Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 De apostel vermaant Titus de gezonde leer recht voor te stellen, en te onderwijzen, 2 De oude mannen, 3 En de oude vrouwen, 4 Mitsgaders door dezelve de jonge vrouwen, 6 En de jonge mannen, hoe zij zich behoren te gedragen, en daartoe te vermanen zo met woorden, 7 Alsook met zijn eigen voorbeeld, in wandel en in leer. 9 Daarna ook de gelovige dienstknechten, hoe zij zich moeten gedragen. 11 En voegt daarbij redenen die een iegelijk tot godzaligheid en tot alle christelijke deugden behoren te bewegen, genomen zo van het einde waartoe ons God Zijn Evangelie geopenbaard heeft, 13 Als van de hoop der vergelding in de toekomst van Christus, 14 En van de grootheid, de vrucht en het einde der weldaden van Christus aan ons bewezen. 15 Willende dat hij dit ernstiglijk drijve en inscherpe. |
Christelijke levenswandel |
1 DOCH 1gij, spreek hetgeen 2der gezonde leer betaamt. | | 1 Namelijk doe niet gelijk deze verleiders, maar als een getrouwe leraar, latende zulke fabelen, ijdelsprekingen en geboden van mensen, predik de leer des Evangelies zuiverlijk. |
2 Zie 1 Tim. 1:10; 6:3. 1 Tim. 1:10 Den hoereerders, dien die bij mannen liggen, den mensendieven, den leugenaars, den meinedigen, en zo er iets anders tegen de gezonde leer is, 1 Tim. 6:3 Indien iemand een andere leer leert, en niet overeenkomt met de gezonde woorden van onzen Heere Jezus Christus, en met de leer die naar de godzaligheid is, |
2 Dat de oude mannen nuchter zijn, 3stemmig, 4voorzichtig, gezond in het geloof, in de liefde, in de lijdzaamheid. | | 3 Of: statig, deftig, eerbaar. |
4 Of: matig. |
3 De oude vrouwen insgelijks, adat zij in 5haar dracht zijn gelijk den heiligen betaamt, dat zij bgeen lasteraarsters zijn, 6zich niet tot veel wijn begevende, maar leraressen zijn van het goede; | | a 1 Tim. 2:9. 1 Petr. 3:3. 1 Tim. 2:9 Desgelijks ook dat de vrouwen in een eerbaar gewaad met schaamte en matigheid zichzelven versieren, niet in vlechtingen des haars, of goud, of parelen, of kostelijke kleding, 1 Petr. 3:3 Welker versiersel zij, niet hetgeen uiterlijk is, bestaande in het vlechten des haars, en omhangen van goud, of van klederen aan te trekken, |
5 Gr. gestaltenis, namelijk zo in kleding als in hun gehelen wandel. |
b 1 Tim. 5:13. 1 Tim. 5:13 En meteen ook leren zij ledig omgaan bij de huizen, en zijn niet alleen ledig, maar ook klapachtig, en ijdele dingen doende, sprekende hetgeen niet betaamt. |
6 Gr. zich niet tot slavinnen van veel wijn makende. |
4 Opdat 7zij de jonge vrouwen leren 8voorzichtig te zijn, haar mannen lief te hebben, haar kinderen lief te hebben, | | 7 Namelijk de oude vrouwen, door welke de jonge vrouwen beter en met minder opspraak kunnen onderwezen worden dan door mannen, namelijk in het bijzonder. Want openlijk in de gemeente te leren is de vrouwen verboden, 1 Kor. 14:34. 1 Tim. 2:12. 1 Kor. 14:34 Dat uw vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet toegelaten te spreken, maar bevolen onderworpen te zijn, gelijk ook de Wet zegt. 1 Tim. 2:12 Doch ik laat de vrouw niet toe dat zij lere, noch over den man heerse, maar wil dat zij in stilheid zij. |
8 Of: matig, gelijk in het volgende vers. |
5 9Matig te zijn, kuis te zijn, 10het huis te bewaren, 11goed te zijn, chaar eigen mannen onderdanig te zijn, opdat het Woord Gods 12niet gelasterd worde. | | 9 Of: Voorzichtig. |
