Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Paulus’ zelfverloochening |
1 EN wij als
amedearbeidende, bidden u ook, bdat gij de genade Gods niet tevergeefs moogt ontvangen hebben. a 1 Kor. 3:9. b Hebr. 12:15. |
a 1 Kor. 3:9 Want wij zijn Gods medearbeiders; Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij. b Hebr. 12:15 Toeziende dat niet iemand verachtere van de genade Gods; dat niet enige wortel der bitterheid, opwaarts spruitende, beroerte make, en door dezelve velen ontreinigd worden. |
2 cWant Hij zegt: In den aangenamen tijd heb Ik U verhoord, en in den dag der zaligheid heb Ik U geholpen. Zie, nu is het de welaangename tijd, zie, nu is het de dag der zaligheid. c Jes. 49:8. |
c Jes. 49:8 Alzo zegt de HEERE: In den tijd des welbehagens heb Ik U verhoord en ten dage des heils heb Ik U geholpen; en Ik zal U bewaren en Ik zal U geven tot een Verbond des volks, om het aardrijk op te richten, om de verwoeste erfenissen te doen beërven; |
3 dWij geven geen aanstoot in enig ding, opdat de bediening niet gelasterd worde; d Rom. 14:13. 1 Kor. 10:32. |
d Rom. 14:13 Laat ons dan elkander niet meer oordelen; maar oordeelt dit liever, namelijk dat gij den broeder geen aanstoot of ergernis geeft. 1 Kor. 10:32 Weest zonder aanstoot te geven, en den Joden en den Grieken, en der gemeente Gods. |
4 Maar wij eals dienaars Gods, maken onszelven in alles aangenaam, fin veel verdraagzaamheid, in verdrukkingen, in noden, in benauwdheden, e 1 Kor. 4:1. f 2 Kor. 11:23. |
e 1 Kor. 4:1 ALZO houde ons een ieder mens als dienaars van Christus en uitdelers der verborgenheden Gods. f 2 Kor. 11:23 Zijn zij dienaars van Christus? (Ik spreek onwijs zijnde) ik ben boven hen: in arbeid overvloediger, in slagen uitnemender, in gevangenissen overvloediger, in doodsgevaar menigmaal. |
5 In slagen, in gevangenissen, in beroerten, in arbeid, in waken, in vasten, |
6 In reinheid, in kennis, in lankmoedigheid, in goedertierenheid, in den Heiligen Geest, in ongeveinsde liefde, |
7 In het Woord der waarheid, in de kracht Gods, door de wapenen der gerechtigheid aan de rechter- en aan de linkerzijde, |
8 Door eer en oneer, door kwaad gerucht en goed gerucht; als verleiders en nochtans waarachtig; |
9 Als onbekend en nochtans bekend; gals stervende, en zie, wij leven; als getuchtigd en niet gedood; g Ps. 118:18. Jes. 26:19. |
g Ps. 118:18 De HEERE heeft mij wel hard gekastijd, maar Hij heeft mij ter dood niet overgegeven. Jes. 26:19 Uw doden zullen leven, ook
mijn dood lichaam, zij zullen opstaan; waakt op en juicht, gij die in het stof woont, want Uw dauw zal zijn als een dauw der moeskruiden, en het land zal de overledenen uitwerpen. |
10 Als droevig zijnde, doch altijd blijde; als arm, doch velen rijk makende; als niets hebbende en nochtans
alles bezittende. |
11 Onze mond is opengedaan tegen u, o Korinthiërs, ons hart is uitgebreid. |
12 Gij zijt niet nauw in ons, maar gij zijt nauw in uw ingewanden. |
13 Nu, om dezelfde vergelding te doen (ik spreek hals tot mijn kinderen) zo wordt gij ook uitgebreid. h 1 Kor. 4:14. |
h 1 Kor. 4:14 Ik schrijf deze dingen niet om u te beschamen, maar als mijn lieve kinderen vermaan ik u. |
Geen gemeenschap met ongelovigen |
14 iTrekt niet een ander juk aan met de ongelovigen; kwant wat mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid, en wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis? i Deut. 7:2. 1 Kor. 5:9. k 1 Sam. 5:1, 2. 1 Kon. 18:21. 1 Kor. 10:21. Ef. 5:11. |
