Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Het offer der eerstelingen |
1 VOORTS zal het geschieden, wanneer gij zult gekomen zijn in het land dat u de HEERE uw God ten erve geven zal, en gij dat erfelijk zult bezitten en daarin wonen, |
2 Zo zult gij nemen van de aeerstelingen van alle vrucht des lands, die gij opbrengen zult van uw land dat u de HEERE uw God geeft, en zult ze in een korf leggen; en gij zult heengaan tot de plaats die de HEERE uw God verkoren zal hebben om Zijn Naam aldaar te doen wonen. a Ex. 23:19; 34:26. Lev. 2:14; 23:10. Num. 15:17.  |
a Ex. 23:19 De eerstelingen der eerste vruchten uws lands zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult het bokje niet koken in de melk zijner moeder. Ex. 34:26 De eerstelingen van de eerste vruchten uws lands zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult het bokje in de melk zijner moeder niet koken. Lev. 2:14 En zo gij den HEERE een spijsoffer der eerste vruchten offert, zult gij het spijsoffer uwer eerste vruchten van groene aren bij het vuur gedord, dat is het kleingebroken graan van volle groene aren, offeren. Lev. 23:10 Spreek tot de kinderen Israëls en zeg tot hen: Als gij in het land zult gekomen zijn hetwelk Ik u geven zal, en gij zijn oogst zult inoogsten, dan zult gij een garve der eerstelingen van uw oogst tot den priester brengen. Num. 15:17 Voorts sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
3 En gij zult komen tot den priester dewelke in die dagen zijn zal, en tot hem zeggen: Ik verklaar heden voor den HEERE uw God, dat ik gekomen ben in het land hetwelk de HEERE onzen vaderen gezworen heeft ons te zullen geven. |
4 En de priester zal den korf van uw hand nemen, en hij zal dien voor het altaar des HEEREN uws Gods nederzetten. |
5 Dan zult gij voor het aangezicht des HEEREN uws Gods betuigen en zeggen: Mijn vader was een bedorven Syriër, en hij btoog af naar Egypte en verkeerde aldaar als vreemdeling met weinig volk; maar hij werd aldaar tot een groot, machtig en menigvuldig volk. b Gen. 46:1.  |
b Gen. 46:1 EN Israël verreisde met al wat hij had en hij kwam te Berséba, en hij offerde offeranden aan den God van zijn vader Izak. |
6 Doch de Egyptenaars deden ons kwaad en verdrukten ons, en legden ons een harden dienst op. |
7 Toen riepen wij tot den HEERE, den God onzer vaderen; en de HEERE cverhoorde onze stem en aanzag onze ellende en onzen arbeid en onze onderdrukking. c Ex. 2:23.  |
c Ex. 2:23 En het geschiedde na vele dezer dagen, als de koning van Egypte gestorven was, dat de kinderen Israëls zuchtten en schreeuwden over den dienst; en hun gekrijt over hun dienst kwam op tot God. |
8 En de HEERE voerde ons uit Egypte door een sterke hand en door een uitgestrekten arm en door groten schrik, en door tekenen en door wonderen. |
9 En Hij heeft ons gebracht tot deze plaats, en Hij heeft ons dit land gegeven, een land vloeiende van melk en honing. |
10 En nu, zie, ik heb gebracht de eerstelingen van de vrucht dezes lands dat Gij, HEERE, mij gegeven hebt. Dan zult gij ze nederzetten voor het aangezicht des HEEREN uws Gods, en zult u buigen voor het aangezicht des HEEREN uws Gods; |
11 En gij zult vrolijk zijn over al het goede dat de HEERE uw God u en uw huis gegeven heeft; gij, en de Leviet, en de vreemdeling die in het midden van u is. |
De driejarige tienden |
12 Wanneer gij zult geëindigd hebben dalle tienden van uw inkomen te vertienden in het derde jaar, zijnde een jaar der tienden, dan zult gij aan den Leviet, aan den vreemdeling, aan den wees en aan de weduwe geven, dat zij in uw poorten eten en verzadigd worden. d Lev. 27:30. Num. 18:24.  |
d Lev. 27:30 Ook alle tienden des lands, van het zaad des lands, van de vrucht van het geboomte, zijn des HEEREN; zij zijn den HEERE heilig. Num. 18:24 Want de tienden der kinderen Israëls, die zij den HEERE tot een hefoffer zullen offeren, heb Ik aan de Levieten ter erfenis gegeven; daarom heb Ik tot hen gezegd: Zij zullen in het midden der kinderen Israëls geen erfenis erven. |
13 En gij zult voor het aangezicht des HEEREN uws Gods zeggen: Ik heb het heilige uit het huis weggenomen en heb het ook aan den Leviet en aan den vreemdeling, aan den wees en aan de weduwe gegeven, enaar al Uw geboden die Gij mij geboden hebt; ik heb niets van Uw geboden overtreden en niets vergeten. e Deut. 14:27.  |
e Deut. 14:27 Maar den Leviet die in uw poorten is, dien zult gij niet verlaten; want hij heeft geen deel noch erve met u. |
14 Ik heb daarvan niet gegeten in mijn leed en heb daarvan niets weggenomen tot iets onreins, noch daarvan gegeven tot een dode; ik ben der stem des HEEREN mijns Gods gehoorzaam geweest, ik heb gedaan naar alles wat Gij mij geboden hebt. |
15 Zie nederwaarts van Uw heilige woning, van den hemel, en zegen Uw volk, Israël, en het land dat Gij ons gegeven hebt, gelijk als Gij onzen vaderen gezworen hebt, een land van melk en honing vloeiende. |
Bevestiging van het verbond |
16 Te dezen dage gebiedt u de HEERE uw God deze inzettingen en rechten te doen; houd dan en doe dezelve met uw ganse hart en met uw ganse ziel. |
17 Heden fhebt gij den HEERE doen zeggen, dat Hij u tot een God zal zijn, en dat gij zult wandelen in Zijn wegen en houden Zijn inzettingen en Zijn geboden en Zijn rechten, en dat gij Zijner stem zult gehoorzaam zijn. f Gen. 17:7.  |
f Gen. 17:7 En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God en uw zaad na u. |
18 En de HEERE heeft u heden doen zeggen, dat gij Hem tot een gvolk des eigendoms zult zijn, gelijk als Hij u gesproken heeft, en dat gij al Zijn geboden zult houden; g Ex. 19:5. Deut. 7:6; 14:2.  |
g Ex. 19:5 Nu dan, indien gij naarstiglijk Mijn stem zult gehoorzamen en Mijn verbond houden, zo zult gij Mijn eigendom zijn uit alle volken, want de ganse aarde is Mijne. Deut. 7:6 Want gij zijt een heilig volk den HEERE uw God; u heeft de HEERE uw God verkoren, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zoudt zijn uit alle volken die op den aardbodem zijn. Deut. 14:2 Want gij zijt een heilig volk den HEERE uw God, en u heeft de HEERE verkoren om Hem tot een volk des eigendoms te zijn, uit al de volken die op den aardbodem zijn. |
19 hOpdat Hij u alzo boven al de volken die Hij gemaakt heeft, hoog zette, tot lof en tot een naam en tot heerlijkheid; en opdat gij een heilig volk zijt den HEERE uw God, gelijk als Hij gesproken heeft. h Deut. 4:7.  |
h Deut. 4:7 Want wat groot volk is er, hetwelk de goden zo
nabij zijn, als de HEERE onze God, zo dikwijls wij Hem aanroepen? |