Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 De apostel bewijst met zijn voorbeeld, hoe het Evangelie van Christus moet voorgesteld worden, namelijk niet met menselijke wijsheid of welsprekendheid, maar in eenvoudigheid en geestelijke kracht. 6 Verklaart voorts wat voor hemelse wijsheid daarin is begrepen. 10 En hoe die door Gods Geest en niet door menselijk vernuft geopenbaard is. 13 Verhaalt wederom met wat woorden die moet worden uitgesproken. 14 En hoe die niet van den natuurlijken, maar van den geestelijken mens wordt onderscheiden en geoordeeld. |
|
1 EN ik, broeders, als ik tot u ben gekomen, aben niet gekomen met 1uitnemendheid van woorden of van wijsheid, u verkondigende 2de getuigenis Gods. | | a vers 4. 1 Kor. 1:17. vers 4 En mijn rede en mijn prediking was niet in beweeglijke woorden der menselijke wijsheid, maar in betoning des geestes en der kracht; 1 Kor. 1:17 Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het Evangelie te verkondigen; niet met wijsheid van woorden, opdat het kruis van Christus niet verijdeld worde. |
1 Gr. uitnemendheid van woord of rede, dat is, een opgepronkte manier van spreken, door welke ik zocht boven anderen wijs te schijnen of uit te munten, of u te overreden. Zie 1 Kor. 4:19. 1 Kor. 4:19 Maar ik zal haast tot u komen, zo de Heere wil, en ik zal dan verstaan niet de woorden dergenen die opgeblazen zijn, maar de kracht. |
2 Dat is, het Evangelie, hetwelk ons van God is geopenbaard, en getuigt van den wil Gods tot onze zaligheid, 1 Kor. 1:6. 1 Kor. 1:6 Gelijk de getuigenis van Christus bevestigd is onder u; |
2 Want ik heb 3niet voorgenomen 4iets te weten onder u dan Jezus Christus, en 5Dien gekruisigd. | | 3 Gr. geoordeeld. Want al was de apostel in vele andere zaken ervaren, zo had hij evenwel niet willen voordragen dan hetgeen dat tot hun zaligheid nodig was. |
4 Dat is, van enige andere wetenschap bij u te spreken. |
5 Dat is, Die door Zijn dood en volgende opstanding ons van onze zonden verlost en de eeuwige zaligheid deelachtig heeft gemaakt, Rom. 4:25; 10:9, 10. Rom. 4:25 Welke overgeleverd is om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking. Rom. 10:9 Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven dat Hem God uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden. Rom. 10:10 Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid, en met den mond belijdt men ter zaligheid. |
3 bEn ik was bij ulieden 6in czwakheid en in vreze en in veel beving. | | b Hand. 18:1. Hand. 18:1 EN na dezen scheidde Paulus van Athene en kwam te Korinthe; |
6 Deze dingen kunnen verstaan worden, óf van den nederigen stand, waarin zich de apostel gehouden heeft toen hij te Korinthe was, opdat niet hij, maar alleen zijn leer in aanzien zou wezen bij hen, tegen de opgeblazenheid dergenen die deze scheuringen veroorzaakten; óf van de voorzichtigheid en beschroomdheid, die hij gebruikt heeft in het voorstellen van de leer der zaligheid, om niets menselijks daaronder te vermengen, opdat de kracht derzelve niet aan zijn wijsheid of welsprekendheid, maar alleen aan den aard der leer die hij predikte, en aan de medewerking van den Geest Gods zou worden toegeschreven; hetwelk met het volgende best overeenkomt. |
c Hand. 18:3. 2 Kor. 10:10. Hand. 18:3 En omdat hij van hetzelfde handwerk was, bleef hij bij hen en wrocht; want zij waren tentenmakers van handwerk. 2 Kor. 10:10 Want de brieven (zeggen zij) zijn wel gewichtig en krachtig, maar de tegenwoordigheid des lichaams is zwak en de rede is verachtelijk. |
4 En mijn rede en mijn prediking dwas niet in beweeglijke woorden der menselijke wijsheid, maar in 7betoning des geestes en der kracht; | | d vers 1. 1 Kor. 1:17. 2 Petr. 1:16. vers 1 EN ik, broeders, als ik tot u ben gekomen, ben niet gekomen met uitnemendheid van woorden of van wijsheid, u verkondigende de getuigenis Gods. 1 Kor. 1:17 Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het Evangelie te verkondigen; niet met wijsheid van woorden, opdat het kruis van Christus niet verijdeld worde. 2 Petr. 1:16 Want wij zijn geen kunstiglijk verdichte fabelen nagevolgd, als wij u bekendgemaakt hebben de kracht en toekomst van onzen Heere Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit. |
