Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 De apostel vermaant de Thessalonicenzen dat zij voor hem bidden. 3 En betuigt zijn betrouwen dat hen de Heere zal versterken. 5 Bidt God ook voor hen. 6 En beveelt dat zij zich onttrekken van een iederen broeder die ongeregeld wandelt. 7 Bewijst met zijn voorbeeld, dat een iegelijk moet arbeiden om zich te onderhouden. 10 Of dat hij anderszins niet moet eten. 13 Vermaant hen dat zij niet vertragen in het goeddoen. 14 En dat zij die tekenen en straffen, die zijn bevel hierin niet gehoorzaam zijn. 16 Besluit met den gewoonlijken groet. 17 Dien hij in al zijn zendbrieven met zijn eigen hand daarbij voegt. |
Verzoek om voorbede |
1 VOORTS, broeders, abidt voor ons, opdat 1het Woord des Heeren 2zijn loop hebbe, en 3verheerlijkt worde, gelijk ook bij u; | | a Matth. 9:38. Ef. 6:19. Kol. 4:3. Matth. 9:38 Bidt dan den Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote. Ef. 6:19 En voor mij, opdat mij het woord gegeven worde in de opening mijns monds met vrijmoedigheid, om de verborgenheid des Evangelies bekend te maken; Kol. 4:3 Biddende meteen ook voor ons, dat God ons de deur des Woords opene, om te spreken de verborgenheid van Christus, om welke ik ook gebonden ben, |
1 Dat is, de predicatie van het Evangelie. |
2 Gr. lope, dat is, haastelijk en gelukkiglijk mag verbreid en bevorderd worden. |
3 Dat is, in eer en achting mag gehouden worden, en waardige vruchten voortbrengen. |
2 bEn opdat wij mogen 4verlost worden van de ongeschikte en boze mensen; cwant het geloof 5is niet aller. | | b Rom. 15:31. Rom. 15:31 Opdat ik moge bevrijd worden van de ongehoorzamen in Judéa, en dat deze mijn dienst, dien ik aan Jeruzalem doe, aangenaam zij den heiligen; |
4 Dat is, ontslagen of vrijgehouden van zulke mensen die den loop des Evangelies zoeken te verhinderen, gelijk de hardnekkige Joden en hun aanhang onder hen waren geweest, Handelingen 17; 18. Handelingen 17 EN door Amfípolis en Apollónia hun weg genomen hebbende, kwamen zij te Thessaloníca, alwaar een synagoge der Joden was. Handelingen 18 EN na dezen scheidde Paulus van Athene en kwam te Korinthe; |
c Joh. 6:44. Joh. 6:44 Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. |
5 Dat is, het is niet allen gegeven in Christus te geloven. Zie Matth. 13:11. Joh. 6:44, enz. Matth. 13:11 En Hij antwoordende zeide tot hen: Omdat het u gegeven is de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven. Joh. 6:44 Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. |
3 dMaar de Heere is getrouw, Die u zal 6versterken een bewaren 7van den boze. | | d 1 Thess. 5:24. |
6 Namelijk in het geloof. |
e Joh. 17:15. Joh. 17:15 Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart van den boze. |
7 Namelijk waarvan hij in het voorgaande vers had gehandeld. Of: van het boze, namelijk dat gij daarin niet vervalt. Of: van den duivel, dat gij van hem niet verzocht wordt, Matth. 6:13. Matth. 6:13 En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze. Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen. |
4 En wij vertrouwen van u in den Heere, dat gij hetgeen wij u 8bevelen, ook doet en doen zult. | | 8 Namelijk in den Naam des Heeren, gelijk hierna vers 6 uitgedrukt wordt, en hiervoor 1 Thess. 4:2. vers 6 En wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van een iegelijken broeder die ongeregeld wandelt, en niet naar de inzetting die hij van ons ontvangen heeft. 1 Thess. 4:2 Want gij weet wat bevelen wij u gegeven hebben door den Heere Jezus. |
5 Doch de Heere 9richte uw harten tot 10de liefde Gods en tot 11de lijdzaamheid van Christus. | | 9 Dat is, stiere uw harten recht zonder aan de ene of de andere zijde te wankelen. |
