Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Inleiding |
1 HET eerste boek heb ik gemaakt, o Theófilus, van al hetgeen dat JEZUS begonnen heeft beide te doen en te leren, |
2 aTot op den dag in welken Hij opgenomen is, nadat Hij door den Heiligen Geest aan de apostelen, die Hij uitverkoren had, bbevelen had gegeven; a Mark. 16:19. Luk. 9:51. 1 Tim. 3:16. b Joh. 20:21. |
a Mark. 16:19 De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in den hemel en is gezeten aan de rechterhand Gods. Luk. 9:51 En het geschiedde als de dagen Zijner opneming vervuld werden, zo richtte Hij Zijn aangezicht om naar Jeruzalem te reizen. 1 Tim. 3:16 En buiten allen twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in den Geest, is gezien van de engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid. b Joh. 20:21 Jezus dan zeide wederom tot hen: Vrede zij ulieden; gelijkerwijs Mij de Vader gezonden heeft, zend Ik ook ulieden. |
3 cAan welke Hij ook, nadat Hij geleden had, Zichzelven levend vertoond heeft, met vele gewisse kentekenen, veertig dagen lang, zijnde van hen gezien, en sprekende van de dingen die het Koninkrijk Gods aangaan. c Mark. 16:14. Joh. 20:19; 21:1. 1 Kor. 15:5. |
c Mark. 16:14 Daarna is Hij geopenbaard aan de elve, daar zij aanzaten, en verweet hun hun ongelovigheid en hardigheid der harten, omdat zij niet geloofd hadden degenen die Hem gezien hadden nadat Hij opgestaan was. Joh. 20:19 Als het dan avond was op denzelven eersten dag der week, en als de deuren gesloten waren waar de discipelen vergaderd waren, om de vreze der Joden, kwam Jezus en stond in het midden en zeide tot hen: Vrede zij ulieden. Joh. 21:1 NA dezen openbaarde Jezus Zichzelven wederom den discipelen aan de Zee van Tibérias. En Hij openbaarde Zich aldus: 1 Kor. 15:5 En dat Hij is van Céfas gezien, daarna van de twaalve. |
De hemelvaart |
4 dEn als Hij met hen vergaderd was, beval Hij hun dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden, maar verwachten de belofte des Vaders, edie gij (zeide Hij) van Mij gehoord hebt. d Luk. 24:48, 49. e Joh. 14:26; 15:26; 16:7. |
d Luk. 24:48 En gij zijt getuigen van deze dingen. Luk. 24:49 En zie, Ik zend de belofte Mijns Vaders op u; maar blijft gij in de stad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte. e Joh. 14:26 Maar de Trooster, de Heilige Geest, Welken de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u alles leren, en zal u indachtig maken alles wat Ik u gezegd heb. Joh. 15:26 Maar wanneer de Trooster zal gekomen zijn, Dien Ik u zenden zal van den Vader, namelijk de Geest der waarheid, Die van den Vader uitgaat, Die zal van Mij getuigen. Joh. 16:7 Doch Ik zeg u de waarheid: Het is u nut dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zo zal de Trooster tot u niet komen; maar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem tot u zenden. |
5 fWant Johannes doopte wel met water, gmaar gij zult met den Heiligen Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen. f Matth. 3:11. Mark. 1:8. Luk. 3:16. Joh. 1:26. Hand. 11:16; 19:4. g Jes. 44:3. Joël 2:28. Hand. 2:4; 11:15. |
