Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Zegeningen en vervloekingen |
1 EN ahet zal geschieden, indien gij der stem des HEEREN uws Gods vlijtiglijk zult gehoorzamen, waarnemende te doen al Zijn geboden die ik u heden gebied, zo zal de HEERE uw God u hoog zetten boven alle volken der aarde. a Lev. 26:3.  |
a Lev. 26:3 Indien gij in Mijn inzettingen wandelen, en Mijn geboden houden en die doen zult, |
2 En al deze zegeningen zullen over u komen en u aantreffen, wanneer gij der stem des HEEREN uws Gods zult gehoorzaam zijn. |
3 Gezegend zult gij zijn in de stad, en gezegend zult gij zijn in het veld. |
4 Gezegend zal zijn de vrucht uws buiks, en de vrucht uws lands en de vrucht uwer beesten, de voortzetting uwer koeien en de kudden van uw kleinvee. |
5 Gezegend zal zijn uw korf en uw baktrog. |
6 Gezegend zult gij zijn in uw ingaan, gezegend zult gij zijn in uw uitgaan. |
7 De HEERE zal geven uw vijanden die tegen u opstaan, geslagen voor uw aangezicht; door één weg zullen zij tot u uittrekken, maar door zeven wegen zullen zij voor uw aangezicht vlieden. |
8 De HEERE zal den zegen gebieden, dat hij met u zij in uw schuren, en in alles waaraan gij uw hand slaat; en Hij zal u zegenen in het land dat u de HEERE uw God geven zal. |
9 De HEERE zal u Zichzelven btot een heilig volk bevestigen, gelijk als Hij u gezworen heeft, wanneer gij de geboden des HEEREN uws Gods zult houden en in Zijn wegen wandelen. b Deut. 7:6.  |
b Deut. 7:6 Want gij zijt een heilig volk den HEERE uw God; u heeft de HEERE uw God verkoren, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zoudt zijn uit alle volken die op den aardbodem zijn. |
10 En alle volken der aarde zullen zien, dat de Naam des HEEREN over u genoemd is, en zij zullen voor u vrezen. |
11 cEn de HEERE zal u doen overvloeien aan goed, in de vrucht uws buiks en in de vrucht uwer beesten en in de vrucht uws lands; op het land dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft u te zullen geven. c Deut. 30:9.  |
c Deut. 30:9 En de HEERE uw God zal u doen overvloeien in al het werk uwer hand, in de vrucht uws buiks en in de vrucht uwer beesten en in de vrucht uws lands, ten goede; want de HEERE zal wederkeren om Zich over u te verblijden ten goede, gelijk als Hij Zich over uw vaderen verblijd heeft; |
12 De HEERE zal u opendoen Zijn goeden schat, den hemel, om aan uw land regen te geven te zijner tijd en om te zegenen al het werk uwer hand; en gij zult aan vele volken dlenen, maar gij zult niet ontlenen. d Deut. 15:6.  |
d Deut. 15:6 Want de HEERE uw God zal u zegenen, gelijk als Hij tot u heeft gesproken; zo zult gij aan vele volken lenen, maar gij zult niet ontlenen; en gij zult over vele volken heersen, maar over u zullen zij niet heersen. |
13 En de HEERE zal u tot een hoofd maken en niet tot een staart, en gij zult alleenlijk boven zijn en niet onder zijn; wanneer gij horen zult naar de geboden des HEEREN uws Gods, die ik u heden gebied te houden en te doen, |
14 En gij niet afwijken zult van al de woorden die ik ulieden heden gebied, ter rechter- of ter linkerhand, dat gij andere goden nawandelt om die te dienen. |
15 Daarentegen zal het geschieden, indien gij der stem des HEEREN uws Gods eniet zult gehoorzaam zijn om waar te nemen dat gij doet al Zijn geboden en Zijn inzettingen, die ik u heden gebied, zo zullen al deze vloeken over u komen en u treffen. e Lev. 26:14. Klgld. 2:17. Dan. 9:11, 13. Mal. 2:2.  |