7 Dat is, betoning der geestelijke kracht, die uiterlijk door wonderen en inwendiglijk door de werking des Heiligen Geestes bij zijn woord was gevoegd, 2 Kor. 3:3. 2 Kor. 3:3 Als die openbaar zijt geworden, dat gij een brief van Christus zijt, en door onzen dienst bereid, die geschreven is niet met inkt, maar door den Geest des levenden Gods, niet in stenen tafelen, maar in vlezen tafelen des harten. |
5 Opdat uw geloof 8niet zou zijn 9in wijsheid der mensen, emaar 10in de kracht Gods. | | 8 Dat is, zijn oorzaak of fundament niet zou hebben. |
9 Dat is, in redenen of woorden die de menselijke wijsheid bedenkt. |
e 2 Kor. 4:7. 2 Kor. 4:7 Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij Godes en niet uit ons; |
10 Dat is, in de Goddelijkheid der leer, door de kracht des Geestes Gods aan onze harten betuigd, Hand. 16:14. Hand. 16:14 En een zekere vrouw met name Lydia, een purperverkoopster, van de stad Thyatíra, die God diende, hoorde ons; welker hart de Heere heeft geopend, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd. |
De wijsheid Gods verborgen voor den natuurlijken mens |
6 fEn wij spreken 11wijsheid onder 12de volmaakten; doch een wijsheid gniet 13dezer wereld, noch 14der oversten dezer wereld, hdie 15tenietworden; | | f Job 28:21. Job 28:21 Want zij is verholen voor de ogen aller levenden, en voor het gevogelte des hemels is zij verborgen. |
11 Dat is, de zwaarste verborgenheden van Gods Woord, gelijk vers 7. Anderszins heeft hij ook de zwakken en teren met melk gespijsd. Zie 1 Kor. 3:2. Hebr. 5:12. vers 7 Maar wij spreken de wijsheid Gods, bestaande
in verborgenheid, die bedekt was, welke God tevoren verordineerd heeft tot onze heerlijkheid, eer de wereld was; 1 Kor. 3:2 Ik heb u met melk gevoed, en niet met vaste spijze; want gij vermocht toen nog niet; ja, gij vermoogt ook nu nog niet; Hebr. 5:12 Want gij, daar gij leraars behoordet te zijn vanwege den tijd, hebt wederom van node dat men u lere welke de eerste beginselen zijn der woorden Gods; en gij zijt geworden als die melk van node hebben en niet vaste spijze. |
12 Dat is, die in de zaken des geloofs meer toegenomen hebben, en nu niet meer in de eerste beginselen behoeven onderricht te worden. Zie Rom. 14:1, 2; 15:1. Filipp. 3:15. Hebr. 5:14. Dezen worden bij vergelijking van anderen volmaakten genaamd; anderszins is hier niemand volmaakt in kennis zolang hij leeft, 1 Kor. 13:9. Rom. 14:1 NEEMT dengene nu die zwak is in het geloof, aan, maar niet tot twistige samensprekingen. Rom. 14:2 De een gelooft wel dat men alles eten mag, maar die zwak is, eet moeskruiden. Rom. 15:1 MAAR
wij die sterk zijn, zijn schuldig de zwakheden der onsterken te dragen en niet onszelven te behagen. Filipp. 3:15 Zovelen dan als wij volmaakt zijn, laat ons dit gevoelen; en indien gij iets anderszins gevoelt, ook dat zal u God openbaren. Hebr. 5:14 Maar der volmaakten is de vaste spijze, die door de gewoonheid de zinnen geoefend hebben tot onderscheiding beide des goeds en des kwaads. 1 Kor. 13:9 Want wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele; |
g Jak. 3:15. Jak. 3:15 Deze is de wijsheid niet die van boven afkomt, maar is aards, natuurlijk, duivels. |
13 Dat is, die van het menselijk vernuft bedacht en groot geacht wordt. |
14 Dat is, der wijzen en machtigen, gelijk vers 8. vers 8 Welke niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft; want indien zij ze gekend hadden, zo zouden zij den Heere der heerlijkheid niet gekruist hebben. |
h 1 Kor. 15:24. 1 Kor. 15:24 Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het Koninkrijk aan God en den Vader zal overgegeven hebben, wanneer Hij zal tenietgedaan hebben alle heerschappij en alle macht en kracht. |
