Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Het huwelijksleven |
1 DESGELIJKSa gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig; opdat ook zo enigen het Woord ongehoorzaam zijn, zij door den wandel der vrouwen zonder woord mogen gewonnen worden, a Gen. 3:16. 1 Kor. 14:34. Ef. 5:22. Kol. 3:18. Tit. 2:5.  |
a Gen. 3:16 Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen baren; en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben. 1 Kor. 14:34 Dat uw vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet toegelaten te spreken, maar bevolen onderworpen te zijn, gelijk ook de Wet zegt. Ef. 5:22 Gij vrouwen, weest uw eigen mannen onderdanig, gelijk den Heere; Kol. 3:18 Gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig, gelijk het betaamt in den Heere. Tit. 2:5 Matig te zijn, kuis te zijn, het huis te bewaren, goed te zijn, haar eigen mannen onderdanig te zijn, opdat het Woord Gods niet gelasterd worde. |
2 Als zij zullen ingezien hebben uw kuisen wandel in vreze. |
3 bWelker versiersel zij, niet hetgeen uiterlijk is, bestaande in het vlechten des haars, en omhangen van goud, of van klederen aan te trekken, b 1 Tim. 2:9. Tit. 2:3.  |
b 1 Tim. 2:9 Desgelijks ook dat de vrouwen in een eerbaar gewaad met schaamte en matigheid zichzelven versieren, niet in vlechtingen des haars, of goud, of parelen, of kostelijke kleding, Tit. 2:3 De oude vrouwen insgelijks, dat zij in haar dracht zijn gelijk den heiligen betaamt, dat zij geen lasteraarsters zijn, zich niet tot veel wijn begevende, maar leraressen zijn van het goede; |
4 Maar de verborgen mens des harten, in het onverderfelijk versiersel van een zachtmoedigen en stillen geest, die kostelijk is voor God. |
5 Want alzo versierden zichzelven eertijds ook de heilige vrouwen, die op God hoopten, en waren haar eigen mannen onderdanig; |
6 cGelijk Sara Abraham gehoorzaam is geweest, hem noemende heer, welker dochteren gij geworden zijt, als gij wel doet en niet vreest voor enige verschrikking. c Gen. 18:12.  |
c Gen. 18:12 Zo lachte Sara bij zichzelve, zeggende: Zal ik wellust hebben, nadat ik oud geworden ben en mijn heer oud is? |
7 Gij mannen insgelijks, dwoont bij haar
met verstand, aan het vrouwelijke vat, als het zwakste, eer gevende, als die ook mede-erfgenamen der genade des levens met haar zijt; opdat uw gebeden niet verhinderd worden. d Ef. 5:25, enz. Kol. 3:19.  |
d Ef. 5:25 Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook Christus de gemeente liefgehad heeft en Zichzelven voor haar heeft overgegeven; Kol. 3:19 Gij mannen, hebt uw vrouwen lief, en wordt niet verbitterd tegen haar. |
Opwekking tot verdraagzaamheid |
8 En eindelijk, ezijt allen eensgezind, medelijdend, de broeders liefhebbende, met innerlijke barmhartigheid bewogen, vriendelijk; e Rom. 12:16; 15:5. 1 Kor. 1:10. Filipp. 2:2; 3:16.  |
e Rom. 12:16 Weest eensgezind onder elkander. Tracht niet naar de hoge dingen, maar voegt u tot de nederige. Zijt niet wijs bij uzelven. Rom. 15:5 Doch de God der lijdzaamheid en der vertroosting geve u dat gij eensgezind zijt onder elkander naar Christus Jezus, 1 Kor. 1:10 Maar ik bid u, broeders, door den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in één zelfden zin en in één zelfde gevoelen. Filipp. 2:2 Zo vervult mijn blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van één gemoed en van één gevoelen zijnde. Filipp. 3:16 Doch waar wij toe gekomen zijn, laat ons daarin
naar denzelven regel wandelen, laat ons hetzelfde gevoelen. |
9 fVergeldt niet kwaad voor kwaad, of schelden voor schelden, maar zegent daarentegen; wetende dat gij daartoe geroepen zijt, gopdat gij zegening zoudt beërven. f Lev. 19:18. Spr. 20:22; 24:29. Matth. 5:39. Rom. 12:17. 1 Kor. 6:7. 1 Thess. 5:15. g Matth. 25:34. 1 Tim. 4:8.  |