10 Dit kan verstaan worden óf van de liefde waarmede wij God liefhebben, óf van de liefde waarmede ons God liefheeft, opdat wij namelijk in het gevoelen derzelve meer en meer worden gesterkt. Zie Rom. 5:5; 8:39. Rom. 5:5 En de hoop beschaamt niet, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door den Heiligen Geest, Die ons is gegeven. Rom. 8:39 Noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere. |
11 Dat is, de verdraagzaamheid in het kruis en de verdrukking om Christus’ wil; of: tot de lijdzame verwachting van Christus ten oordeel. |
Waarschuwing tegen een ongeregelden wandel |
6 fEn wij bevelen u, broeders, 12in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, 13dat gij u onttrekt van een iegelijken 14broeder 15die ongeregeld wandelt, en niet naar g16de inzetting die hij van ons ontvangen heeft. | | f vers 14. 1 Kor. 5:11. Tit. 3:10. vers 14 Maar indien iemand ons woord, door dezen brief geschreven, niet gehoorzaam is, tekent dien, en vermengt u niet met hem, opdat hij beschaamd worde; 1 Kor. 5:11 Maar nu heb ik u geschreven, dat gij u niet zult vermengen, namelijk indien iemand, een broeder genaamd zijnde, een hoereerder is, of een gierigaard, of een afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover; dat gij met zodanig een ook niet zult eten. Tit. 3:10 Verwerp een ketters mens na de eerste en tweede vermaning, |
12 Dat is, als gelast zijnde, of autoriteit daartoe hebbende van Christus. Zie 2 Kor. 5:19, 20. 2 Kor. 5:19 Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende, en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. 2 Kor. 5:20 Zo zijn wij dan gezanten van Christuswege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christuswege: Laat u met God verzoenen. |
13 Dat is, schuwt, geen gemeenzamen omgang houdt met zodanigen; namelijk nadat behoorlijke kennis in de gemeente daarvan is genomen, en hij vermaand zijnde, ongehoorzaam blijft. Zie vers 14. Matth. 18:15, enz. 1 Kor. 5:11. vers 14 Maar indien iemand ons woord, door dezen brief geschreven, niet gehoorzaam is, tekent dien, en vermengt u niet met hem, opdat hij beschaamd worde; Matth. 18:15 Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw broeder gewonnen. 1 Kor. 5:11 Maar nu heb ik u geschreven, dat gij u niet zult vermengen, namelijk indien iemand, een broeder genaamd zijnde, een hoereerder is, of een gierigaard, of een afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover; dat gij met zodanig een ook niet zult eten. |
14 Dat is, die de belijdenis doet van het geloof in Christus, hoewel hij zulks niet recht beleeft, gelijk Paulus verklaart 1 Kor. 5:11. 1 Kor. 5:11 Maar nu heb ik u geschreven, dat gij u niet zult vermengen, namelijk indien iemand, een broeder genaamd zijnde, een hoereerder is, of een gierigaard, of een afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover; dat gij met zodanig een ook niet zult eten. |
15 Dit kan hier in het gemeen voor alle ongeregeldheid worden genomen waardoor ergernis wordt gegeven in de gemeente Gods; of van die bijzondere ongeregeldheid waarvan hij vers 11 nadere verklaring doet, namelijk dergenen die ledig omgingen en ijdele dingen pleegden, zonder hun beroep behoorlijk waar te nemen, gelijk het vervolg schijnt te vereisen. vers 11 Want wij horen dat sommigen onder u ongeregeld wandelen, niet werkende, maar ijdele dingen doende. |
g 2 Thess. 2:15. 2 Thess. 2:15 Zo dan, broeders, staat vast
en houdt de inzettingen die u geleerd zijn, hetzij door ons woord, hetzij door onzen zendbrief. |
16 Dat is, bevelen en vermaningen, gelijk hiervoor 2 Thess. 2:15. 2 Thess. 2:15 Zo dan, broeders, staat vast
en houdt de inzettingen die u geleerd zijn, hetzij door ons woord, hetzij door onzen zendbrief. |
7 Want gij zelven weet hhoe men 17ons behoort na te volgen; iwant wij hebben ons niet 18ongeregeld gedragen onder u, | | h 1 Kor. 11:1. 1 Thess. 1:6, 7. 1 Kor. 11:1 WEEST mijn navolgers, gelijkerwijs ook ik van Christus. 1 Thess. 1:6 En gij zijt onze navolgers geworden en des Heeren, het Woord aangenomen hebbende in veel verdrukking, met blijdschap des Heiligen Geestes; 1 Thess. 1:7 Alzo dat gij voorbeelden geworden zijt al den gelovigen in Macedónië en Acháje. |