15 Namelijk met al hun wijsheid en macht, overmits die buiten deze wereld geen gebruik heeft. |
7 Maar wij spreken 16de wijsheid iGods, bestaande
kin 17verborgenheid, die bedekt was, 18welke God tevoren verordineerd heeft tot onze heerlijkheid, 19eer de wereld was; | | 16 Dat is, die God ons tot onze zaligheid heeft geopenbaard. |
i Rom. 16:25. Rom. 16:25 Hem nu Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest, |
k 1 Kor. 4:1. 1 Kor. 4:1 ALZO houde ons een ieder mens als dienaars van Christus en uitdelers der verborgenheden Gods. |
17 Zo noemt de apostel de leer des Evangelies, omdat dezelve door geen menselijke wijsheid ooit is gevonden, maar was voor haar bedekt, totdat God die door Zijn profeten en apostelen heeft geopenbaard. |
18 Namelijk wijsheid Gods; waardoor verstaan wordt óf de Persoon van Christus, Die 1 Kor. 1:24 ook de Wijsheid Gods genaamd wordt; óf de verborgenheden onzer zaligheid in Christus bij God voorgenomen, en daarna in het Evangelie geopenbaard tot onze heerlijkheid, Luk. 2:32. Beide komt met het volgende wel overeen. 1 Kor. 1:24 Maar hun die geroepen zijn, beide Joden en Grieken, prediken wij Christus, de Kracht Gods en de Wijsheid Gods. Luk. 2:32 Een Licht tot verlichting der heidenen en tot heerlijkheid van Uw volk Israël. |
19 Gr. voor de eeuwen. |
8 lWelke 20niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft; mwant indien zij ze gekend hadden, zo zouden zij 21den Heere der heerlijkheid niet gekruist hebben. | | l Matth. 11:25. Joh. 7:48. Hand. 13:27. 2 Kor. 3:14. Matth. 11:25 In dienzelven tijd antwoordde Jezus en zeide: Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard. Joh. 7:48 Heeft iemand uit de oversten in Hem geloofd, of uit de farizeeën? Hand. 13:27 Want die te Jeruzalem wonen, en hun oversten, Dezen niet kennende, hebben ook de stemmen der profeten, die op elken sabbat dag gelezen worden, Hem veroordelende, vervuld; 2 Kor. 3:14 Maar hun zinnen zijn verhard geworden. Want tot op den dag van heden blijft hetzelfde deksel in het lezen des Ouden Testaments, zonder ontdekt te worden, hetwelk door Christus tenietgedaan wordt. |
20 Namelijk uit hun natuurlijke rede of verstand, hoe groot en hoe kloek hetzelve ook was. Hoedanige Herodes, Pilatus, Kajafas en andere machtigen in deze wereld geweest zijn, alsook de filosofen, schriftgeleerden en dergelijken. Anderszins heeft Abraham ook door Gods Geest en openbaring Zijn dag gezien, Joh. 8:56, en David heeft zich daarin verheugd, Ps. 16:9, met andere godzalige koningen en profeten, Luk. 10:24, en ook sommigen van de oversten der Joden, als Nicodemus en Jozef van Arimathea, hebben Hem gekend; maar dezen waren weinigen, en hebben met Zijn dood niet ingestemd, Luk. 23:51. Zie dergelijke wijze van spreken Joh. 3:32. Joh. 8:56 Abraham, uw vader, heeft met verheuging verlangd, opdat hij Mijn dag zien zou; en hij heeft hem
gezien en is verblijd geweest. Ps. 16:9 Daarom is Mijn hart verblijd en Mijn eer verheugt zich; ook zal Mijn vlees zeker wonen. Luk. 10:24 Want Ik zeg u, dat vele profeten en koningen hebben begeerd te zien hetgeen gij ziet, en hebben het niet gezien; en te horen hetgeen gij hoort, en hebben het niet gehoord. Luk. 23:51 (Deze had niet medebewilligd in hun raad en handel), van Arimathéa, een stad der Joden, en die ook zelf het Koninkrijk Gods verwachtte; Joh. 3:32 En hetgeen Hij gezien en gehoord heeft, dat getuigt Hij; en Zijn getuigenis neemt niemand aan. |
m Joh. 16:3. Hand. 3:17; 13:27. 1 Tim. 1:13. Joh. 16:3 En deze dingen zullen zij u doen, omdat zij den Vader niet gekend hebben noch Mij. Hand. 3:17 En nu, broeders, ik weet dat gij het door onwetendheid gedaan hebt, gelijk als ook uw oversten. Hand. 13:27 Want die te Jeruzalem wonen, en hun oversten, Dezen niet kennende, hebben ook de stemmen der profeten, die op elken sabbat dag gelezen worden, Hem veroordelende, vervuld; 1 Tim. 1:13 Die tevoren een godslasteraar was en een vervolger en een verdrukker; maar mij is barmhartigheid geschied, dewijl ik het onwetend gedaan heb in mijn ongelovigheid; |
