Statenvertaling.nl

sample header image

Hebreeën 7 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Hebreeën 7

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

1 De apostel verhaalt eerst de historie van Melchizedek. 2 Met nog enige andere eigenschappen waarin hij den Zone Gods gelijk was. 4 Verheft hem boven Abraham, omdat Abraham, en dienvolgens ook Levi, hem tiende heeft gegeven, en dat hij Abraham heeft gezegend. 11 Bewijst dat de volkomenheid niet was in het priesterdom van Levi, dewijl naar de voorzegging van David een ander Priester naar de ordening van Melchizedek moest opstaan. 14 Namelijk onze Heere, Die niet is uit den stam van Levi, maar uit den stam van Juda. 16 Wiens wet niet zwak noch veranderlijk zou zijn, maar onveranderlijk en volmaakt. 20 Wiens Priesterdom daarom ook met ede is bevestigd. 23 En altijd duurt, omdat Hij altijd leeft. 25 En daarom ook de Zijnen volkomenlijk kan zalig maken. 26 Uit welk alles hij besluit de heerlijkheid en waardigheid van onzen Hogepriester. 27 En de volmaaktheid Zijner offerande eenmaal geschied.
 
Melchizédek hoger dan Levi
1 WANTa 1deze Melchizédek was koning 2van Salem, een priester 3des allerhoogsten Gods, die Abraham tegemoetging als hij wederkeerde van het slaan der koningen, en 4hem zegende;a Gen. 14:18. verwijsteksten
1 De apostel verhaalt de geschiedenis van Melchizedek uit Gen. 14:17, enz., gelijk ook hierna uit den 110den psalm, in welke plaatsen des Ouden Testaments alleen van hem gewag gemaakt wordt. Sommigen menen dat deze geweest is Sem, de zoon van Noach, de voorvader van Abraham, welke Sem alsdan nog heeft geleefd, gelijk uit de vergelijking van zijn ouderdom met dezen tijd, dat dit Abraham is geschied, blijkt; in wiens huisgezin zonder twijfel de rechte kennis en dienst Gods is gebleven. Doch hiertegen strijdt dat hij hierna gezegd wordt geweest te zijn zonder vader, zonder moeder en zonder geslachtsregister. verwijsteksten
2 Meest alle oude leraars menen dat dit Salem is geweest de stad die daarna Jeruzalem wordt genaamd; hoewel Hieronymus met enige anderen houden dat dit is Salem geweest omtrent de Jordaan, waarvan gewag gemaakt wordt Joh. 3:23, omtrent welke stad enige vlakke velden zijn geweest, waarvan gesproken wordt Gen. 14:17, en Hieronymus getuigt dat in zijn tijd de overblijfselen van het paleis van Melchizedek in dit Salem aan de Jordaan nog werden getoond. verwijsteksten
3 Dat is, van den waarachtigen God, den Bezitter van hemel en aarde, gelijk Melchizedek spreekt Gen. 14:19; met welken titel hij zich onderscheidt van de priesters der valse goden, waar de wereld eertijds mede vervuld was, welke ook zelfs enige voorouders van Abraham over den Eufraat gediend hebben, Joz. 24:14. verwijsteksten
4 Namelijk als een priester des Allerhoogsten, en met priesterlijke autoriteit, gelijk het bewijs dat Paulus vers 7 hieruit trekt, ook vereist. verwijsteksten
2 Aan welken ook Abraham van alles 5de tiende deelde; 6die vooreerst overgezet wordt: 7koning der gerechtigheid, en daarna ook was een koning van Salem, hetwelk is 8een koning des vredes;5 Dit was ook een daad van Abraham aan Melchizedek als priester. Van andere priesterlijke handelingen spreekt Paulus hier nergens, die hier nochtans alles overweegt waarin het priesterdom van Melchizedek het priesterdom van Levi te boven ging. Zo wordt dan kwalijk van enigen hier toegebracht het offeren van brood en wijn, waarvan hier geen gewag gemaakt wordt. Doch Gen. 14:18 wordt niet van het offeren, maar van het voortbrengen van brood en wijn gesproken, als van een koninklijk geschenk, daartoe dienende om het gezelschap van Abraham, dat uit den slag vermoeid was, met spijze en drank te verkwikken, gelijk Josephus dit ook alzo verhaalt, Joodse Oudheden, boek 1, hfdst. 11. verwijsteksten
6 Namelijk Melchizedek, als een figuur en voorbeeld van Christus, waarvan de apostel de eigenschappen, zo van zijn namen als van andere hoedanigheden, alzo aantekent, dat hij die meteen in Christus, den Zone Gods, bewijst waarlijk vervuld te zijn.