17 Namelijk niet alleen mij, maar ook Timotheüs en Silvanus, uit welker naam deze brief ook is geschreven. |
i 1 Thess. 2:10. 1 Thess. 2:10 Gij zijt getuigen, en God, hoe heiliglijk en rechtvaardiglijk en onberispelijk wij u, die gelooft, geweest zijn. |
18 Namelijk als deze lediggangers of doeners van ijdele dingen buiten hun beroep. |
8 kEn wij hebben 19geen brood bij iemand gegeten voor niet, maar in arbeid en moeite, nacht en dag 20werkende, opdat wij niet iemand van u zouden lastig zijn; | | k Hand. 18:3; 20:34. 1 Kor. 4:12. 2 Kor. 11:9; 12:13. 1 Thess. 2:9. Hand. 18:3 En omdat hij van hetzelfde handwerk was, bleef hij bij hen en wrocht; want zij waren tentenmakers van handwerk. Hand. 20:34 En gij zelven weet dat deze handen tot mijn nooddruft, en dengenen die met mij waren, gediend hebben. 1 Kor. 4:12 En arbeiden, werkende met onze eigen handen; wij worden gescholden en wij zegenen; wij worden vervolgd en wij verdragen; 2 Kor. 11:9 Want mijn gebrek hebben de broeders vervuld die van Macedónië kwamen; en ik heb mijzelven in alles gehouden zonder u te bezwaren, en zal mij nog alzo houden. 2 Kor. 12:13 Want wat is er waarin gij minder geweest zijt dan de andere gemeenten, anders dan dat ik zelf u niet lastig ben geweest? Vergeeft mij dit ongelijk. 1 Thess. 2:9 Want gij gedenkt, broeders, onzen arbeid en moeite; want nacht en dag werkende, opdat wij niemand onder u zouden lastig zijn, hebben wij het Evangelie Gods onder u gepredikt. |
19 Of: geen brood van iemand, dat is, geen spijze en drank genoten, gelijk Gen. 3:19. Gen. 3:19 In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof en gij zult tot stof wederkeren. |
20 Dat is, boven het zorgvuldig waarnemen van ons apostelambt ook werkende met onze handen om onszelven te onderhouden. Zie Hand. 20:34. 1 Thess. 2:9. Hand. 20:34 En gij zelven weet dat deze handen tot mijn nooddruft, en dengenen die met mij waren, gediend hebben. 1 Thess. 2:9 Want gij gedenkt, broeders, onzen arbeid en moeite; want nacht en dag werkende, opdat wij niemand onder u zouden lastig zijn, hebben wij het Evangelie Gods onder u gepredikt. |
9 lNiet dat wij 21de macht niet hebben, maar opdat wij onszelven u geven zouden tot
meen voorbeeld om 22ons na te volgen. | | l 1 Kor. 9:3, 6. 1 Thess. 2:9. 1 Kor. 9:3 Mijn verantwoording aan degenen die onderzoek over mij doen, is deze. 1 Kor. 9:6 Of hebben alleen ik en Bárnabas geen macht van niet te werken? 1 Thess. 2:9 Want gij gedenkt, broeders, onzen arbeid en moeite; want nacht en dag werkende, opdat wij niemand onder u zouden lastig zijn, hebben wij het Evangelie Gods onder u gepredikt. |
21 Van u lastig te vallen, of onderhoud van u te nemen, gelijk andere apostelen deden, en hij elders leert dat de dienaren des Woords ook vermogen te doen. Zie hiervan breder 1 Kor. 9:3, enz. 1 Kor. 9:3 Mijn verantwoording aan degenen die onderzoek over mij doen, is deze. |
m 1 Kor. 4:16; 11:1. Filipp. 3:17. 1 Thess. 1:6. 1 Kor. 4:16 Zo vermaan ik u dan: Zijt mijn navolgers. 1 Kor. 11:1 WEEST mijn navolgers, gelijkerwijs ook ik van Christus. Filipp. 3:17 Weest mede mijn navolgers, broeders, en merkt op degenen die alzo wandelen, gelijk gij ons tot een voorbeeld hebt. 1 Thess. 1:6 En gij zijt onze navolgers geworden en des Heeren, het Woord aangenomen hebbende in veel verdrukking, met blijdschap des Heiligen Geestes; |
22 Namelijk in het waarnemen van uw arbeid, elk in zijn beroep; en niet onder een dekmantel, óf van het Evangelie te willen bevorderen, óf dat Christus tot het oordeel haast zou komen, uw lediggang en plegen van ijdele dingen te ontschuldigen. |