f Matth. 3:11 Ik doop u wel met water tot bekering; maar Die na mij komt, is sterker dan ik, Wiens schoenen ik niet waardig ben Hem na te dragen; Die zal u met den Heiligen Geest en met vuur dopen; Mark. 1:8 Ik heb ulieden wel gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met den Heiligen Geest. Luk. 3:16 Zo antwoordde Johannes aan allen, zeggende: Ik doop u wel met water; maar Hij komt Die sterker is dan ik, Wien ik niet waardig ben den riem van Zijn schoenen te ontbinden: Deze zal u dopen met den Heiligen Geest en met vuur; Joh. 1:26 Johannes antwoordde hun, zeggende: Ik doop met water, maar Hij staat midden onder ulieden, Dien gij niet kent; Hand. 11:16 En ik werd gedachtig aan het woord des Heeren, hoe Hij zeide: Johannes doopte wel met water, maar gijlieden zult gedoopt worden met den Heiligen Geest. Hand. 19:4 Maar Paulus zeide: Johannes heeft wel gedoopt den doop der bekering, zeggende tot het volk, dat zij geloven zouden in Dengene Die na hem kwam, dat is in Christus Jezus; g Jes. 44:3 Want Ik zal water gieten op den dorstige en stromen op het droge; Ik zal Mijn Geest op uw zaad gieten en Mijn zegen op uw nakomelingen. Joël 2:28 En daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien. Hand. 2:4 En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken. Hand. 11:15 En als ik begon te spreken, viel de Heilige Geest op hen, gelijk ook op ons in het begin. |
6 Zij dan die samengekomen waren, vraagden Hem, zeggende: hHeere, zult Gij in dezen tijd aan Israël het Koninkrijk wederoprichten? h Matth. 24:3. |
h Matth. 24:3 En als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn? En welk zal het teken zijn van Uw toekomst en van de voleinding der wereld? |
7 En Hij zeide tot hen: iHet komt u niet toe te weten de tijden of gelegenheden, die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft; i Matth. 24:36. |
i Matth. 24:36 Doch van dien dag en ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen. |
8 kMaar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; len gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judéa en Samaría, en tot aan het uiterste der aarde. k Hand. 2:4. l Jes. 2:3. Luk. 24:48. Joh. 15:27. Hand. 2:32. |
k Hand. 2:4 En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken. l Jes. 2:3 En vele volken zullen heengaan en zeggen: Komt, laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, tot het huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen en dat wij wandelen in Zijn paden. Want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem. Luk. 24:48 En gij zijt getuigen van deze dingen. Joh. 15:27 En gij zult ook getuigen, want gij zijt van den beginne met Mij geweest. Hand. 2:32 Dezen Jezus heeft God opgewekt; waarvan wij allen getuigen zijn. |
9 mEn als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen. m Mark. 16:19. Luk. 24:51. |
m Mark. 16:19 De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in den hemel en is gezeten aan de rechterhand Gods. Luk. 24:51 En het geschiedde als Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde, en werd opgenomen in den hemel. |
10 En alzo zij hun ogen naar den hemel hielden terwijl Hij heenvoer, zie, twee mannen stonden bij hen nin witte kleding, n Matth. 28:3. |
n Matth. 28:3 En zijn gedaante was gelijk een bliksem, en zijn kleding wit gelijk sneeuw. |
11 Welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, ozal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren. o Dan. 7:13. Matth. 24:30. Mark. 13:26. Luk. 21:27. 1 Thess. 1:10. 2 Thess. 1:10. Openb. 1:7. |
o Dan. 7:13 Verder
zag ik in de nachtgezichten, en zie, er kwam Een met de wolken des hemels, als eens mensen Zoon, en Hij kwam tot den Oude van dagen, en zij deden Hem voor Denzelven naderen. Matth. 24:30 En alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde wenen en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid. Mark. 13:26 En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien, komende in de wolken met grote kracht en heerlijkheid. Luk. 21:27 En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien komen in een wolk met grote kracht en heerlijkheid. 1 Thess. 1:10 En Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, Denwelken Hij uit de doden verwekt heeft, namelijk Jezus, Die ons verlost van den toekomenden toorn. 2 Thess. 1:10 Wanneer Hij zal gekomen zijn om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen, en wonderbaar te worden in allen die geloven (overmits onze getuigenis onder u is geloofd geworden) in dien dag. Openb. 1:7 Zie, Hij komt met de wolken, en alle oog zal Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben; en alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven; ja, amen. |