7 Alzo wordt Christus naar het voorbeeld van Melchizedek genaamd, niet alleen omdat Hij Zelf rechtvaardig is, maar ook omdat Hij ons de ware rechtvaardigheid voor God geworden is, 1 Kor. 1:30. 2 Kor. 5:21. verwijsteksten
8 Dat is, waarin hij ook was een voorbeeld van Christus, Die ons den eeuwigen vrede met God heeft verworven, Rom. 5:1. verwijsteksten
3 9Zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch begin der dagen, noch einde des levens hebbende; maar 10den Zone Gods gelijk geworden zijnde, blijft hij een priester in eeuwigheid.9 Dit volgende wordt van Melchizedek als Christus’ voorbeeld gezegd, omdat in het verhaal der historie Genesis 14. Psalm 110 van geen van dezen gewag gemaakt wordt, maar omdat hij ingevoerd wordt als een mens (om zo te spreken) uit den hemel gevallen, en zonder begin en einde, hetwelk in Christus in der waarheid vervuld wordt. Want Hij is zonder vader, ten aanzien van Zijn menselijke natuur, en zonder moeder en geslachtsregister, ten aanzien van Zijn Goddelijke natuur; gelijk ook zonder begin en einde des levens. verwijsteksten
10 Hieruit blijkt dat Melchizedek de Zone Gods Zelf, Die Zich in menselijke gedaante aan Abraham zou vertoond hebben, niet is geweest, gelijk sommigen ook hebben gemeend; maar dat hij alleen een voorbeeld en gelijkenis van den Zone Gods heeft gedragen.
4 11Aanmerkt nu hoe groot deze geweest is, aan denwelken ook Abraham, de patriarch, tiende gegeven heeft uit den buit.11 Van hier af tot het 11de vers verheft de apostel Melchizedek boven Abraham; en van het 11de vers en verder verheft hij het Priesterdom van Christus boven het priesterdom der Levieten, en bewijst dat dit, als onvolmaakt, een einde moest hebben, maar Christus’ Priesterdom altijd zou duren.
5 En die uit de kinderen van Levi het priesterdom ontvangen, b12hebben wel bevel 13om tienden te nemen van het volk naar de wet, dat is 14van hun broederen, hoewel die uit de lendenen van Abraham voortgekomen zijn.b Num. 18:21. Deut. 18:1. Joz. 14:4. 2 Kron. 31:5. verwijsteksten
12 Namelijk van God. Zie de wet daarvan Num. 18:24, enz. verwijsteksten
13 Gr. om het volk te vertienden.
14 Dat is, de andere Israëlieten, die mede van Abraham afkomstig waren.
6 Maar hij die zijn geslachtsrekening 15uit hen niet heeft, die heeft c16van Abraham tienden genomen, en 17hem die de beloftenissen had, heeft 18hij gezegend.15 Namelijk uit de Levieten.
c Gen. 14:20. verwijsteksten
16 Gr. Abraham vertiend.
17 Namelijk Abraham, den voorvader, die de belofte had dat in zijn Zaad alle geslachten zouden gezegend worden, Gen. 12:3; 22:18. verwijsteksten
18 Namelijk Melchizedek, Gen. 14:19. verwijsteksten
7 Nu, zonder 19enig tegenspreken, hetgeen minder is wordt gezegend 20van hetgeen meerder is.19 Gr. alle.
20 Hij spreekt hier van een plechtige en priesterlijke zegening, waardoor iemand als een priester en gezant Gods een ander zegent, gelijk hier Melchizedek aan Abraham heeft gedaan. Want anders kan ook een mindere wel een meerdere zegenen of voor hem bidden.
8 En hier nemen wel tienden 21de mensen die sterven, maar aldaar neemt ze die 22van welken getuigd wordt dat hij leeft.21 Dat is, de priesters, die door den dood worden weggenomen en voor andere navolgers plaatsmaken.