10 Dat is, niet ledig om te lopen bij de huizen, gelijk 1 Tim. 5:13, maar bij huis te blijven. 1 Tim. 5:13 En meteen ook leren zij ledig omgaan bij de huizen, en zijn niet alleen ledig, maar ook klapachtig, en ijdele dingen doende, sprekende hetgeen niet betaamt. |
11 Dat is, goedertieren en goedaardig. |
c Gen. 3:16. 1 Kor. 14:34. Ef. 5:22. Kol. 3:18. 1 Petr. 3:1. Gen. 3:16 Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen baren; en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben. 1 Kor. 14:34 Dat uw vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet toegelaten te spreken, maar bevolen onderworpen te zijn, gelijk ook de Wet zegt. Ef. 5:22 Gij vrouwen, weest uw eigen mannen onderdanig, gelijk den Heere; Kol. 3:18 Gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig, gelijk het betaamt in den Heere. 1 Petr. 3:1 DESGELIJKS gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig; opdat ook zo enigen het Woord ongehoorzaam zijn, zij door den wandel der vrouwen zonder woord mogen gewonnen worden, |
12 Namelijk gelijk placht te geschieden van de vijanden der waarheid, die uit het kwade leven dergenen die Gods Woord aangenomen hebben, oorzaak nemen om het Woord zelf te lasteren, alsof hetzelve het kwade leven zou voorstaan, Rom. 2:24. Rom. 2:24 Want de Naam Gods wordt om uwentwil gelasterd onder de heidenen, gelijk geschreven is. |
6 Vermaan de jonge mannen insgelijks dat zij 13matig zijn. | | 13 Of: voorzichtig, gelijk vss. 2, 4. vers 2 Dat de oude mannen nuchter zijn, stemmig, voorzichtig, gezond in het geloof, in de liefde, in de lijdzaamheid. vers 4 Opdat zij de jonge vrouwen leren voorzichtig te zijn, haar mannen lief te hebben, haar kinderen lief te hebben, |
7 dBetoon uzelven in alles een voorbeeld van goede werken; betoon
14in de leer 15onvervalstheid, 16deftigheid, oprechtheid, | | d 1 Tim. 4:12. 1 Petr. 5:3. 1 Tim. 4:12 Niemand verachte uw jonkheid; maar zijt een voorbeeld der gelovigen in het woord, in wandel, in liefde, in den geest, in geloof, in reinheid. 1 Petr. 5:3 Noch als heerschappij voerende over het erfdeel des Heeren, maar als
voorbeelden der kudde geworden zijnde. |
14 Dat is, in het voorstellen en prediken van de evangelische leer. |
15 Gr. onverdorvenheid, dat is, zonder daarbij te mengen enige valse leer of instelling der mensen, waardoor de zuivere leer verdorven en vervalst wordt. |
16 Of: gestadigheid. Het eerste gaat de leer zelve aan, en dit de manier op welke dezelve moet voorgesteld worden. |
8 17Het woord gezond, en
18onverwerpelijk, eopdat degene 19die daartegen is, 20beschaamd worde en niets kwaads hebbe van 21ulieden 22te zeggen. | | 17 Zie 1 Tim. 1:10; 6:3. 2 Tim. 1:13; 4:3. Tit. 1:9, 13. Namelijk hetgeen gij zult openlijk prediken, of in het bijzonder zult gebruiken bij de mensen. 1 Tim. 1:10 Den hoereerders, dien die bij mannen liggen, den mensendieven, den leugenaars, den meinedigen, en zo er iets anders tegen de gezonde leer is, 1 Tim. 6:3 Indien iemand een andere leer leert, en niet overeenkomt met de gezonde woorden van onzen Heere Jezus Christus, en met de leer die naar de godzaligheid is, 2 Tim. 1:13 Houd het voorbeeld der gezonde woorden, die gij van mij gehoord hebt, in geloof en liefde die in Christus Jezus is. 2 Tim. 4:3 Want er zal een tijd zijn wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar ketelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelven leraars opgaderen naar hun eigen begeerlijkheden, Tit. 1:9 Die vasthoudt aan het getrouwe woord, dat naar de leer is, opdat hij machtig zij beide om te vermanen door de gezonde leer en om de tegensprekers te wederleggen. Tit. 1:13 Deze getuigenis is waar. Daarom, bestraf hen scherpelijk, opdat zij gezond mogen zijn in het geloof, |
