets ongewoons overkomt. Gelijk ook vers 4. vers 4 Waarin zij zich vreemd houden, als gij niet medeloopt tot dezelfde uitgieting der overdadigheid, en u lasteren; |
31 Het Griekse woord pyrosis betekent een werking des vuurs tot beproeving. |
13 Maar gelijk gij gemeenschap hebt aan 32het lijden van Christus, 33alzo verblijdt u; opdat gij ook in de openbaring Zijner heerlijkheid u moogt verblijden en verheugen. | | 32 Dat is, aan de verdrukkingen die wij naar het voorbeeld van Christus en om Zijnentwil lijden. Of: die Christus lijdt in Zijn ledematen. Zie Rom. 8:17. 2 Kor. 1:5. Kol. 1:24. Hebr. 11:26. Rom. 8:17 En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen Gods en mede-erfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden. 2 Kor. 1:5 Want gelijk het lijden van Christus overvloedig is in ons, alzo is ook door Christus onze vertroosting overvloedig. Kol. 1:24 Die mij nu verblijd in mijn lijden voor u, en vervul in mijn vlees de overblijfselen van de verdrukkingen van Christus voor Zijn lichaam, hetwelk is de gemeente; Hebr. 11:26 Achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn dan de schatten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons. |
33 Namelijk dat gij waardig geacht zijt om Christus’ wil en naar Zijn voorbeeld te lijden. Zie Matth. 5:12. Hand. 5:41. Matth. 5:12 Verblijdt en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten die vóór u geweest zijn. Hand. 5:41 Zij dan gingen heen van het aangezicht des Raads, verblijd zijnde dat zij waren waardig geacht geweest om Zijns Naams wil smaadheid te lijden. |
14 oIndien gij gesmaad wordt om den Naam van Christus, zo zijt gij zalig; want 34de Geest der heerlijkheid en 35de Geest Gods rust op u. Wat 36hen aangaat, 37Hij wordt wel gelasterd, maar wat u aangaat, 38Hij wordt verheerlijkt. | | o Matth. 5:10. 1 Petr. 2:20; 3:14. Matth. 5:10 Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. 1 Petr. 2:20 Want wat lof is het, indien gij verdraagt als gij zondigt en daarover
geslagen wordt? Maar indien gij verdraagt als gij wel doet en daarover lijdt, dat is genade bij God. 1 Petr. 3:14 Maar indien gij ook lijdt om der gerechtigheid wil, zo zijt gij zalig; en vreest niet uit vreze van hen, en wordt niet ontroerd; |
34 Dat is, Die u met heerlijkheid als kinderen Gods versiert, gelijk Hij de Geest der waarheid, der wijsheid, enz., ook elders wordt genaamd, Jes. 11:2. Joh. 16:13. Jes. 11:2 En op Hem zal de Geest des HEEREN rusten: de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des HEEREN. Joh. 16:13 Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen. |
35 Dat is, Dien ons God door Christus en om Christus’ wil mededeelt, Die in ons als Zijn leden woont, en ons derhalve Christus in dezen gelijkvormig maakt. |
36 Namelijk uw verdrukkers. |
37 Namelijk deze Geest, Die deze vrijmoedigheid in u baart. |
38 Namelijk als gij in het midden van de verdrukking Zijn kracht en vertroosting in u gevoelt, en daardoor bij anderen uw standvastigheid bewijst. Zie Matth. 10:19. Luk. 12:11. Joh. 14:16, 17. Matth. 10:19 Doch wanneer zij u overleveren, zo zult gij niet bezorgd zijn hoe of wat gij spreken zult; want het zal u in dezelve ure gegeven worden wat gij spreken zult. Luk. 12:11 En wanneer zij u heenbrengen zullen in de synagogen en tot de overheden en de machten, zo zijt niet bezorgd hoe of wat gij tot verantwoording zeggen of wat gij spreken zult; Joh. 14:16 En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; Joh. 14:17 Namelijk den Geest der waarheid, Welken de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij ulieden en zal in u zijn. |
15 Doch dat niemand van u lijde als een doodslager, of dief, 39of kwaaddoener, of als een 40die zich met eens anders doen bemoeit; | | 39 Namelijk van enige andere soort van kwaad, waarover de burgerlijke wetten de mensen plegen te straffen. |
40 Dat is, met eens anders ambt of zaken, uit nieuwsgierigheid of albestierigheid, waardoor dikmaals warringen, twisten en scheuringen voortkomen, en derhalve ook strafbaar is. |
16 Maar indien iemand lijdt als een Christen, 41die schame zich niet, maar verheerlijke God in dezen dele. | | 41 Namelijk over het lijden, of over de schande die hem daarom aangedaan wordt. |
17 pWant het is de tijd dat 42het oordeel begint 43van het huis Gods; en indien het eerst van ons begint, q44welk zal het einde zijn dergenen die het Evangelie Gods ongehoorzaam zijn? | | p Jer. 25:29. Luk. 23:31. Jer. 25:29 Want zie, in de stad die naar Mijn Naam genoemd is, begin Ik te plagen, en zoudt gij enigszins onschuldig gehouden worden? Gij zult niet onschuldig worden gehouden; want Ik roep het zwaard over alle inwoners der aarde, spreekt de HEERE der heirscharen. Luk. 23:31 Want indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal aan het dorre geschieden? |
42 Dat is, de kastijdingen. Want gelijk de verdrukkingen zijn beproevingen der gelovigen, zo zijn ook die voor dezelve kastijdingen, ten aanzien van Gods hand, Die deze roeden gebruikt tot hun best. Zie Hebr. 12:6, enz. Hebr. 12:6 Want dien de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt een iegelijken zoon dien Hij aanneemt. |
43 Dat is, van de huisgenoten Gods, of van Zijn gemeente, Hebr. 3:2, enz. Hebr. 3:2 Die getrouw is Dengene Die Hem gesteld heeft, gelijk ook Mozes in geheel Zijn huis was. |
q Luk. 10:12. Luk. 10:12 En Ik zeg u, dat het dien van Sódom verdraaglijker wezen zal in dien dag dan dezelve stad. |
44 Dat is, hoe vreselijk zal, enz. |
18 rEn indien de rechtvaardige 45nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en 46zondaar 47verschijnen? | | r Spr. 11:31. Spr. 11:31 Zie, den rechtvaardige wordt vergolden op de aarde, hoeveel te meer den goddeloze en zondaar! |
45 Dat is, niet dan door veel strijd, vele verdrukkingen, benauwdheden, beproevingen en kastijdingen, Matth. 7:13, 14. Anderszins gaat de zaligheid der gelovigen, die door het geloof in Christus gerechtvaardigd zijn, en door Zijn Geest geheiligd, naar Gods belofte zeker en gewis. Zie Rom. 8:33. Matth. 7:13 Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort en breed is de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er die door dezelve ingaan; Matth. 7:14 Want de poort is eng en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er die denzelven vinden. Rom. 8:33 Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het Die rechtvaardig maakt. |
46 Dat is, de onboetvaardige zondaar, gelijk Ps. 1:1. Joh. 9:31. Ps. 1:1 WELGELUKZALIG is de man die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters. Joh. 9:31 En wij weten dat God de zondaars niet hoort; maar zo iemand godvruchtig is en Zijn wil doet, dien hoort Hij. |
47 Namelijk om in Gods oordeel te bestaan, Ps. 1:5. Ps. 1:5 Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen. |
19 Zo dan ook, die lijden naar den wil Gods, dat zij hun zielen Hem als den getrouwen Schepper bevelen met wel doen. | | |