e Lev. 26:14 Maar indien gij Mij niet zult horen, en al deze geboden niet zult doen, Klgld. 2:17 Ain. De HEERE heeft gedaan wat Hij gedacht had, Hij heeft Zijn woord vervuld dat Hij bevolen had van oude dagen; Hij heeft afgebroken en niet gespaard; en Hij heeft den vijand over u verblijd, Hij heeft den hoorn uwer tegenpartijders verhoogd. Dan. 9:11 Maar geheel Israël heeft Uw wet overtreden, met af te wijken, dat zij Uw stem niet gehoorzaamden; daarom is over ons uitgestort die vloek en die eed, die geschreven is in de wet van Mozes, den knecht Gods, dewijl wij tegen Hem gezondigd hebben. Dan. 9:13 Gelijk als in de wet van Mozes geschreven is, alzo is al dat kwaad over ons gekomen; en wij smeekten het aangezicht des HEEREN onzes Gods niet, afkerende van onze ongerechtigheden en verstandiglijk acht gevende op Uw waarheid. Mal. 2:2 Indien gij het niet zult horen, en indien gij het niet zult ter harte nemen, om Mijn Naam eer te geven, zegt de HEERE der heirscharen, zo zal Ik den vloek onder u zenden, en Ik zal uw zegeningen vervloeken; ja, Ik heb ook alrede elkeen derzelve vervloekt, omdat gij het niet ter harte neemt. |
16 Vervloekt zult gij zijn in de stad, en vervloekt zult gij zijn in het veld. |
17 Vervloekt zal zijn uw korf en uw baktrog. |
18 Vervloekt zal zijn de vrucht uws buiks en de vrucht uws lands, de voortzetting uwer koeien, en de kudden van uw kleinvee. |
19 Vervloekt zult gij zijn in uw ingaan, en vervloekt zult gij zijn in uw uitgaan. |
20 De HEERE zal onder u zenden den vloek, de verstoring en het verderf, in alles waaraan gij uw hand slaat, dat gij doen zult; totdat gij verdelgd wordt en totdat gij haastelijk omkomt vanwege de boosheid uwer werken, waarmede gij Mij verlaten hebt. |
21 De HEERE zal u de pestilentie doen aankleven, totdat Hij u verdoe van het land waar gij naartoe gaat om dat te erven. |
22 fDe HEERE zal u slaan met tering en met koorts en met vurigheid, en met hitte en met droogte, en met brandkoren en met honingdauw, die u vervolgen zullen totdat gij omkomt. f Lev. 26:16.  |
f Lev. 26:16 Dit zal Ik u ook doen, dat Ik over u stellen zal verschrikking, tering en koorts, die de ogen verteren en de ziel pijnigen; gij zult ook uw zaad tevergeefs zaaien en uw vijanden zullen dat opeten. |
23 gEn uw hemel, die boven uw hoofd is, zal koper zijn, en de aarde, die onder u is, zal ijzer zijn. g Lev. 26:19.  |
g Lev. 26:19 Want Ik zal de hovaardigheid uwer kracht verbreken, en zal uw hemel als ijzer maken en uw aarde als koper. |
24 De HEERE uw God zal pulver en stof tot regen uws lands geven; van den hemel zal het op u nederdalen, totdat gij verdelgd wordt. |
25 De HEERE zal u geven geslagen voor het aangezicht uwer vijanden; door één weg zult gij tot hem uittrekken en door zeven wegen zult gij voor zijn aangezicht vlieden; en gij zult van alle koninkrijken der aarde beroerd worden. |
26 En uw dode lichaam zal aan alle gevogelte des hemels en aan de beesten der aarde tot spijze zijn; en niemand zal ze afschrikken. |
27 De HEERE zal u slaan met hzweren van Egypte, en met spenen en met droge schurft en met krauwsel, waarvan gij niet zult kunnen genezen worden. h Ex. 9:9.  |
h Ex. 9:9 En zij zal tot klein stof worden over het ganse Egypteland; en zij zal aan de mensen en aan het vee worden tot zweren, uitbrekende met blaartjes, in het ganse Egypteland. |
28 De HEERE zal u slaan met onzinnigheid en met blindheid, en met verbaasdheid des harten; |
29 Dat gij op den middag zult omtasten gelijk als een blinde omtast in het donker, en zult uw wegen niet voorspoedig maken; maar gij zult alleenlijk verdrukt en beroofd zijn alle dagen, en er zal geen verlosser zijn. |
30 Gij zult een vrouw ondertrouwen, maar een andere man zal haar beslapen; een huis zult gij bouwen, maar daarin niet wonen; een wijngaard zult gij planten, maar dien niet gemeen maken. |
31 Uw os zal voor uw ogen geslacht worden, maar gij zult daarvan niet eten; uw ezel zal van voor uw aangezicht geroofd worden en tot u niet wederkeren; uw kleinvee zal aan uw vijanden gegeven worden, en voor u zal geen verlosser zijn. |
32 Uw zonen en uw dochters zullen aan een ander volk gegeven worden, dat het uw ogen aanzien en naar hen bezwijken den gansen dag; maar het zal in het vermogen uwer hand niet zijn. |
