Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Waarschuwing tegen aardsgezindheid |
1 DIT zijn dan de geboden, de inzettingen en de rechten, die de HEERE uw God geboden heeft om u te leren, opdat gij ze doet in het land naar hetwelk gij heen trekt om dat erfelijk te bezitten; |
2 Opdat gij den HEERE uw God vreest, om te houden al Zijn inzettingen en Zijn geboden die ik u gebied, gij en uw kind en kindskind, al de dagen uws levens, en opdat uw dagen verlengd worden. |
3 Hoor dan, Israël, en neem waar dat gij ze doet, opdat het u welga en opdat gij zeer vermenigvuldigt (gelijk als u de HEERE, uwer vaderen God, gesproken heeft) in het land dat van melk en honing is vloeiende. |
4 aHoor, Israël, de HEERE onze God is een enig HEERE. a Deut. 4:35. Mark. 12:29. Joh. 17:3. 1 Kor. 8:4, 6.  |
a Deut. 4:35 U is het getoond, opdat gij weet dat de HEERE die God is; er is niemand meer dan Hij alleen. Mark. 12:29 En Jezus antwoordde hem: Het eerste van al de geboden is: Hoor, Israël, de Heere onze God is een enig Heere. Joh. 17:3 En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt. 1 Kor. 8:4 Aangaande dan het eten der dingen die den afgoden geofferd zijn, wij weten dat een afgod niets is in de wereld, en dat er geen ander God is dan Eén. 1 Kor. 8:6 Nochtans hebben wij maar één God, den Vader, uit Welken alle dingen zijn en wij tot Hem; en maar
één Heere, Jezus Christus, door Welken alle dingen zijn en wij door Hem. |
5 Zo zult gij den HEERE uw God bliefhebben, met uw ganse hart en met uw ganse ziel en met al uw vermogen. b Deut. 10:12. Matth. 22:37. Luk. 10:27.  |
b Deut. 10:12 Nu dan, Israël, wat eist de HEERE uw God van u, dan den HEERE uw God te vrezen, in al Zijn wegen te wandelen en Hem lief te hebben, en den HEERE uw God te dienen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel; Matth. 22:37 En Jezus zeide tot hem: Gij zult liefhebben den Heere uw God met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Luk. 10:27 En hij antwoordende zeide: Gij zult den Heere uw God liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw kracht en uit geheel uw verstand; en uw naaste als uzelven. |
6 En deze woorden die ik u heden gebied, zullen in uw hart zijn. |
7 En gij zult ze uw ckinderen inscherpen en daarvan spreken, als gij in uw huis zit en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt en als gij opstaat. c Deut. 4:9; 11:19.  |
c Deut. 4:9 Alleenlijk wacht u en bewaar uw ziel wel, dat gij niet vergeet de dingen die uw ogen gezien hebben; en dat zij niet van uw hart wijken al de dagen uws levens; en gij zult ze uw kinderen en uw kindskinderen bekendmaken. Deut. 11:19 En leert die uw kinderen, sprekende daarvan, als gij in uw huis zit en als gij op den weg gaat en als gij nederligt en als gij opstaat. |
8 Ook zult gij ze tot een teken binden op uw hand; en zij zullen u tot voorhoofdspanselen zijn tussen uw ogen. |
9 En gij zult ze op de posten van uw huis en aan uw poorten schrijven. |
10 Als het dan zal geschied zijn, dat de HEERE uw God u zal hebben ingebracht in dat land dat Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft u te zullen geven: grote en goede steden, die gij niet gebouwd hebt, |
11 En huizen, vol van alle goed, die gij niet gevuld hebt, en uitgehouwen bornputten, die gij niet uitgehouwen hebt, wijngaarden en olijfgaarden, die gij niet geplant hebt; den gij gegeten hebt en verzadigd zijt, d Deut. 8:9, 10.  |
d Deut. 8:9 Een land waarin gij brood zonder schaarsheid eten zult, waarin u niets ontbreken zal; een land welks stenen ijzer zijn en uit welks bergen gij koper uithouwen zult. Deut. 8:10 Als gij dan zult gegeten hebben en verzadigd zijn, zo zult gij den HEERE uw God loven over dat goede land dat Hij u zal hebben gegeven. |
12 Zo wacht u, dat gij den HEERE niet vergeet, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, heeft uitgevoerd. |
13 Gij zult den HEERE uw God evrezen en Hem dienen, en gij zult bij Zijn Naam zweren. e Deut. 10:20. Matth. 4:10. Luk. 4:8.  |
e Deut. 10:20 Den HEERE uw God zult gij vrezen, Hem zult gij dienen, en Hem zult gij aanhangen en bij Zijn Naam zweren. Matth. 4:10 Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan; want er staat geschreven: Den Heere uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen. Luk. 4:8 En Jezus antwoordende zeide tot hem: Ga weg van Mij, satan, want er is geschreven: Gij zult den Heere uw God aanbidden en Hem alleen dienen. |
14 Gij zult andere goden niet navolgen, van de goden der volken die rondom u zijn. |
15 Want de HEERE uw God is een ijverig God in het midden van u; dat de toorn des HEEREN uws Gods tegen u niet ontsteke en Hij u van den aardbodem verdelge. |
16 Gij zult den HEERE uw God fniet verzoeken, gelijk als gij Hem verzocht hebt te gMassa. f Matth. 4:7. Luk. 4:12. g Ex. 17:2. Num. 20:3.  |
f Matth. 4:7 Jezus zeide tot hem: Er is wederom geschreven: Gij zult den Heere uw God niet verzoeken. Luk. 4:12 En Jezus antwoordende zeide tot hem: Er is gezegd: Gij zult den Heere uw God niet verzoeken. g Ex. 17:2 Toen twistte het volk met Mozes, en zij zeiden: Geeft gijlieden ons water, dat wij drinken. Mozes dan zeide tot hen: Wat twist gij met mij? Waarom verzoekt gij den HEERE? Num. 20:3 En het volk twistte met Mozes, en zij spraken, zeggende: Och, of wij den geest gegeven hadden, toen onze broeders voor het aangezicht des HEEREN den geest gaven! |
17 Gij zult de geboden des HEEREN uws Gods vlijtiglijk houden, mitsgaders Zijn getuigenissen en Zijn inzettingen, die Hij u geboden heeft. |
18 En gij zult doen wat recht en goed is in de ogen des HEEREN, opdat het u welga en dat gij inkomt en erft het goede land dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft; |
19 Om al uw vijanden voor uw aangezicht te verdrijven, gelijk als de HEERE gesproken heeft. |
20 Wanneer uw zoon u morgen zal vragen, zeggende: Wat zijn dat voor getuigenissen en inzettingen en rechten, die de HEERE onze God ulieden geboden heeft?, |
21 Zo zult gij tot uw zoon zeggen: Wij waren Farao’s dienstknechten in Egypte, maar de HEERE heeft ons door een sterke hand uit Egypte uitgevoerd. |
22 En de HEERE gaf tekenen en grote en kwade wonderen in Egypte, aan Farao en aan zijn ganse huis, voor onze ogen; |
23 En Hij voerde ons vandaar uit, opdat Hij ons inbracht om ons het land te geven, dat Hij onzen vaderen gezworen had. |
24 En de HEERE gebood ons te doen al deze inzettingen, om te vrezen den HEERE onzen God, ons voor altoos ten goede, om ons in het leven te behouden, gelijk het te dezen dage is. |
25 En het zal ons gerechtigheid zijn, als wij zullen waarnemen te doen al deze geboden voor het aangezicht des HEEREN onzes Gods, gelijk als Hij ons geboden heeft. |