18 Of: onbestraffelijk, onverdoemelijk, onverachtelijk; hetwelk zo van het woord alsook van den persoon van Titus kan verstaan worden. |
e 1 Petr. 2:12, 15; 3:16. 1 Petr. 2:12 En houdt uw wandel eerlijk onder de heidenen; opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken als van kwaaddoeners, zij uit de goede werken die zij in u zien, God verheerlijken mogen in den dag der bezoeking. 1 Petr. 2:15 Want alzo is het de wil van God, dat gij wel doende den mond stopt aan de onwetendheid der dwaze mensen; 1 Petr. 3:16 En hebt een goede consciëntie, opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners, zij beschaamd mogen worden, die uw goeden wandel in Christus lasteren. |
19 Dat is, die nog vreemd en een vijand is van de evangelische leer. |
20 Namelijk in zijn lasteringen tegen de leer of leraars van het Evangelie. |
21 Anderen lezen onslieden, namelijk ons, dienaars van het Evangelie. |
22 Namelijk met waarheid. |
9 fVermaan de dienstknechten dat zij hun eigen heren onderdanig zijn, dat zij 23in alles welbehaaglijk zijn, niet 24tegensprekende; | | f Ef. 6:5. Kol. 3:22. 1 Tim. 6:1, 2. 1 Petr. 2:18. Ef. 6:5 Gij dienstknechten, zijt gehoorzaam uw heren naar het vlees, met vreze en beven, in eenvoudigheid uws harten, gelijk als aan Christus; Kol. 3:22 Gij dienstknechten, zijt in alles gehoorzaam uw heren naar het vlees, niet met ogendiensten als mensenbehagers, maar met eenvoudigheid des harten, vrezende God. 1 Tim. 6:1 DE dienstknechten, zovelen als er onder het juk zijn, zullen hun heren alle eer waardig achten, opdat de Naam Gods en de leer niet gelasterd worde. 1 Tim. 6:2 En die gelovige heren hebben, zullen hen niet verachten omdat zij broeders zijn; maar zullen hen te meer dienen, omdat zij gelovig en geliefd zijn, als die dezer weldaad mededeelachtig zijn. Leer en vermaan deze dingen. 1 Petr. 2:18 Gij huisknechten, zijt met alle vreze onderdanig den heren, niet alleen den goeden en bescheidenen, maar ook den harden. |
23 Namelijk wat niet strijdt tegen de bevelen van den oppersten Heere Jezus Christus. Zie Hand. 4:19; 5:29 en de aantt. op Kol. 3:18, 22. Hand. 4:19 Maar Petrus en Johannes antwoordende, zeiden tot hen: Oordeelt gij of het recht is voor God, ulieden meer te horen dan God. Hand. 5:29 Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan den mensen. Kol. 3:18 (kt.) Gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig, gelijk het betaamt in den Heere. Kol. 3:22 (kt.) Gij dienstknechten, zijt in alles gehoorzaam uw heren naar het vlees, niet met ogendiensten als mensenbehagers, maar met eenvoudigheid des harten, vrezende God. |
24 Namelijk tegen de bevelen of bestraffingen der heren. |
10 Niet 25onttrekkende, maar alle goede trouw bewijzende; opdat zij 26de leer van God onzen Zaligmaker in alles 27mogen versieren. | | 25 Dat is, heimelijk met listigheid en steelswijze iets van de goederen der heren tot zich trekkende. Zie van dit woord Hand. 5:2, 3. Hand. 5:2 En onttrok van den prijs, ook met medeweten van zijn vrouw, en bracht een zeker deel en legde dat aan de voeten der apostelen. Hand. 5:3 En Petrus zeide: Ananías, waarom heeft de satan uw hart vervuld, dat gij den Heiligen Geest liegen zoudt en onttrekken van den prijs des lands? |
26 Namelijk die zulks gebiedt, en die zij aangenomen hebben en belijden. |
27 Hetwelk geschiedt als zij dezelve in het werk stellen en in alles volgen. |
De zaligmakende genade Gods |