33 De vrucht van uw land en al uw arbeid zal een volk eten dat gij niet gekend hebt; en gij zult alle dagen alleenlijk verdrukt en gepletterd zijn. |
34 En gij zult onzinnig zijn, vanwege het gezicht uwer ogen dat gij zien zult. |
35 De HEERE zal u slaan met boze zweren aan de knieën en aan de benen, waarvan gij niet zult kunnen genezen worden, van uw voetzool af tot aan uw schedel. |
36 De HEERE zal u, mitsgaders uw koning dien gij over u zult gesteld hebben, doen gaan tot een volk dat gij niet gekend hebt, noch uw vaderen; en aldaar zult gij dienen andere goden, hout en steen. |
37 En gij zult zijn tot een schrik, tot een spreekwoord en tot een spotrede, onder al de volken waar u de HEERE heen leiden zal. |
38 iGij zult veel zaad op den akker uitbrengen, maar gij zult weinig inzamelen, want de sprinkhaan zal het verteren. i Micha 6:15. Hagg. 1:6.  |
i Micha 6:15 Gij zult zaaien, maar niet maaien; gij zult olijven treden, maar u met olie niet zalven; en most, maar geen wijn drinken. Hagg. 1:6 Gij zaait veel, en gij brengt weinig in; gij eet, maar niet tot verzadiging; gij drinkt, maar niet tot dronken wordens toe; gij kleedt u, maar niet tot uw verwarming; en wie loon ontvangt, die ontvangt dat loon in een doorboorden buidel. |
39 Wijngaarden zult gij planten en bouwen, maar gij zult geen wijn drinken, noch iets vergaderen, want de worm zal het afeten. |
40 Olijfbomen zult gij hebben in al uw landpalen, maar gij zult u met olie niet zalven, want uw olijfboom zal zijn vrucht afwerpen. |
41 Zonen en dochters zult gij gewinnen, maar zij zullen voor u niet zijn, want zij zullen in gevangenis gaan. |
42 Al uw geboomte en de vrucht uws lands zal het boos gewormte erfelijk bezitten. |
43 De vreemdeling die in het midden van u is, zal hoog, hoog boven u opklimmen; en gij zult laag, laag nederdalen. |
44 Hij zal u lenen, maar gij zult hem niet lenen; hij zal tot een hoofd zijn en gij zult tot een staart zijn. |
45 En al deze vloeken zullen over u komen en u vervolgen en u treffen, totdat gij verdelgd wordt; omdat gij der stem des HEEREN uws Gods niet gehoorzaam zult geweest zijn om te houden Zijn geboden en Zijn inzettingen, die Hij u geboden heeft. |
46 En zij zullen onder u tot een teken en tot een wonder zijn, ja, onder uw zaad tot in eeuwigheid. |
47 Omdat gij den HEERE uw God niet gediend zult hebben met vrolijkheid en goedheid des harten, vanwege de veelheid van alles, |
48 Zo zult gij uw vijanden die de HEERE onder u zenden zal, dienen, in honger en in dorst en in naaktheid en in gebrek van alles; en Hij zal een ijzeren juk op uw hals leggen, totdat Hij u verdelge. |
49 De HEERE zal tegen u een volk verheffen van verre, van het einde der aarde, gelijk als een arend vliegt; een volk welks spraak gij niet zult verstaan; |
50 Een volk, stijf van aangezicht, dat het aangezicht des ouden niet zal aannemen, noch den jonge genadig zijn. |
51 En het zal de vrucht uwer beesten en de vrucht uws lands opeten, totdat gij verdelgd zult zijn; hetwelk u geen koren, most noch olie, voortzetting uwer koeien, noch kudden van uw kleinvee zal overlaten, totdat Hij u verdoe. |
52 En het zal u beangstigen in al uw poorten, totdat uw hoge en vaste muren nedervallen, op welke gij vertrouwdet in uw ganse land; ja, het zal u beangstigen in al uw poorten, in uw ganse land dat u de HEERE uw God gegeven heeft. |
53 kEn gij zult eten de vrucht uws buiks, het vlees uwer zonen en uwer dochters, die u de HEERE uw God gegeven zal hebben; in de belegering en in de benauwing, waarmede uw vijanden u zullen benauwen. k Lev. 26:29. 2 Kon. 6:29. Klgld. 4:10.  |
k Lev. 26:29 Want gij zult het vlees uwer zonen eten, en het vlees uwer dochters zult gij eten. 2 Kon. 6:29 Zo hebben wij mijn zoon gezoden en hebben hem gegeten; maar als ik des anderen daags tot haar zeide: Geef uw zoon, dat wij hem eten, zo heeft zij haar zoon verstoken. Klgld. 4:10 Jod. De handen der barmhartige vrouwen hebben haar kinderen gekookt; zij zijn haar tot spijze geworden in de verbreking der dochter mijns volks. |