22 Dit verstaan sommigen van Melchizedek, omdat in de historie Genesis 14 van zijn dood geen gewag wordt gemaakt, noch van iemand die in zijn priesterdom op aarde is gevolgd. Zie vss. 3, 16. Doch dit kan ook uit Psalm 110 genomen zijn, waar gezegd wordt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid, hetwelk van Christus verstaan wordt, Die altijd leeft, en van Abraham tienden nam in den persoon van Melchizedek. verwijsteksten
9 En, 23om zo te spreken, ook Levi, die tienden neemt, heeft 24door Abraham tienden gegeven;23 Of: om met een woord te spreken.
24 Of: in Abraham, gelijk dit Griekse woordje dia somwijlen betekent. Zie Rom. 4:11. Uit het volgende vers wordt deze verklaring ook gesterkt. verwijsteksten
10 Want 25hij was nog in de lendenen des vaders, als hem Melchizédek tegemoetging.25 Namelijk Levi. Want hoewel ook Christus uit de lendenen van David, en dienvolgens ook van Abraham, gesproten is, zo is dat nochtans alleen naar Zijn menselijke natuur, en op een extraordinaire wijze geschied, die Hem daarom van deze onderwerping bevrijdde, gelijk ook van de zonde, waarmede allen in Adam gezondigd hebben, Rom. 5:12. verwijsteksten
 
Christus Priester in der eeuwigheid
11 dIndien dan nu 26de volkomenheid door het Levitische priesterschap ware (want 27onder hetzelve heeft het volk 28de wet ontvangen), wat nood was het nog, dat 29een ander Priester, naar de ordening van Melchizédek, zou opstaan, en Die niet zou gezegd worden te zijn naar de ordening van Aäron?d Gal. 2:21. verwijsteksten
26 Of: heiligmaking, namelijk niet alleen de uitwendige naar het vlees, maar ook de inwendige naar den geest, en die voor God bestaat; waaronder ook de ware verzoening met God wordt begrepen. Zie Hebr. 10:14. verwijsteksten
27 Of: nevens, dat is, met de instelling van het priesterdom. Anderen zetten het over: van of over hetzelve, namelijk Levitische priesterdom, heeft het volk van Israël de wet door Mozes ontvangen, dat is, heeft God door Mozes het volk van Israël aan de wet van het Levitische priesterdom en zijn gehelen dienst verbonden, zodat het volk in zijn heiligmaking den dienst en het beleid van dit priesterdom alleen moest gebruiken.
28 Sommigen nemen dit alleen van de wet der priesterlijke bediening en der ceremoniën, die aan het Levitische priesterschap verbonden waren, gelijk ook vers 12. Anderen nemen het breder voor de gehele wet van Mozes, zo der zeden als der ceremoniën, omdat God het priesterdom onder de Levieten heeft ingesteld, opdat zij zouden bewaarders, uitleggers en bedienaars zijn dezer wet. Zie Hagg. 2:12. Mal. 2:6, 7. verwijsteksten
29 Namelijk gelijk God door David in den 110den psalm met eedzwering betuigt.
12 Want het priesterschap veranderd zijnde, zo geschiedt er ook noodzakelijk 30verandering der wet.30 Sommigen nemen dit ook alleen van de wet des priesterdoms in den stam van Levi met de ceremoniën, gelijk in het voorgaande vers is aangetekend. Anderen nemen het voor de gehele wet van Mozes, omdat het Levitische priesterdom en zijn dienst, met de gehele wet, alzo door Gods ordinantie aaneen was gehecht, en de ene met de andere alzo ingewikkeld, dat de ene zonder de andere niet kon veranderd worden, dewijl dit priesterdom van Levi of Aäron een groot deel van dezelve wet begreep, gelijk in meest al de instellingen der wet te zien is. En dezen zin schijnen de volgende verzen 18 en 19 te bevestigen.
13 Want Hij, op Wien deze dingen 31gezegd worden, 32behoort tot een anderen stam, van welken 33niemand zich tot het altaar begeven heeft.31 Namelijk in den 110den psalm.
32 Gr. is deelachtig geweest een anderen stam, namelijk den stam van Juda, gelijk Jakob Gen. 49:10 voorzegd had, dat de Silo, of Messias, uit den stam van Juda moest voortkomen; hetwelk in den Persoon van Jezus Christus vervuld te zijn aan alle Christenen aan welke Paulus hier schrijft, bekend was, gelijk in de volgende verzen wordt verklaard. verwijsteksten
33 Namelijk wettelijk. Want als de koning Uzzia uit den stam van Juda zulks wilde bestaan, is hij daarover van God met melaatsheid gestraft, 2 Kron. 26:18. verwijsteksten
14 Want het is openbaar edat onze Heere uit Juda gesproten is, op welken stam Mozes niets gesproken heeft 34van het priesterschap.e Jes. 11:1. Matth. 1:3. verwijsteksten
34 Dat is, van de bediening des priesterschaps. Want anderszins moesten ook de koningen zorg dragen dat de priesters hun ambt recht bedienden, gelijk in David, Salomo, Hizkia, Josia en anderen te zien is.