f Lev. 19:18 Gij zult niet wreken, noch toorn behouden tegen de kinderen uws volks; maar gij zult uw naaste liefhebben als uzelven; Ik ben de HEERE. Spr. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden. Wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. Spr. 24:29 Zeg niet: Gelijk als hij mij gedaan heeft, zo zal ik hem doen; ik zal eenieder vergelden naar zijn werk. Matth. 5:39 Maar Ik zeg u, dat gij den boze niet wederstaat; maar zo wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe; Rom. 12:17 Vergeldt niemand kwaad voor kwaad. Bezorgt hetgeen eerlijk is voor alle mensen. 1 Kor. 6:7 Zo is er dan nu ganselijk gebrek onder u, dat gij met elkander rechtszaken hebt. Waarom lijdt gij niet liever ongelijk? Waarom lijdt gij niet liever schade? 1 Thess. 5:15 Ziet dat niemand kwaad voor kwaad iemand vergelde, maar jaagt allen tijd het goede na, zo jegens elkander als jegens allen. g Matth. 25:34 Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen die tot Zijn rechterhand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders, beërft dat Koninkrijk hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld. 1 Tim. 4:8 Want de lichamelijke oefening is tot weinig nut, maar de godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de belofte des tegenwoordigen en des toekomenden levens. |
10 hWant wie het leven wil liefhebben en goede dagen zien, die stille zijn tong van het kwaad, en zijn lippen dat zij geen bedrog spreken; h Ps. 34:13, enz. Jak. 1:26.  |
h Ps. 34:13 Mem. Wie is de man die lust heeft ten leven, die dagen liefheeft om het goede te zien? Jak. 1:26 Indien iemand onder u dunkt dat hij godsdienstig is, en zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart verleidt, dezes godsdienst is ijdel. |
11 iDie wijke af van het kwade, en doe het goede; die zoeke vrede en jage denzelven na. i Ps. 37:27. Jes. 1:16. 3 Joh. vs. 11.  |
i Ps. 37:27 Samech. Wijk af van het kwade en doe het goede, en woon in eeuwigheid. Jes. 1:16 Wast u, reinigt u, doet de boosheid uwer handelingen van voor Mijn ogen weg, laat af van kwaad te doen. 3 Joh. vs. 11 Geliefde, volg het kwade niet na, maar het goede. Die goed doet, is uit God; maar die kwaad doet, heeft God niet gezien. |
12 Want de ogen des Heeren zijn over de rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun gebed; maar het aangezicht des Heeren is tegen degenen die kwaad doen. |
Troost van een goede consciëntie |
13 En wie is het die u kwaad doen zal, indien gij navolgers zijt van het goede? |
14 kMaar indien gij ook lijdt om der gerechtigheid wil, zo zijt gij zalig; len vreest niet uit vreze van hen, en wordt niet ontroerd; k Matth. 5:10. 1 Petr. 2:20; 4:14. l Jes. 8:12. Jer. 1:8.  |
k Matth. 5:10 Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. 1 Petr. 2:20 Want wat lof is het, indien gij verdraagt als gij zondigt en daarover
geslagen wordt? Maar indien gij verdraagt als gij wel doet en daarover lijdt, dat is genade bij God. 1 Petr. 4:14 Indien gij gesmaad wordt om den Naam van Christus, zo zijt gij zalig; want de Geest der heerlijkheid en de Geest Gods rust op u. Wat hen aangaat, Hij wordt wel gelasterd, maar wat u aangaat, Hij wordt verheerlijkt. l Jes. 8:12 Gijlieden zult niet zeggen: Een verbintenis, van alles waar dit volk van zegt: Het is een verbintenis; en vreest gijlieden hun vreze niet en verschrikt niet. Jer. 1:8 Vrees niet voor hun aangezicht, want Ik ben met u, om u te redden, spreekt de HEERE. |
15 mMaar heiligt God den Heere in uw harten; nen zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk die u rekenschap afeist van de hoop die in u is, met zachtmoedigheid en vreze. m Job 1:21. n Ps. 119:46. Hand. 4:8.  |
m Job 1:21 En hij zeide: Naakt ben ik uit mijner moeders buik gekomen en naakt zal ik daarheen wederkeren. De HEERE heeft gegeven en de HEERE heeft genomen; de Naam des HEEREN zij geloofd. n Ps. 119:46 Ook zal ik voor koningen spreken van Uw getuigenissen en mij niet schamen. Hand. 4:8 Toen zeide Petrus, vervuld zijnde met den Heiligen Geest, tot hen: Gij oversten des volks en gij ouderlingen Israëls, |