11 28Want 29de zaligmakende genade Gods 30is verschenen aan 31alle mensen, | | 28 De apostel geeft nu reden waarom Titus allerlei soorten van mensen, ouden en jongen, en zelfs ook de slaven of dienstknechten, moet vermanen dat zij zich godzaliglijk gedragen. |
29 Dat is, de leer van de genade Gods ons door Christus bewezen en in het Evangelie vervat. |
30 Namelijk als een licht in de duisternis der schaduwen van het Oude Testament en der onwetendheid van het heidendom, Jes. 42:7, 16. Hand. 26:18. Ef. 5:8. 1 Petr. 2:9. 1 Joh. 2:8. Jes. 42:7 Om te openen de blinde ogen, om den gebondene uit te voeren uit de gevangenis, en uit het gevangenhuis hen die in duisternis zitten. Jes. 42:16 En Ik zal de blinden leiden door den weg dien zij niet geweten hebben, Ik zal hen doen treden door de paden die zij niet geweten hebben; Ik zal de duisternis voor hun aangezicht ten licht maken en het kromme tot recht; deze dingen zal Ik hun doen en Ik zal hen niet verlaten. Hand. 26:18 Om hun ogen te openen, en hen te bekeren van de duisternis tot het licht, en van de macht des satans tot God; opdat zij vergeving der zonden ontvangen, en een erfdeel onder de geheiligden, door het geloof in Mij. Ef. 5:8 Want gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in den Heere; wandelt als kinderen des lichts 1 Petr. 2:9 Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht; 1 Joh. 2:8 Wederom schrijf ik u een nieuw gebod: Hetgeen waarachtig is in Hem, zij ook in u waarachtig; want de duisternis gaat voorbij, en het waarachtige licht schijnt nu. |
31 Dat is, allerlei soorten van mensen, mannen, vrouwen, ouden, jongen, vrijen en dienstbaren, gelijk uit het voorgaande blijkt. Zie dergelijke 1 Tim. 2:1, 2, 4. Sommigen voegen deze woorden alle mensen bij het woord zaligmakende, in dezen zin: de genade Gods alle mensen zaligmakende is verschenen. 1 Tim. 2:1 IK vermaan dan vóór alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen voor alle mensen, 1 Tim. 2:2 Voor koningen en allen die in hoogheid zijn, opdat wij een gerust en stil leven leiden mogen in alle godzaligheid en eerbaarheid. 1 Tim. 2:4 Welke wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen. |
12 En onderwijst ons gdat wij de goddeloosheid en hde 32wereldse begeerlijkheden 33verzakende, 34matiglijk en 35rechtvaardiglijk en 36godzaliglijk leven zouden in deze tegenwoordige 37wereld; | | g Ef. 1:4. Kol. 1:22. 2 Tim. 1:9. Ef. 1:4 Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde; Kol. 1:22 In het lichaam Zijns vleses, door den dood, opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldiglijk voor Zich stellen; 2 Tim. 1:9 Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus vóór de tijden der eeuwen, |
h 1 Joh. 2:16. 1 Joh. 2:16 Want al wat in de wereld is, namelijk
de begeerlijkheid des vleses en de begeerlijkheid der ogen en de grootsheid des levens, is niet uit den Vader, maar is uit de wereld. |
32 Dat is, die in de wereldse en onwedergeboren mensen gevonden worden en heersen, en beschreven worden 1 Petr. 4:3. 1 Joh. 2:16. 1 Petr. 4:3 Want het is ons genoeg dat wij den voorgaanden tijd des levens der heidenen wil volbracht hebben, en gewandeld hebben in ontuchtigheden, begeerlijkheden, wijnzuiperijen, brasserijen, drinkerijen en gruwelijke afgoderijen; 1 Joh. 2:16 Want al wat in de wereld is, namelijk
de begeerlijkheid des vleses en de begeerlijkheid der ogen en de grootsheid des levens, is niet uit den Vader, maar is uit de wereld. |