12 Toen keerden zij weder naar Jeruzalem, van den berg die genaamd wordt de Olijfberg, welke is nabij Jeruzalem, liggende vandaar een sabbatsreis. |
13 En als zij ingekomen waren, gingen zij op in de opperzaal, waar zij bleven, namelijk Petrus en Jakobus en Johannes en Andréas, Filippus en Thomas, Bartholoméüs en Matthéüs, Jakobus, de zoon van Alféüs, en Simon Zelótes, en Judas, de broeder van Jakobus. |
14 Deze allen waren eendrachtelijk volhardende in het bidden en smeken, met de vrouwen, en Maria, de moeder van Jezus, en met pZijn broederen. p Matth. 13:55. |
p Matth. 13:55 Is Deze niet de Zoon des timmermans? En is Zijn moeder niet genaamd Maria, en Zijn broeders Jakobus en Joses, en Simon en Judas? |
Matthías in Judas’ plaats |
15 En in dezelve dagen stond Petrus op in het midden der discipelen, en sprak (er was nu een schare bijeen van omtrent honderd en twintig personen): |
16 Mannen broeders, deze Schrift moest vervuld worden, qwelke de Heilige Geest door den mond van David voorzegd heeft van Judas, rdie de leidsman geweest is dergenen die Jezus vingen; q Ps. 41:10. Matth. 26:23. Joh. 13:18. r Matth. 26:47. Mark. 14:43. Joh. 18:3. |
q Ps. 41:10 Zelfs de man mijns vredes, op welken ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft de verzene tegen mij grotelijks verheven. Matth. 26:23 En Hij antwoordende zeide: Die de hand met Mij in den schotel indoopt, die zal Mij verraden. Joh. 13:18 Ik zeg niet van u allen; Ik weet welke Ik uitverkoren heb; maar dit geschiedt opdat de Schrift vervuld worde: Die met Mij het brood eet, heeft tegen Mij zijn verzene opgeheven. r Matth. 26:47 En als Hij nog sprak, zie, Judas, een van de twaalve, kwam, en met hem een grote schare met zwaarden en stokken, gezonden van de overpriesters en ouderlingen des volks. Mark. 14:43 En terstond, als Hij nog sprak, kwam Judas aan, die een was van de twaalve, en met hem een grote schare met zwaarden en stokken, gezonden van de overpriesters en de schriftgeleerden en de ouderlingen. Joh. 18:3 Judas dan, genomen hebbende de bende krijgsknechten en enige dienaars van de overpriesters en farizeeën, kwam aldaar met lantaarnen en fakkels en wapenen. |
17 sWant hij was met ons gerekend en had het lot dezer bediening verkregen. s Matth. 10:4. Mark. 3:19. Luk. 6:16. |
s Matth. 10:4 Simon Kananítes, en Judas Iskáriot, die Hem ook verraden heeft. Mark. 3:19 En Judas Iskáriot, die Hem ook verraden heeft. Luk. 6:16 Judas, den broeder van Jakobus, en Judas Iskáriot, die ook de verrader geworden is. |
18 Deze dan heeft verworven een akker door het loon der ongerechtigheid, ten voorwaarts over gevallen zijnde, is midden opgeborsten, en al zijn ingewanden zijn uitgestort. t 2 Sam. 17:23. Matth. 27:5. |
t 2 Sam. 17:23 Als nu Achitófel zag dat zijn raad niet gedaan was, zadelde hij den ezel en maakte zich op, en toog naar zijn huis in zijn stad en gaf bevel aan zijn huis en verhing zich. Alzo stierf hij en werd begraven in zijns vaders graf. Matth. 27:5 En als hij de zilveren penningen in den tempel geworpen had, vertrok hij, en heengaande verworgde zichzelven. |