16 En hebt een goede consciëntie, oopdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners, zij beschaamd mogen worden, die uw goeden wandel in Christus lasteren. o Tit. 2:8. 1 Petr. 2:12, 15.  |
o Tit. 2:8 Het woord gezond, en
onverwerpelijk, opdat degene die daartegen is, beschaamd worde en niets kwaads hebbe van ulieden te zeggen. 1 Petr. 2:12 En houdt uw wandel eerlijk onder de heidenen; opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken als van kwaaddoeners, zij uit de goede werken die zij in u zien, God verheerlijken mogen in den dag der bezoeking. 1 Petr. 2:15 Want alzo is het de wil van God, dat gij wel doende den mond stopt aan de onwetendheid der dwaze mensen; |
17 Want het is beter dat gij wel doende (indien het de wil Gods wil) lijdt, dan kwaad doende. |
18 pWant Christus heeft ook ééns voor de zonden geleden, Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen; Die wel is gedood in het vlees, maar levend gemaakt door den Geest; p Rom. 5:6. Hebr. 9:15, 28.  |
p Rom. 5:6 Want Christus, als wij nog krachteloos waren, is te zijner tijd voor de goddelozen gestorven. Hebr. 9:15 En daarom is Hij de Middelaar des Nieuwen Testaments, opdat, de dood daartussen gekomen zijnde tot verzoening der overtredingen die onder het eerste Testament waren, degenen die geroepen zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden. Hebr. 9:28 Alzo ook Christus, éénmaal geofferd zijnde om veler zonden weg te nemen, zal ten anderen male zonder zonde gezien worden van degenen die Hem verwachten tot zaligheid. |
19 In Denwelken Hij ook heengegaan zijnde, den geesten qdie in de gevangenis zijn, gepredikt heeft, q 1 Petr. 4:6.  |
q 1 Petr. 4:6 Want daartoe is ook den doden het Evangelie verkondigd geworden, opdat zij wel zouden geoordeeld worden naar den mens in het vlees, maar leven zouden naar God in den geest. |
20 rDie eertijds ongehoorzaam waren, swanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal verwachtte in de dagen van Noach, als de ark toebereid werd; waarin weinige (tdat is acht) zielen behouden werden door het water; r Gen. 6:5. s Gen. 6:3, 14. Matth. 24:37. Luk. 17:26. Rom. 2:4. t Gen. 8:18. 2 Petr. 2:5.  |
r Gen. 6:5 En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was. s Gen. 6:3 Toen zeide de HEERE: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met den mens, dewijl hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd en twintig jaar. Gen. 6:14 Maak u een ark van goferhout; met kamers zult gij deze ark maken; en gij zult ze bepekken vanbinnen en vanbuiten met pek. Matth. 24:37 En gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. Luk. 17:26 En gelijk het geschied is in de dagen van Noach, alzo zal het ook zijn in de dagen van den Zoon des mensen: Rom. 2:4 Of veracht gij den rijkdom Zijner goedertierenheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, niet wetende dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt? t Gen. 8:18 Toen ging Noach uit, en zijn zonen en zijn huisvrouw en de vrouwen zijner zonen met hem. 2 Petr. 2:5 En de oude wereld niet heeft gespaard, maar Noach, den prediker der gerechtigheid, zijn achttal, bewaard heeft, als Hij den zondvloed over de wereld der goddelozen heeft gebracht; |
21 vWaarvan het tegenbeeld, de doop, ons nu ook behoudt, niet die een aflegging is van de vuiligheid des lichaams, maar die een vraag is ener goede consciëntie tot God, door de opstanding van Jezus Christus, v Ef. 5:26.  |
v Ef. 5:26 Opdat Hij haar heiligen zou, haar
gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord; |
22 xWelke is aan de rechterhand Gods, opgevaren ten hemel, de engelen en machten en krachten Hem onderdanig gemaakt zijnde. x Ef. 1:20.  |
x Ef. 1:20 Die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit de doden heeft opgewekt, en heeft Hem
gezet tot Zijn rechterhand in den hemel, |