10 Want ook toen wij bij u waren, hebben wij u dit bevolen, dat 23zo iemand niet wil werken, hij ook niet ete. | | 23 Namelijk gezondheid, sterkte en gelegenheid daartoe hebbende; want anderszins is de gemeente gehouden ook eenieder die gebrek heeft, zoveel doenlijk is, te verzorgen. Zie 2 Korinthe 8; 9. 2 Korinthe 8 VOORTS maken wij u bekend, broeders, de genade Gods die in de gemeenten van Macedónië gegeven is; 2 Korinthe 9 WANT van de bediening die voor de heiligen geschiedt, is mij onnodig aan u te schrijven. |
11 Want 24wij horen dat sommigen onder u ongeregeld wandelen, niet werkende, maar 25ijdele dingen doende. | | 24 Dit doet de apostel daarbij om aan te wijzen dat hij deze voorgaande vermaningen en voorbeelden hun niet tevergeefs voorstelt; en dit hangt eigenlijk aan hetgeen van hem vers 6 is gezegd. vers 6 En wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van een iegelijken broeder die ongeregeld wandelt, en niet naar de inzetting die hij van ons ontvangen heeft. |
25 Dat is, doende dingen zonder beroep, buiten hun beroep en tegen hun beroep; gelijk dit woord van sommige lediggaande weduwen ook gebruikt wordt, 1 Tim. 5:13. 1 Tim. 5:13 En meteen ook leren zij ledig omgaan bij de huizen, en zijn niet alleen ledig, maar ook klapachtig, en ijdele dingen doende, sprekende hetgeen niet betaamt. |
12 nDoch de zodanigen bevelen en vermanen wij door onzen Heere Jezus Christus, dat zij met stilheid owerkende, 26hun eigen brood eten. | | n 1 Thess. 4:11. 1 Thess. 4:11 En dat gij u benaarstigt stil te zijn en uw eigen dingen te doen, en te werken met uw eigen handen, gelijk wij u bevolen hebben; |
o Ef. 4:28. Ef. 4:28 Die gestolen heeft, stele niet meer, maar arbeide liever, werkende dat goed is met de handen, opdat hij hebbe mede te delen dengene die nood heeft. |
26 Dat is, dat zij met hun eigen arbeid hebben verkregen. Zie 1 Thess. 4:11. 1 Thess. 4:11 En dat gij u benaarstigt stil te zijn en uw eigen dingen te doen, en te werken met uw eigen handen, gelijk wij u bevolen hebben; |
13 En gij, broeders, p27vertraagt niet in goed te doen. | | p Gal. 6:9. Gal. 6:9 Doch laat ons goeddoende, niet vertragen; want te zijner tijd zullen wij maaien, zo wij niet verslappen. |
27 Het Griekse woord betekent eigenlijk erger, dat is, slapper of trager worden; de apostel doet dit hierbij om hen te vermanen dat zij om het misbruik van deze lediggangers niet moesten slapper of trager worden in het weldoen aan de rechte armen. |
14 Maar indien iemand 28ons woord, door dezen brief geschreven, niet gehoorzaam is, 29tekent dien, en q30vermengt u niet met hem, opdat hij 31beschaamd worde; | | 28 Dat is, deze onze vermaning van in stilheid te werken, zijn eigen zaken waar te nemen, en een geregeld leven te leiden. Zie voorts vers 6. vers 6 En wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van een iegelijken broeder die ongeregeld wandelt, en niet naar de inzetting die hij van ons ontvangen heeft. |
29 Sommigen voegen hier dit woord tekenen bij het voorgaande woord brief, alsof de apostel zeide: Tekent dien, of wijst mij dien aan door een brief; doch deze samenvoeging komt met het Griekse woord semeiousthai en met hetgeen volgt niet wel overeen. Want dit Griekse woord betekent eigenlijk niet iemand aanwijzen, maar wel iemand merken of merktekenen die men enige schande aandoet, of uit enige eerlijke vergaderingen laat, en zijn naam, als zulke eer onwaardig, aantekenen of uitdoen. Zodat dit woord hier van anderen zeer bekwamelijk wordt verstaan van den christelijken ban en uitsluiting uit de gemeenschap der kerk, volgens de orde van Christus ingesteld, Matth. 18:15, gelijk ook de volgende woorden klaarlijk medebrengen. Matth. 18:15 Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw broeder gewonnen. |
q vers 6. Matth. 18:17. 1 Kor. 5:9. vers 6 En wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van een iegelijken broeder die ongeregeld wandelt, en niet naar de inzetting die hij van ons ontvangen heeft. Matth. 18:17 En indien hij denzelven geen gehoor geeft, zo zeg het der gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, zo zij hij u als de heiden en de tollenaar. 1 Kor. 5:9 Ik heb u geschreven in den brief, dat gij u niet zoudt vermengen met de hoereerders; |