i Deut. 7:2 En de HEERE uw God hen zal gegeven hebben voor uw aangezicht, dat gij hen slaat, zo zult gij hen ganselijk verbannen; gij zult geen verbond met hen maken, noch hun genadig zijn. 1 Kor. 5:9 Ik heb u geschreven in den brief, dat gij u niet zoudt vermengen met de hoereerders; k 1 Sam. 5:1 DE Filistijnen nu namen de ark Gods, en zij brachten ze van Eben-Haëzer tot Asdod. 1 Sam. 5:2 En de Filistijnen namen de ark Gods en zij brachten ze in het huis van Dagon, en stelden ze bij Dagon. 1 Kon. 18:21 Toen naderde Elía tot het ganse volk en zeide: Hoelang hinkt gij op twee gedachten? Zo de HEERE God is, volgt Hem na, en zo het Baäl is, volgt hem na. Maar het volk antwoordde hem niet één woord. 1 Kor. 10:21 Gij kunt den drinkbeker des Heeren niet drinken en den drinkbeker der duivelen; gij kunt niet deelachtig zijn der tafel des Heeren en der tafel der duivelen. Ef. 5:11 En hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis, maar bestraft ze ook veeleer. |
15 En wat samenstemming heeft Christus met Belial, of wat deel heeft de gelovige met den ongelovige? |
16 Of wat samenvoeging heeft de tempel Gods lmet de afgoden? mWant gij zijt de tempel des levenden Gods, gelijkerwijs God gezegd heeft: nIk zal in hen wonen en Ik zal onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn. l 1 Kor. 10:7, 14. m 1 Kor. 3:16; 6:19. Ef. 2:21. Hebr. 3:6. 1 Petr. 2:5. n Ex. 29:45. Lev. 26:11. Ez. 37:26. |
l 1 Kor. 10:7 En wordt geen afgodendienaars, gelijkerwijs als sommigen van hen, gelijk geschreven staat: Het volk zat neder om te eten en om te drinken, en zij stonden op om te spelen. 1 Kor. 10:14 Daarom, mijne geliefden, vliedt van den afgodendienst. m 1 Kor. 3:16 Weet gij niet dat gij Gods tempel zijt en de Geest Gods in ulieden woont? 1 Kor. 6:19 Of weet gij niet dat ulieder lichaam een tempel is des Heiligen Geestes, Die in u is, Dien gij van God hebt, en dat gij uws zelfs niet zijt? Ef. 2:21 Op Welken het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heiligen tempel in den Heere; Hebr. 3:6 Maar Christus als de Zoon over Zijn eigen huis; Wiens huis wij zijn, indien wij maar de vrijmoedigheid en den roem der hoop tot het einde toe vast behouden. 1 Petr. 2:5 Zo wordt gij ook zelven, als levende stenen, gebouwd tot
een geestelijk huis, tot
een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus. n Ex. 29:45 En Ik zal in het midden der kinderen Israëls wonen, en Ik zal hun tot een God zijn. Lev. 26:11 En Ik zal Mijn tabernakel in het midden van u zetten, en Mijn ziel zal van u niet walgen. Ez. 37:26 En Ik zal een verbond des vredes met hen maken; het zal een eeuwig verbond met hen zijn; en Ik zal hen inzetten en zal hen vermenigvuldigen, en Ik zal Mijn heiligdom in het midden van hen zetten tot in eeuwigheid. |
17 Daarom, ogaat uit het midden van hen en scheidt u af, zegt de Heere, en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden aannemen. o Jes. 52:11. Openb. 18:4. |
o Jes. 52:11 Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar, raakt het onreine niet aan; gaat uit het midden van haar, reinigt u, gij die de vaten des HEEREN draagt. Openb. 18:4 En ik hoorde een andere stem uit den hemel, zeggende: Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij aan haar zonden geen gemeenschap hebt, en opdat gij van haar plagen niet ontvangt. |
18 pEn Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Heere, de Almachtige. p Jer. 31:1. |
p Jer. 31:1 TERZELFDER tijd, spreekt de HEERE, zal Ik allen geslachten Israëls tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. |