Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Doodstraf op afgoderij |
1 GIJ zult den HEERE uw God geen os of kleinvee offeren waaraan aeen gebrek zij of
enig kwaad; want dat is den HEERE uw God een gruwel. a Lev. 22:20, enz. Deut. 15:21. |
a Lev. 22:20 Gij zult niet offeren iets waarin een gebrek is; want het zou niet aangenaam zijn voor u. Deut. 15:21 Doch als enig gebrek daaraan zal zijn, hetzij mank of blind of enig kwaad gebrek, zo zult gij het den HEERE uw God niet offeren; |
2 bWanneer in het midden van u, in een uwer poorten die de HEERE uw God u geeft, een man of vrouw gevonden zal worden, die doen zal wat kwaad is in de ogen des HEEREN uws Gods, overtredende Zijn verbond; b Deut. 13:6. |
b Deut. 13:6 Wanneer uw broeder, de zoon uwer moeder, of uw zoon of uw dochter of de vrouw van uw schoot of uw vriend die als uw ziel is, u zal aanporren, in het heimelijk zeggende: Laat ons gaan en dienen andere goden, die gij niet gekend hebt, gij noch uw vaderen, |
3 Dat hij heengaat en dient andere goden en buigt zich voor die, of voor de zon of voor de maan of voor het ganse heir des hemels, hetwelk ik niet geboden heb; |
4 En het wordt u aangezegd en gij hoort het, zo zult gij het wel onderzoeken; en zie, het is de waarheid, de zaak is zeker, zulk een gruwel is in Israël gedaan; |
5 Zo zult gij dien man of die vrouw die ditzelve boze stuk gedaan hebben, tot uw poorten uitbrengen, dien man, zeg ik, of die vrouw; en gij zult hen met stenen stenigen, dat zij sterven. |
6 cOp den mond van twee getuigen of drie getuigen zal hij gedood worden, die sterven zal; op den mond van een enigen getuige zal hij niet gedood worden. c Num. 35:30. Deut. 19:15. Matth. 18:16. 2 Kor. 13:1. Hebr. 10:28. |
c Num. 35:30 Al wie een ziel slaat, naar den mond der getuigen zal men den doodslager doden; maar een enig getuige zal niet getuigen tegen een ziel, dat zij sterve. Deut. 19:15 Een enig getuige zal tegen niemand opstaan over enige ongerechtigheid of over enige zonde, van alle zonde die hij zou mogen zondigen; op den mond van twee getuigen of op den mond van drie getuigen zal de zaak bestaan. Matth. 18:16 Maar indien hij u niet hoort, zo neem nog een of twee met u; opdat in den mond van twee of drie getuigen alle woord besta. 2 Kor. 13:1 DIT is de derde maal dat ik tot u kom: in den mond van twee of drie getuigen zal alle woord bestaan. Hebr. 10:28 Als iemand de wet van Mozes heeft tenietgedaan, die sterft zonder barmhartigheid onder twee of drie getuigen; |
7 dDe hand der getuigen zal eerst tegen hem zijn om hem te doden, en daarna de hand des gansen volks; zo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen. d Deut. 13:9. |
d Deut. 13:9 Maar gij zult hem zekerlijk doodslaan; uw hand zal eerst tegen hem zijn om hem te doden, en daarna de hand des gansen volks. |
De hoogste rechtspraak |
8 Wanneer een zaak aan het gericht evoor u te zwaar zal zijn tussen bloed en bloed, tussen rechtshandel en rechtshandel, tussen plaag en plaag, zijnde twistzaken in uw poorten, zo zult gij u opmaken en opgaan naar de plaats die de HEERE uw God verkiezen zal; e 2 Kron. 19:10. Mal. 2:7. |
e 2 Kron. 19:10 En in alle geschil hetwelk van uw broederen, die in hun steden wonen, tot u zal komen tussen bloed en bloed, tussen wet en gebod, en inzettingen en rechten, zo vermaant hen, dat zij niet schuldig worden aan den HEERE en een grote toornigheid over u en over uw broederen zij; doet alzo en gij zult niet schuldig worden. Mal. 2:7 Want de lippen des priesters zullen de wetenschap bewaren, en men zal uit zijn mond de wet zoeken; want hij is een engel des HEEREN der heirscharen. |
9 En gij zult komen tot de Levitische priesters en tot den rechter die in die dagen zijn zal, en gij zult ondervragen en zij zullen u de zaak des rechts aanzeggen. |
10 En gij zult doen naar het bevel des woords dat zij u zullen aanzeggen, van diezelve plaats die de HEERE verkiezen zal; en gij zult waarnemen te doen naar alles wat zij u zullen leren. |
11 Naar het bevel der wet die zij u zullen leren, en naar het oordeel dat zij u zullen zeggen, zult gij doen; gij zult niet afwijken van het woord dat zij u zullen aanzeggen, ter rechter- of ter linkerhand. |
12 De man nu die trotselijk handelen zal, dat hij niet hore naar den priester dewelke staat om aldaar den HEERE uw God te dienen, of naar den rechter: dezelve man zal sterven; en gij zult het boze uit Israël wegdoen. |
13 Dat het al het volk hore en vreze, en niet meer trotselijk handele. |
De koning |
14 Wanneer gij zult gekomen zijn in het land dat u de HEERE uw God geeft, en gij dat erfelijk zult bezitten en daarin wonen, en gij zeggen zult: Ik zal een koning over mij stellen, als al de volken die rondom mij zijn; |
15 Zo zult gij ganselijk tot koning over u stellen, dien de HEERE uw God verkiezen zal; uit het midden uwer broederen zult gij een koning over u stellen; gij zult niet vermogen over u te zetten een vreemden man, die uw broeder niet zij. |
16 Maar hij zal voor zich de paarden niet vermenigvuldigen en het volk niet doen wederkeren naar Egypte om paarden te vermenigvuldigen, dewijl de HEERE ulieden gezegd heeft: Gij zult voortaan niet wederkeren door dezen weg. |
17 Ook zal hij voor zich de vrouwen niet vermenigvuldigen, opdat zijn hart niet afwijke; hij zal ook voor zich geen zilver en goud zeer vermenigvuldigen. |
18 Voorts zal het geschieden, als hij op den stoel zijns koninkrijks zal zitten, zo zal hij zich een dubbel van deze wet afschrijven in een boek, uit hetgeen dat voor het aangezicht der Levitische priesters is. |
19 En het zal bij hem zijn en hij zal daarin lezen al de dagen zijns levens, opdat hij den HEERE zijn God lere vrezen, om te bewaren al de woorden dezer wet en deze inzettingen, om die te doen. |
20 Dat zijn hart zich niet verheffe boven zijn broederen en dat hij niet afwijke van het gebod, ter rechter- of ter linkerhand, opdat hij de dagen verlenge in zijn koninkrijk, hij en zijn zonen, in het midden van Israël. |