33 Zie Matth. 16:24. Matth. 16:24 Toen zeide Jezus tot Zijn discipelen: Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op en volge Mij. |
34 Namelijk ten aanzien van onszelven. |
35 Namelijk ten aanzien van onzen naaste. |
36 Namelijk ten aanzien van God. |
37 Gr. eeuw. |
13 iVerwachtende 38de zalige hoop en 39verschijning 40der heerlijkheid 41van den groten God en onzen Zaligmaker Jezus Christus; | | i 1 Kor. 1:7. Filipp. 3:20. 1 Kor. 1:7 Alzo dat het u aan geen gave ontbreekt, verwachtende de openbaring van onzen Heere Jezus Christus; Filipp. 3:20 Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus, |
38 Dat is, de zaligheid die de gelovigen hopen. |
39 Namelijk om te oordelen de levenden en de doden. Want alzo wordt dit woord doorgaans genomen. Zie 2 Thess. 2:8. 1 Tim. 6:14. 2 Tim. 4:1, 8. 2 Thess. 2:8 En alsdan zal de ongerechtige geopenbaard worden, denwelken de Heere verdoen zal door den Geest Zijns monds, en tenietmaken door de verschijning Zijner toekomst; 1 Tim. 6:14 Dat gij dit gebod houdt, onbevlekt en onberispelijk, tot op de verschijning van onzen Heere Jezus Christus; 2 Tim. 4:1 IK
betuig dan voor God en den Heere Jezus Christus, Die de levenden en doden oordelen zal in Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk: 2 Tim. 4:8 Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning liefgehad hebben. |
40 Want deze verschijning zal met grote heerlijkheid geschieden. Zie Matth. 16:27; 19:28; 24:30; 25:31. 1 Petr. 4:13. Matth. 16:27 Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid Zijns Vaders, met Zijn engelen, en alsdan zal Hij een iegelijk vergelden naar zijn doen. Matth. 19:28 En Jezus zeide tot hen: Voorwaar Ik zeg u, dat gij, die Mij gevolgd zijt, in de wedergeboorte wanneer de Zoon des mensen zal gezeten zijn op den troon Zijner heerlijkheid, dat gij ook zult zitten op twaalf tronen, oordelende de twaalf geslachten Israëls. Matth. 24:30 En alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde wenen en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid. Matth. 25:31 En wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid, en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid. 1 Petr. 4:13 Maar gelijk gij gemeenschap hebt aan het lijden van Christus, alzo verblijdt u; opdat gij ook in de openbaring Zijner heerlijkheid u moogt verblijden en verheugen. |
41 Dat is, van Jezus Christus, onzen groten God en Zaligmaker; want beide deze titels worden Jezus Christus hier toegeschreven, gelijk blijkt overmits hier van Zijn heerlijke verschijning ten oordeel gesproken wordt, en gelijk de samenvoeging der Griekse woorden ook uitwijst. Een klaar bewijs van Zijn Godheid. |
14 kDie Zichzelven voor ons 42gegeven heeft, 43opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid, en Zichzelven 44een eigen volk zou 45reinigen, lijverig in goede werken. | | k Gal. 1:4; 2:20. Ef. 5:2. Hebr. 9:14. Gal. 1:4 Die Zichzelven gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze wereld, naar den wil van onzen God en Vader, Gal. 2:20 Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch
niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, Die mij liefgehad heeft en Zichzelven voor mij overgegeven heeft. Ef. 5:2 En wandelt in de liefde, gelijkerwijs ook Christus ons liefgehad heeft en Zichzelven voor ons heeft overgegeven tot een offerande en een slachtoffer Gode, tot een welriekenden reuk. Hebr. 9:14 Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw consciëntie reinigen van dode werken, om den levenden God te dienen! |