30 Zie van ditzelve woord en de zaak daardoor betekend breder 1 Kor. 5:9, 11. 1 Kor. 5:9 Ik heb u geschreven in den brief, dat gij u niet zoudt vermengen met de hoereerders; 1 Kor. 5:11 Maar nu heb ik u geschreven, dat gij u niet zult vermengen, namelijk indien iemand, een broeder genaamd zijnde, een hoereerder is, of een gierigaard, of een afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover; dat gij met zodanig een ook niet zult eten. |
31 Namelijk en door deze schaamte wederkere tot zijn schuldigen plicht, gelijk het Griekse woord medebrengt. Zie Matth. 21:37. Matth. 21:37 En ten laatste zond hij tot hen zijn zoon, zeggende: Zij zullen mijn zoon ontzien. |
15 En houdt hem niet 32als een vijand, maar vermaant hem
33als een broeder. | | 32 Namelijk dien gij geheel moet vlieden, of verlaten, gelijk men vijanden pleegt te doen. |
33 Namelijk die verdwaald is, en dien men derhalve weder ten rechten wege moet brengen, 2 Kor. 2:7. 2 Kor. 2:7 Alzo dat gij daarentegen hem liever moet
vergeven en vertroosten, opdat de zodanige door al te overvloedige droefheid niet enigszins worde verslonden. |
16 r34De Heere nu des vredes Zelf geve u vrede allen tijd 35in allerlei wijze. De Heere zij met u allen. | | r Rom. 15:33; 16:20. 1 Kor. 14:33. 2 Kor. 13:11. Filipp. 4:9. 1 Thess. 5:23. Rom. 15:33 En de God des vredes zij met u allen. Amen. Rom. 16:20 En de God des vredes zal den satan haast onder uw voeten verpletteren. De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met ulieden. Amen. 1 Kor. 14:33 Want God is geen God van verwarring, maar van vrede, gelijk in al de gemeenten der heiligen. 2 Kor. 13:11 Voorts, broeders, zijt blijde, wordt volmaakt, zijt getroost, zijt eensgezind, leeft in vrede; en de God der liefde en des vredes zal met u zijn. Filipp. 4:9 Hetgeen gij ook geleerd en ontvangen en gehoord en in mij gezien hebt, doet dat; en de God des vredes zal met u zijn. 1 Thess. 5:23 En de God des vredes Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest en ziel en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus. |
34 Dat is, Die een Auteur is van allen vrede en gelukzaligheid. |
35 Dat is, zo met God als onder elkander. |
Groet en zegenbede |
17 sDe groetenis met mijn hand, van Paulus, hetwelk is 36een teken in iederen zendbrief: alzo schrijf ik. | | s 1 Kor. 16:21. Kol. 4:18. 1 Kor. 16:21 De groetenis met mijn hand, van Paulus. Kol. 4:18 De groetenis met mijn hand, van Paulus. Gedenkt mijn banden. De genade zij met u. Amen. |
36 Namelijk waardoor mijn eigen brieven van andere, die op mijn naam zouden mogen versierd zijn, bij de gemeenten kunnen worden onderscheiden. Zie Kol. 4:18. Kol. 4:18 De groetenis met mijn hand, van Paulus. Gedenkt mijn banden. De genade zij met u. Amen. |
18 De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.
*
De tweede zendbrief aan de Thessalonicenzen is geschreven van Athene. | | * Dit onderschrift, gelijk vóór dezen in andere zendbrieven is aangetekend, gaat niet vast, en het is geloofwaardiger dat deze brief, gelijk de voorgaande, van Korinthe ook is geschreven, waar Paulus na zijn vertrek van Thessalonica anderhalf jaar is gebleven, en waar Timotheüs en Silas tot hem eerst zijn gekomen, in welker naam deze zendbrief ook is geschreven, 2 Thess. 1:1. Zie Hand. 18:5, 11. 2 Thess. 1:1 PAULUS en Silvánus en Timótheüs aan de gemeente der Thessalonicenzen, welke is
in God onzen Vader en den Heere Jezus Christus: Hand. 18:5 En als Silas en Timótheüs van Macedónië afgekomen waren, werd Paulus door den Geest gedrongen, betuigende den Joden dat Jezus is de Christus. Hand. 18:11 En hij onthield zich aldaar een jaar en zes maanden, lerende onder hen het Woord Gods. |