19 En het is bekend geworden allen die te Jeruzalem wonen, alzo dat die akker in hun eigen taal vgenoemd wordt Akeldama, dat is een akker des bloeds. v Matth. 27:8. |
v Matth. 27:8 Daarom is die akker genaamd de akker des bloeds, tot op den huidigen dag. |
20 Want er staat geschreven in het boek der Psalmen: xZijn woonstede worde woest, en er zij niemand die in dezelve wone; yen: Een ander neme zijn opzienersambt. x Ps. 69:26. y Ps. 109:8. |
x Ps. 69:26 Hun paleis zij verwoest, in hun tenten zij geen inwoner. y Ps. 109:8 Dat zijn dagen weinig zijn; een ander neme zijn ambt. |
21 zHet is dan nodig, dat van de mannen die met ons omgegaan hebben al den tijd in welken de Heere Jezus onder ons in- en uitgegaan is, z Hand. 6:3. |
z Hand. 6:3 Ziet dan om, broeders, naar zeven mannen uit u, die goede getuigenis hebben, vol des Heiligen Geestes en der wijsheid, welke wij mogen stellen over deze nodige zaak. |
22 Beginnende van den doop van Johannes, tot den dag toe in welken Hij avan ons opgenomen is, een derzelve met ons getuige worde van Zijn opstanding. a vers 9. |
a vers 9 En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen. |
23 bEn zij stelden er twee, Jozef genaamd Bársabas, die toegenaamd was Justus, en Matthías. b Hand. 6:6. |
b Hand. 6:6 Welke zij voor de apostelen stelden; en dezen, als zij gebeden hadden, legden hun de handen op. |
24 En zij baden en zeiden: Gij Heere, cGij Kenner der harten van allen, wijs van deze twee een aan, dien Gij uitverkoren hebt c 1 Sam. 16:7. 1 Kron. 28:9; 29:17. Ps. 7:10. Jer. 11:20; 17:10; 20:12. Hand. 15:8. Openb. 2:23. |
c 1 Sam. 16:7 Doch de HEERE zeide tot Samuël: Zie zijn gestalte niet aan, noch de hoogte zijner statuur, want Ik heb hem verworpen; want het is niet gelijk de mens ziet, want de mens ziet aan wat voor ogen is, maar de HEERE ziet het hart aan. 1 Kron. 28:9 En gij, mijn zoon Sálomo, ken den God uws vaders en dien Hem met een volkomen hart en met een willige ziel; want de HEERE doorzoekt alle harten en Hij verstaat al het gedichtsel der gedachten. Indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; maar indien gij Hem verlaat, Hij zal u tot in eeuwigheid verstoten. 1 Kron. 29:17 En ik weet, mijn God, dat Gij het hart proeft en dat Gij een welgevallen hebt aan oprechtheden. Ik heb in oprechtheid mijns harten al deze dingen vrijwillig gegeven en ik heb nu met vreugde Uw volk dat hier bevonden wordt, gezien, dat het zich jegens U vrijwillig gedragen heeft. Ps. 7:10 Laat toch de boosheid der goddelozen een einde nemen, maar bevestig den rechtvaardige, Gij, Die harten en nieren beproeft, o rechtvaardige God. Jer. 11:20 Maar, o HEERE der heirscharen, Gij rechtvaardige Rechter, Die de nieren en het hart proeft, laat mij Uw wraak van hen zien; want aan U heb ik mijn twistzaak ontdekt. Jer. 17:10 Ik, de HEERE, doorgrond het hart en
proef de nieren, en dat om een iegelijk te geven naar zijn wegen, naar de vrucht zijner handelingen. Jer. 20:12 Gij dan, o HEERE der heirscharen, Die den rechtvaardige proeft, Die de nieren en het hart ziet, laat mij Uw wraak van hen zien, want ik heb U mijn twistzaak ontdekt. Hand. 15:8 En God, de Kenner der harten, heeft hun getuigenis gegeven, hun gevende den Heiligen Geest gelijk als ook ons; Openb. 2:23 En haar kinderen zal Ik door den dood ombrengen; en al de gemeenten zullen weten, dat Ik het ben Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken. |
25 Om te ontvangen het lot dezer bediening en des apostelschaps, waarvan Judas afgeweken is, dat hij heenging in zijn eigen plaats. |
26 En zij wierpen hun loten; en het lot viel op Matthías, en hij werd met gemene toestemming tot de elf apostelen gekozen. |