42 Namelijk in den dood. |
43 Dat is, niet alleen om ons met God te verzoenen door een volkomen betaling voor onze zonden door Zijn bloed, Ef. 1:7. 1 Petr. 1:18. 1 Joh. 1:7. Openb. 5:9, maar ook om ons door Zijn Geest der wedergeboorte te verlossen van de heerschappij der zonde en ongerechtigheid, Rom. 6:3, enz. Gal. 5:24. Kol. 2:11, 12. 1 Petr. 4:1, 2. Ef. 1:7 In Welken wij hebben de verlossing door Zijn bloed, namelijk
de vergeving der misdaden, naar den rijkdom Zijner genade, 1 Petr. 1:18 Wetende dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdelen wandel, die u
van de vaderen overgeleverd is, 1 Joh. 1:7 Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. Openb. 5:9 En zij zongen een nieuw lied, zeggende: Gij zijt waardig het boek te nemen en zijn zegelen te openen; want Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht en taal en volk en natie; Rom. 6:3 Of weet gij niet dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? Gal. 5:24 Maar die van Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen en begeerlijkheden. Kol. 2:11 In Welken gij ook besneden zijt met een besnijdenis die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus; Kol. 2:12 Zijnde met Hem begraven in den doop, in welken gij ook met Hem opgewekt zijt door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft. 1 Petr. 4:1 DEWIJL dan Christus voor ons in het vlees geleden heeft, zo wapent gij u ook met dezelfde gedachte, namelijk dat wie in het vlees geleden heeft, die heeft opgehouden van de zonde; 1 Petr. 4:2 Om nu niet meer naar de begeerlijkheden der mensen, maar naar den wil van God den tijd die overig is in het vlees, te leven. |
44 Gr. periousion, met welk woord de Griekse overzetters van het Oude Testament het Hebreeuwse woord segullah, Ex. 19:5, verklaren; het betekent eigenlijk hetgeen dat als wat bijzonders, uitnemends en kostelijks weggelegd wordt om te bewaren. Ex. 19:5 Nu dan, indien gij naarstiglijk Mijn stem zult gehoorzamen en Mijn verbond houden, zo zult gij Mijn eigendom zijn uit alle volken, want de ganse aarde is Mijne. |
45 Namelijk door Zijn Geest, waardoor, als door rein water, de gelovigen van de vuiligheden der zonden gereinigd, en zij tot een volk Gods afgezonderd worden. Zie Ez. 36:25, 26. Ez. 36:25 Dan zal Ik rein water op u sprengen en gij zult rein worden; van al uw onreinheden en van al uw drekgoden zal Ik u reinigen. Ez. 36:26 En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlezen hart geven. |
l Ef. 2:10. Ef. 2:10 Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen. |
15 Spreek dit, en vermaan en bestraf met allen 46ernst. mDat niemand u verachte. | | 46 Gr. bevel, autoriteit. Zie van dit woord Rom. 16:26. 1 Kor. 7:6, 25. 2 Kor. 8:8. Dat is, toon in het leren dat gij spreekt als een gezant Gods, Wiens bevelen gij met ernst moet voordragen. Rom. 16:26 Maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel des eeuwigen Gods, tot gehoorzaamheid des geloofs onder al de heidenen bekend is gemaakt; 1 Kor. 7:6 Doch dit zeg ik uit toelating, niet uit bevel. 1 Kor. 7:25 Aangaande nu de maagden heb ik geen bevel des Heeren; maar ik zeg mijn gevoelen, als die barmhartigheid van den Heere gekregen heb om getrouw te zijn. 2 Kor. 8:8 Ik zeg dit niet als gebiedende, maar als
door de naarstigheid van anderen ook de oprechtheid uwer liefde beproevende. |
m 1 Tim. 4:12. 1 Tim. 4:12 Niemand verachte uw jonkheid; maar zijt een voorbeeld der gelovigen in het woord, in wandel, in liefde, in den geest, in geloof, in reinheid. |