21 Namelijk Die het Hoofdstuk is van deze wijsheid Gods. Zo wordt Christus genaamd ten aanzien van Zijn Goddelijke natuur, Ps. 24:7. Hand. 7:2, Die gekruist is naar Zijn menselijke natuur. Zie dergelijke wijze van spreken Joh. 3:13. Hand. 3:15; 20:28. Ps. 24:7 Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga. Hand. 7:2 En hij zeide: Gij mannen broeders en vaders, hoort toe. De God der heerlijkheid verscheen onzen vader Abraham, nog zijnde in Mesopotámië, eer hij woonde in Haran, Joh. 3:13 En niemand is opgevaren in den hemel, dan Die uit den hemel nedergekomen is, namelijk de Zoon des mensen, Die in den hemel is. Hand. 3:15 En den Vorst des levens hebt gij gedood, Welken God opgewekt heeft uit de doden, waarvan wij getuigen zijn. Hand. 20:28 Zo hebt dan acht op uzelven, en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed. |
9 Maar gelijk geschreven is: nHetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en 22in het hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien die Hem liefhebben. | | n Jes. 64:4. Jes. 64:4 Ja, vanouds heeft men het niet gehoord, noch met oren vernomen, en geen oog heeft het gezien, behalve Gij, o God, wat
Hij doen zal dien die op Hem wacht. |
22 Deze woorden voegt de apostel tot nadere verklaring van de voorgaande profetische woorden daartussen, om te tonen dat de verborgenheden des Evangelies en de grootte der heerlijkheid, die God Zijn gelovigen hiernamaals bereid heeft, zo waardig zijn, dat niet alleen geen oog en geen oor, maar zelfs geen vernuft die ooit van zichzelven heeft kunnen bedenken of ook verstaan. Zie 1 Petr. 1:10, 11, 12. 1 Petr. 1:10 Van welke zaligheid ondervraagd en onderzocht hebben de profeten, die geprofeteerd hebben van de genade, aan u geschied, 1 Petr. 1:11 Onderzoekende op welken of hoedanigen tijd de Geest van Christus, Die in hen was, beduidde en tevoren getuigde het lijden dat op Christus komen zou, en de heerlijkheid daarna volgende; 1 Petr. 1:12 Denwelken geopenbaard is dat zij niet zichzelven, maar ons bedienden deze dingen, die u nu aangediend zijn bij degenen die u het Evangelie verkondigd hebben door den Heiligen Geest, Die van den hemel gezonden is; in welke dingen de engelen begerig zijn in te zien. |
10 oDoch God heeft het
23ons geopenbaard door 24Zijn Geest; want de Geest 25onderzoekt alle dingen, ook 26de diepten Gods. | | o Matth. 13:11. 2 Kor. 3:18. Matth. 13:11 En Hij antwoordende zeide tot hen: Omdat het u gegeven is de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven. 2 Kor. 3:18 En wij allen, met ongedekten aangezichte de heerlijkheid des Heeren als in een spiegel aanschouwende, worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest. |
23 Namelijk die God liefhebben. Want dat de apostel niet alleen van de apostelen spreekt, maar ook van degenen die door hun woord in Christus geloven, blijkt uit het volgende. |
24 Namelijk Welke door het Woord en met het Woord in ons krachtig is. Zie 2 Kor. 3:8. 1 Joh. 2:27. 2 Kor. 3:8 Hoe zal niet veelmeer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn? 1 Joh. 2:27 En de zalving die gijlieden van Hem ontvangen hebt, blijft in u, en gij hebt niet van node dat iemand u lere; maar gelijk dezelve zalving u leert van alle dingen, zo is zij ook waarachtig en is geen leugen; en gelijk zij u geleerd heeft, zo zult gij in Hem blijven. |
25 Dit zegt de apostel, niet omdat de Heilige Geest, Die in ons woont, van enige Goddelijke zaak onwetende zou zijn, die Hij zou moeten zoeken te weten, maar omdat Hem ook de allerdiepste zaken Gods, als eenzelfde God met den Vader en met den Zoon, klaarlijk bekend zijn; gelijk God wordt gezegd de harten en nieren te doorzoeken omdat zij voor Hem bloot en bekend zijn, Rom. 8:27. Openb. 2:23. Rom. 8:27 En Die de harten doorzoekt, weet welke de mening des Geestes is, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt. Openb. 2:23 En haar kinderen zal Ik door den dood ombrengen; en al de gemeenten zullen weten, dat Ik het ben Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken. |