15 En dit is nog veel meer openbaar, zo er 35naar de gelijkenis van Melchizédek een ander Priester opstaat,35 Daarmede verklaart de apostel hetgeen hij hiervoor genoemd heeft de ordening van Melchizedek.
16 Die dit niet 36naar de wet des vleselijken gebods is geworden, maar 37naar de kracht des 38onvergankelijken levens.36 Dat is, door de wet der ceremoniële geboden, die in uitwendige en vleselijke of vergankelijke reinigmakingen en heiligmakingen bestonden, als daar waren van de kledingen der priesters, zalving, wassingen, offeranden, enz., waardoor zij in hun dienst ingewijd werden, en die het lichaam en den uitwendigen stand des mensen alleen raakten. Doch hier staat aan te merken dat de apostel van deze ceremoniën spreekt naar het gemeen gevoelen der Joden, die in deze uitwendige dingen de heiligmaking zochten; daar zij die alleen hadden moeten aanzien als voorbeelden en schaduwen op Christus, gelijk in de volgende hoofdstukken wordt geleerd.
37 Dat is, door de kracht Gods en zalving des Heiligen Geestes, die onvergankelijk op Hem zou blijven, en Hem tot een eeuwigen Priester stellen, Die altijd zou leven om voor ons te bidden en de kracht Zijner offerande ons ook tot een onvergankelijk leven toe te eigenen. Zie vers 25. Rom. 6:9, 10. Openb. 1:18. verwijsteksten
38 Gr. onlosmakelijken.
17 Want Hij getuigt: fGij zijt Priester 39in der eeuwigheid, naar de ordening van Melchizédek.f Ps. 110:4. Hebr. 5:6. verwijsteksten
39 Dat is, zonder dat het Priesterdom van Christus enige verandering zou onderworpen zijn. Want hoewel ook sommige ceremoniën des Ouden Testaments worden gezegd in der eeuwigheid ingesteld te zijn, gelijk van de besnijdenis gezegd wordt, Gen. 17:13, van het pascha, Ex. 12:14, van den sabbat, Ex. 31:16, van de offeranden, Num. 18:19, nochtans zo kan dat van de ceremoniën in zichzelve aangezien, niet verstaan worden, maar alleen ten aanzien van haar betekende zaak in Christus, en tot den tijd van de komst van Christus, door welke de ceremoniën moesten tenietgedaan worden, gelijk de apostel hier en de Schrift elders alom getuigt. verwijsteksten
18 Want 40de vernietiging van het voorgaande gebod geschiedt om deszelfs zwakheids en 41onprofijtelijkheids wil;40 Of: afschaffing.
41 Namelijk om daardoor naar den geest gereinigd te worden, gelijk de Joden in het gebruik van dien hun heiligheid en volmaaktheid zochten; hoewel deze ceremoniën den rechten Israëlieten dienden om door hen tot Christus en Zijn heiligmaking gebracht te worden, hetwelk een grote nuttigheid was, maar met de komst van Christus eindigde.
19 gWant 42de wet heeft geen ding volmaakt, hmaar 43de aanleiding van een betere hoop, door welke 44wij tot God genaken.g Hand. 13:39. Rom. 3:28; 8:3. Gal. 2:16. verwijsteksten
42 Namelijk der ceremoniën, waarvan hij hier eigenlijk spreekt. Noch ook zelfs de wet der zeden, omdat zij door het vlees daartoe onmachtig was, gelijk Paulus betuigt Rom. 8:3. verwijsteksten
h Joh. 1:17. Rom. 3:21. verwijsteksten
43 Of: invoering van een betere hoop, namelijk volmaakt alle dingen, waardoor de kracht van het nieuwe verbond en van het Priesterdom van Christus wordt verstaan, hetwelk een betere hoop genaamd wordt, omdat het de ware heiligmaking in ons krachtiglijk teweegbrengt. Anderen zetten het over: maar was een aanleiding tot een betere hoop, namelijk de wet zelve, die daarom ook een leidsman tot Christus genaamd wordt, Gal. 3:24. Doch de eigen betekenis van het Griekse woord epeisagoge vereist meer den eersten zin, alzo het medebrengt een invoering of aanleiding van enige zaak boven iets dat tevoren was. verwijsteksten
44 Want door Christus en Zijn Priesterdom hebben wij een open toegang tot God Zelven, Rom. 5:2. verwijsteksten
20 En voor zoveel het niet zonder eedzwering 45is geschied (want 46genen zijn wel zonder eedzwering priesters geworden,45 Namelijk dat Christus een eeuwig Priester is geworden.
