Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 MAAR ik heb dit bij mijzelven voorgenomen, dat ik niet wederom in droefheid tot u komen zou. |
2 Want indien ik ulieden bedroef, wie is het toch die mij zal vrolijk maken, dan degene die van mij bedroefd is geworden? |
3 En ditzelve heb ik u geschreven, opdat ik daar komende, niet zou droefheid hebben van degenen van welke ik moest verblijd worden; avertrouwende van u allen dat mijn blijdschap u aller blijdschap is. a 2 Kor. 8:22. Gal. 5:10. |
a 2 Kor. 8:22 Wij hebben ook met hen gezonden onzen broeder welken wij in vele dingen dikmaals beproefd hebben dat hij naarstig is; en nu veel naarstiger door het groot vertrouwen dat hij heeft tot ulieden. Gal. 5:10 Ik vertrouw van u in den Heere, dat gij niet anders zult gevoelen; maar die u ontroert, zal het oordeel dragen, wie hij ook zij. |
4 Want ik heb ulieden uit veel verdrukking en benauwdheid des harten met vele tranen geschreven, niet opdat gij zoudt bedroefd worden, maar opdat gij de liefde zoudt verstaan, die ik overvloediglijk tot u heb. |
Vergiffenis voor een boetvaardige |
5 Doch indien iemand bedroefd heeft, die heeft niet mij bedroefd, maar ten dele (opdat ik hem niet bezware) ulieden allen. |
6 bDen zodanige is deze bestraffing genoeg, die van velen geschied is; b 1 Kor. 5:3. |
b 1 Kor. 5:3 Doch ik, als wel met het lichaam afwezend, maar tegenwoordig zijnde met den geest, heb alrede, alsof ik tegenwoordig ware, dengene die dat alzo bedreven heeft, besloten, |
7 Alzo dat gij daarentegen hem liever moet
vergeven en vertroosten, opdat de zodanige door al te overvloedige droefheid niet enigszins worde verslonden. |
8 Daarom bid ik u dat gij de liefde aan hem bevestigt. |
9 Want daartoe heb ik ook geschreven, opdat ik uw beproeving mocht verstaan, of gij in alles gehoorzaam zijt. |
10 Dien gij nu iets vergeeft, dien vergeef ik ook; want zo ik ook iets vergeven heb, dien ik vergeven heb, heb ik het vergeven
om uwentwil, voor het aangezicht van Christus, opdat de satan over ons geen voordeel krijge. |
11 Want zijn gedachten zijn ons niet onbekend. |
De aard van Paulus’ prediking |
12 Voorts, cals ik te Tróas kwam om het Evangelie van Christus te prediken, en als mij een deur geopend was in den Heere, zo heb ik geen rust gehad voor mijn geest, omdat ik Titus, mijn broeder, niet vond; c Hand. 16:8. |
c Hand. 16:8 En zij, Mysië voorbijgereisd zijnde, kwamen af tot Tróas. |
13 Maar afscheid van hen genomen hebbende, vertrok ik naar Macedónië. |
14 En Gode zij dank, Die ons allen tijd doet triomferen in Christus, den den reuk Zijner kennis door ons openbaar maakt in alle plaatsen. d Kol. 1:27. |
d Kol. 1:27 Aan wie God heeft willen bekendmaken, welke zij de rijkdom der heerlijkheid dezer verborgenheid onder de heidenen, welke is Christus onder u, de Hoop der heerlijkheid; |
15 Want wij zijn Gode een goede reuk van Christus, in degenen die zalig worden, en in degenen die verloren gaan; |
16 eDezen wel een reuk des doods ten dode, maar genen een reuk des levens ten leven. En wie is tot deze dingen bekwaam? e Luk. 2:34. |
e Luk. 2:34 En Simeon zegende henlieden en zeide tot Maria, Zijn moeder: Zie, Deze wordt gezet tot een val en opstanding van velen in Israël, en tot een teken dat wedersproken zal worden |
17 Want wij dragen niet, gelijk velen, het Woord Gods te koop, maar als uit oprechtheid, maar als uit God, in de tegenwoordigheid Gods, spreken wij het in Christus. |