26 Dat is, den allerverborgensten raad Gods. Zie Jes. 40:13. Jes. 40:13 Wie heeft den Geest des HEEREN bestierd, en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen? |
11 pWant wie van de mensen weet hetgeen des mensen is, dan 27de geest des mensen, die in hem is? Alzo weet ook 28niemand hetgeen Gods is, dan de Geest Gods. | | p Spr. 27:19. Jer. 17:9. Spr. 27:19 Gelijk in het water het aangezicht is tegen het aangezicht, alzo is des mensen hart tegen den mens. Jer. 17:9 Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het; wie zal het kennen? |
27 Dat is, de redelijke ziel en het verstand des mensen weet wat in hen is. Zie 1 Joh. 3:20. 1 Joh. 3:20 Want indien ons hart ons
veroordeelt, God is meerder dan ons hart, en Hij kent alle dingen. |
28 Namelijk onder de schepselen. Want de Zoon kent den Vader, en de Vader den Zoon, Matth. 11:27, en hier ook de Heilige Geest, als een enig God met den Vader en den Zoon, Rom. 8:27. Matth. 11:27 Alle dingen zijn Mij overgegeven van Mijn Vader; en niemand kent den Zoon dan de Vader, noch iemand kent den Vader dan de Zoon en dien het de Zoon wil openbaren. Rom. 8:27 En Die de harten doorzoekt, weet welke de mening des Geestes is, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt. |
12 Doch wij hebben niet ontvangen den geest 29der wereld, qmaar den Geest 30Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen die ons van God 31geschonken zijn; | | 29 Dat is, die wereldse dingen leert, en in wereldse dingen zijn vermaak heeft of geluk stelt. |
q Rom. 8:15. Rom. 8:15 Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader. |
30 Dat is, Die van God uitgaat en Zijn kinderen beloofd en gegeven wordt, Joh. 14:16. Rom. 8:15. Joh. 14:16 En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; Rom. 8:15 Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader. |
31 Namelijk tot onzen troost en zaligheid, dat is, Christus en Zijn weldaden, Rom. 8:32. Kol. 2:9, 10. Rom. 8:32 Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? Kol. 2:9 Want in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk; Kol. 2:10 En gij zijt in Hem volmaakt, Die het Hoofd is van alle overheid en macht; |
13 Dewelke wij ook spreken, rniet met woorden die de menselijke wijsheid leert, maar met 32woorden
33die de Heilige Geest leert, geestelijke dingen met geestelijke 34samenvoegende. | | r vers 4. 1 Kor. 1:17. 2 Petr. 1:16. vers 4 En mijn rede en mijn prediking was niet in beweeglijke woorden der menselijke wijsheid, maar in betoning des geestes en der kracht; 1 Kor. 1:17 Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het Evangelie te verkondigen; niet met wijsheid van woorden, opdat het kruis van Christus niet verijdeld worde. 2 Petr. 1:16 Want wij zijn geen kunstiglijk verdichte fabelen nagevolgd, als wij u bekendgemaakt hebben de kracht en toekomst van onzen Heere Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit. |
32 Of: redenen, bewegingen. |
33 Namelijk in Zijn Goddelijke ingevingen en Schriften, niet opgepronkt met menselijke welsprekendheid, maar krachtig in hun geestelijke eenvoudigheid. |
34 Of: vergelijkende. Gr. tezamen oordelende; dat is, gelijk de leer geestelijk is, zo stellen wij die ook voor, niet met wereldse, maar met geestelijke woorden. |
14 Maar 35de natuurlijke mens 36begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem 37dwaasheid, en hij 38kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk 39onderscheiden worden. | | 35 Gr. de ziellijke mens, dat is, die geen andere of hogere wijsheid heeft, dan die hem het licht der natuur en het menselijk vernuft leert. Zie Jud. vs. 19. Jud. vs. 19 Dezen zijn het die zichzelven afscheiden, natuurlijke mensen, den Geest niet hebbende. |