54 Aangaande den man die teder onder u en die zeer wellustig geweest is: zijn oog zal kwaad zijn tegen zijn broeder en tegen de huisvrouw zijns schoots en tegen zijn overige zonen, die hij overgehouden zal hebben; |
55 Dat hij niet aan één van die zal geven van het vlees zijner zonen die hij eten zal, omdat hij voor zich niets heeft overgehouden; in de belegering en in de benauwing, waarmede u uw vijand in al uw poorten zal benauwen. |
56 Aangaande de tedere en wellustige vrouw onder u, die niet verzocht heeft haar voetzool op de aarde te zetten, omdat zij zich wellustig en teder hield: haar oog zal kwaad zijn tegen den man haars schoots en tegen haar zoon en tegen haar dochter; |
57 En dat om haar nageboorte, die van tussen haar voeten uitgegaan zal zijn, en om haar zonen die zij gebaard zal hebben, want zij zal hen eten in het verborgen, vermits gebrek van alles; in de belegering en in de benauwing, waarmede uw vijand u zal benauwen in uw poorten. |
58 Indien gij niet zult waarnemen te doen al de woorden dezer wet, die in dit boek geschreven zijn, om te vrezen dezen heerlijken en vreselijken Naam, den HEERE uw God, |
59 Zo zal de HEERE uw plagen wonderlijk maken, mitsgaders de plagen van uw zaad; het zullen grote en gewisse plagen en boze en gewisse krankten zijn. |
60 En Hij zal op u doen keren alle kwalen van Egypte, voor dewelke gij gevreesd hebt, en zij zullen u aanhangen. |
61 Ook alle krankte en alle plaag die in het boek dezer wet niet geschreven is, zal de HEERE over u doen komen, totdat gij verdelgd wordt. |
62 En gij zult met weinige mensen overgelaten worden, in plaats dat gij geweest zijt als de lsterren des hemels in menigte; omdat gij der stem des HEEREN uws Gods niet gehoorzaam geweest zijt. l Deut. 10:22.  |
l Deut. 10:22 Uw vaderen togen af naar Egypte met zeventig zielen; en nu heeft u de HEERE uw God gesteld als de sterren des hemels in menigte. |
63 En het zal geschieden, mgelijk als de HEERE Zich over ulieden verblijdde, u goeddoende en u vermenigvuldigende, alzo zal Zich de HEERE over u verblijden, u verdoende en u verdelgende; en gij zult uitgerukt worden uit het land waar gij naartoe gaat om dat te erven. m Jes. 1:24.  |
m Jes. 1:24 Daarom spreekt de Heere HEERE der heirscharen, de Machtige Israëls: O wee, Ik zal Mij troosten van Mijn wederpartijders, Ik zal Mij wreken van Mijn vijanden. |
64 En de HEERE zal u nverstrooien onder alle volken, van het ene einde der aarde tot aan het andere einde der aarde; en aldaar zult gij andere goden dienen, die gij niet gekend hebt, noch uw vaders, hout en steen. n Deut. 4:27. Neh. 1:8.  |
n Deut. 4:27 En de HEERE zal u verstrooien onder de volken; en gij zult een klein volksken in getal overblijven onder de heidenen waar de HEERE u heen leiden zal. Neh. 1:8 Gedenk toch des woords dat Gij Uw knecht Mozes geboden hebt, zeggende: Gijlieden zult overtreden, Ik zal u onder de volken verstrooien. |
65 Daartoe zult gij onder dezelve volken niet stil zijn, en uw voetzool zal geen rust hebben; want de HEERE zal u aldaar een bevend hart geven, en bezwijking der ogen en mattigheid der ziel. |
66 En uw leven zal tegenover u hangen; en gij zult nacht en dag schrikken en zult van uw leven niet zeker zijn. |
67 Des morgens zult gij zeggen: Och, dat het avond ware; en des avonds zult gij zeggen: Och, dat het morgen ware; vermits den schrik uws harten waarmede gij zult verschrikt zijn, en vermits het gezicht uwer ogen dat gij zien zult. |
68 En de HEERE zal u naar Egypte doen wederkeren in schepen door een weg, waarvan ik u gezegd heb: Gij zult dien niet meer zien; en aldaar zult gij u aan uw vijanden willen verkopen tot dienstknechten en tot dienstmaagden, maar er zal geen koper zijn. |