46 Namelijk de Levitische priesters.
21 Maar 47Deze met eedzwering door Dien Die tot Hem gezegd heeft: iDe Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in der eeuwigheid, naar de ordening van Melchizédek),47 Namelijk Christus.
i Ps. 110:4. verwijsteksten
22 48Van een zoveel beter verbond is Jezus 49Borg geworden.48 Of: Voor zoveel is Jezus Borg van een beter verbond geworden, namelijk dewijl het door een onveranderlijken eed Gods is bevestigd, en derhalve ook onveranderlijk is, en krachtig om ons zalig te maken, gelijk in het volgende verklaard wordt.
49 Dat is, Middelaar, gelijk Hij ook genaamd wordt Hebr. 8:6; 9:15; 12:24. verwijsteksten
23 En genen zijn wel vele priesters geworden, omdat zij door den dood verhinderd werden altijd te blijven;
24 Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een 50onvergankelijk Priesterschap;50 Het Griekse woord aparabaton betekent eigenlijk: wat tot niemand anders overgaat, gelijk het Levitische priesterdom tot den eeuwigen Priester naar de ordening van Melchizedek moest overgaan, en derhalve het eerste vergaan, en dit eeuwiglijk blijven. Of: wat niet van Hem overgaat tot een anderen navolger, gelijk het Levitische priesterdom deed.
25 Waarom Hij ook 51volkomenlijk kan zalig maken degenen die door Hem 52tot God gaan, alzo Hij 53altijd leeft kom 54voor hen te bidden.51 Of: ten volle, tot het volle einde toe, alzo dat er niets aan ontbreekt, hetwelk het Griekse woord medebrengt. Zodat buiten Hem geen deel der zaligheid óf in onszelven, óf in iemand anders te zoeken of te vinden is.
52 Namelijk door een waarachtig en levend geloof. Zie Hebr. 10:19, enz. verwijsteksten
53 Namelijk in den hemel, in Zijn heerlijkheid, ter rechterhand Zijns Vaders, aldaar altijd vervullende het andere deel van Zijn Hogepriesterambt, de voorbidding.
k 1 Tim. 2:5. 1 Joh. 2:1. verwijsteksten
54 Zie de verklaring hiervan Rom. 8:34. Hebr. 9:24. verwijsteksten
26 Want zodanig een Hogepriester betaamde ons, heilig, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren, en 55hoger dan de hemelen geworden;55 Dat is, boven alle zichtbare hemelen, in den troon Zijns Vaders, tot de hoogste heerlijkheid verheven, Ef. 4:10. Openb. 3:21. verwijsteksten
27 Dien het niet 56allen dag nodig was, gelijk den hogepriesters, leerst voor zijn eigen zonden slachtoffers op te offeren, daarna voor de zonden des volks; want 57dat heeft Hij eenmaal gedaan, als Hij Zichzelven opgeofferd heeft.56 Dat is, dikmaals, of: op alle bestemde dagen. Zie Hebr. 9:7. verwijsteksten
l Lev. 9:7; 16:6. Hebr. 5:3. verwijsteksten
57 Namelijk voor de zonden des volks geofferd, want Hij Zelf had geen zonde om voor Zichzelven te offeren, gelijk in het voorgaande vers is betuigd.
28 Want 58de wet stelt tot hogepriesters mensen die zwakheid hebben; maar 59het woord der eedzwering, die na de wet is gevolgd, stelt den Zoon, Die in der eeuwigheid 60geheiligd is.58 Namelijk door Mozes gegeven.
59 Namelijk door David Psalm 110 verklaard, nadat de wet enige honderden jaren tevoren was gegeven, hetwelk de apostel daarbij voegt om te bewijzen dat de laatste instelling de vorige tenietdoet.
60 Of: volmaakt, ingewijd, gelijk meermaals tevoren. Zie Hebr. 2:10. verwijsteksten

Einde Hebreeën 7