36 Namelijk om dezelve aan te nemen en zichzelven tot zaligheid toe te eigenen, Rom. 8:5. Zie een voorbeeld Hand. 17:18; 25:19. Rom. 8:5 Want die naar het vlees zijn, bedenken wat des vleses is; maar die naar den Geest zijn, bedenken wat des Geestes is. Hand. 17:18 En sommigen van de epicuréïsche en stóïsche filosofen streden met hem; en sommigen zeiden: Wat wil toch deze klapper zeggen? Maar anderen zeiden: Hij schijnt een verkondiger te zijn van vreemde goden; omdat hij hun Jezus en de opstanding verkondigde. Hand. 25:19 Maar hadden tegen hem enige vragen van hun godsdienst, en van zekeren Jezus Die gestorven was, Welken Paulus zeide te leven. |
37 Zie 1 Kor. 1:21, 22, 23. 1 Kor. 1:21 Want nademaal in de wijsheid Gods de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking zalig te maken die geloven. 1 Kor. 1:22 Overmits de Joden een teken begeren, en de Grieken wijsheid zoeken; 1 Kor. 1:23 Doch wij prediken Christus den Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken een dwaasheid, |
38 Namelijk dan door de genade en kracht van Gods Geest, Die het verstand verlicht en de harten opent, Hand. 16:14. Hand. 16:14 En een zekere vrouw met name Lydia, een purperverkoopster, van de stad Thyatíra, die God diende, hoorde ons; welker hart de Heere heeft geopend, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd. |
39 Gr. geoordeeld, dat is, van menselijke en wereldse leringen met oordeel onderscheiden. |
15 sDoch 40de geestelijke mens onderscheidt wel 41alle dingen, maar hij zelf wordt van 42niemand 43onderscheiden. | | s Spr. 28:5. Spr. 28:5 De kwade lieden verstaan het recht niet; maar die den HEERE zoeken, verstaan alles. |
40 Dat is, die door den Geest Gods is verlicht en wedergeboren. |
41 Namelijk ter zaligheid nodig. Want ook de gelovigen dwalen somtijds wel in sommige zaken, maar die ter zaligheid zo nodig niet zijn; of wanneer zij deze gave der onderscheiding niet genoeg opwekken door naarstigheid en gebeden. Zie Joh. 10:4, 27. 1 Thess. 5:21. 1 Joh. 4:1. Joh. 10:4 En wanneer hij zijn schapen uitgedreven heeft, zo gaat hij voor hen heen; en de schapen volgen hem, overmits zij zijn stem kennen. Joh. 10:27 Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij; 1 Thess. 5:21 Beproeft alle dingen; behoudt het goede. 1 Joh. 4:1 GELIEFDEN, gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld. |
42 Namelijk die niet wedergeboren of geestelijk is; anderszins moet ook de geest der profeten den profeten onderworpen zijn, 1 Kor. 14:29, 32. 1 Kor. 14:29 En dat twee of drie profeten spreken, en dat de anderen oordelen. 1 Kor. 14:32 En de geesten der profeten zijn den profeten onderworpen. |
43 Of: geoordeeld, dat is, met oordeel onderscheiden, gelijk vers 14. vers 14 Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden. |
16 tWant wie heeft 44den zin des Heeren gekend, die Hem zou onderrichten? Maar wij hebben 45den zin van Christus. | | t Jes. 40:13. Rom. 11:34. Jes. 40:13 Wie heeft den Geest des HEEREN bestierd, en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen? Rom. 11:34 Want wie heeft den zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest? |
44 Of: den Geest des Heeren, gelijk Jes. 40:13, waar deze woorden staan, uitgedrukt wordt. Dat is, den zin of de mening van den Geest des Heeren, Rom. 8:27. Jes. 40:13 Wie heeft den Geest des HEEREN bestierd, en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen? Rom. 8:27 En Die de harten doorzoekt, weet welke de mening des Geestes is, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt. |
45 Dat is, de mening van Christus is ons bekendgemaakt door Zijn Woord en door Zijn Geest, gelijk hiervoor verklaard is, vss. 10, 12. vers 10 Doch God heeft het
ons geopenbaard door Zijn Geest; want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods. vers 12 Doch wij hebben niet ontvangen den geest der wereld, maar den Geest Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen die ons van God geschonken zijn; |