Statenvertaling.nl

sample header image

Johannes 7 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Johannes 7

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Het ongeloof van Jezus’ broeders
1 EN na dezen wandelde Jezus in Galiléa; want Hij wilde in Judéa niet wandelen, omdat de Joden Hem zochten te doden.
2 En het feest der Joden, namelijk de aloofhuttenzetting, was nabij. a Lev. 23:34. verwijsteksten
3 Zo zeiden dan Zijn broeders tot Hem: Vertrek vanhier en ga heen in Judéa, opdat ook Uw discipelen Uw werken mogen aanschouwen, die Gij doet.
4 Want niemand doet iets in het verborgen, en zoekt zelf dat men openlijk van hem spreke. Indien Gij deze dingen doet, zo openbaar Uzelven aan de wereld.
5 Want ook Zijn bbroeders geloofden niet in Hem. b Mark. 3:21. verwijsteksten
6 Jezus dan zeide tot hen: Mijn tijd is nog niet hier, maar uw tijd is altijd bereid.
7 cDe wereld kan ulieden niet haten, maar Mij haat zij, omdat Ik van dezelve getuig dat haar werken dboos zijn. c Joh. 14:17; 15:18. d Joh. 3:19. verwijsteksten
8 Gaat gijlieden op tot dit feest; Ik ga nog niet op tot dit feest, ewant Mijn tijd is nog niet vervuld. e Joh. 8:20. verwijsteksten
9 En als Hij deze dingen tot hen gezegd had, bleef Hij in Galiléa.
 
Prediking op het loofhuttenfeest
10 Maar als Zijn broeders opgegaan waren, toen ging Hij ook Zelf op tot het feest, niet openlijk, maar als in het verborgen.
11 De Joden dan zochten Hem in het feest, en zeiden: fWaar is Hij? f Joh. 11:56. verwijsteksten
12 gEn er was veel gemurmel van Hem onder de scharen. Sommigen zeiden: hHij is goed. En anderen zeiden: Neen, maar Hij verleidt de schare. g Joh. 9:16; 10:19. h vers 40. Matth. 21:46. Luk. 7:16. Joh. 6:14. verwijsteksten
13 Nochtans sprak niemand vrijmoediglijk van Hem, iom de vreze der Joden. i Joh. 9:22; 12:42; 19:38. verwijsteksten
14 Doch als het nu in het midden van het feest was, zo ging Jezus op in den tempel en leerde.
15 En de Joden verwonderden zich, zeggende: Hoe weet Deze de Schriften, daar Hij ze niet geleerd heeft?
16 Jezus antwoordde hun en zeide: kMijn leer is Mijne niet, maar Desgenen Die Mij gezonden heeft. k Joh. 3:11; 8:28; 12:49; 14:10, 24. verwijsteksten
17 Zo iemand wil Deszelfs wil doen, die zal van deze leer bekennen of zij uit God is, dan of Ik van Mijzelven spreek.
18 Die van zichzelven spreekt, zoekt zijn eigen eer; maar Die de eer zoekt Desgenen Die Hem gezonden heeft, Die is waarachtig en geen ongerechtigheid is in Hem.
19 lHeeft Mozes u niet de wet gegeven? En niemand van u doet de wet. mWat zoekt gij Mij te doden? l Ex. 20:1; 24:3. Hand. 7:53. m Matth. 12:14. Mark. 3:6. Joh. 5:18; 10:39; 11:53. verwijsteksten
20 De schare antwoordde en zeide: nGij hebt den duivel; wie zoekt U te doden? n Joh. 8:48, 52; 10:20. verwijsteksten
21 Jezus antwoordde en zeide tot hen: Eén werk heb Ik gedaan, en gij verwondert u allen.
22 Daarom, Mozes heeft ulieden ode besnijdenis gegeven (niet dat zij uit Mozes is, maar puit de vaderen), en gij besnijdt een mens op den sabbat. o Lev. 12:3. p Gen. 17:10. verwijsteksten
23 Indien een mens de besnijdenis ontvangt op den sabbat, opdat de wet van Mozes niet gebroken worde, zijt gij toornig op Mij, dat Ik een gehelen mens gezond gemaakt heb op den sabbat?
24 qOordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt een rechtvaardig oordeel. q Deut. 1:16, 17. Spr. 24:23. Jak. 2:1. verwijsteksten
25 Sommigen dan uit die van Jeruzalem zeiden: Is Deze niet Dien zij zoeken te doden?
26 En zie, Hij spreekt vrijmoediglijk en zij zeggen Hem niets. Zouden nu wel de oversten waarlijk weten, dat Deze waarlijk is de Christus?
27 rDoch Dezen weten wij vanwaar Hij is; maar de Christus wanneer Hij komen zal, zo zal niemand weten vanwaar Hij is. r Matth. 13:55. Mark. 6:3. Luk. 4:22. verwijsteksten
28 Jezus dan riep in den tempel, lerende en zeggende: En gij kent Mij, en gij weet vanwaar Ik ben; en Ik ben svan Mijzelven niet gekomen, tmaar Hij is waarachtig Die Mij gezonden heeft, Welken gijlieden niet kent. s Joh. 5:43; 8:42. t Joh. 8:26. Rom. 3:4. verwijsteksten
29 Maar vIk ken Hem, want Ik ben van Hem, en Hij heeft Mij gezonden. v Joh. 10:15. verwijsteksten
30 xZij zochten Hem dan te grijpen; maar niemand sloeg de hand aan Hem, want Zijn yure was nog niet gekomen. x vers 19. Mark. 11:18. Luk. 19:47; 20:19. Joh. 8:37. y Joh. 8:20. verwijsteksten
31 zEn velen uit de schare geloofden in Hem, en zeiden: Wanneer de Christus zal gekomen zijn, zal Hij ook meer tekenen doen dan die welke Deze gedaan heeft? z Joh. 8:30. verwijsteksten
32 De farizeeën hoorden dat de schare dit van Hem murmelde; en de farizeeën en de overpriesters zonden dienaren, opdat zij Hem grijpen zouden.
33 Jezus dan zeide tot hen: aNog een kleinen tijd ben Ik bij u, en Ik ga heen tot Dengene Die Mij gezonden heeft. a Joh. 16:16. verwijsteksten
34 bGij zult Mij zoeken en gij zult Mij niet vinden; en waar Ik ben, kunt gij niet komen. b Joh. 8:21; 13:33. verwijsteksten
35 De Joden dan zeiden tot elkander: Waar zal Deze heen gaan, dat wij Hem niet zullen vinden? Zal Hij tot de verstrooide Grieken gaan, en de Grieken leren?
36 Wat is dit voor een rede die Hij gezegd heeft: Gij zult Mij zoeken en zult Mij niet vinden; en waar Ik ben, kunt gij niet komen?
37 En op den claatsten dag, zijnde de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: dZo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. c Lev. 23:36. d Jes. 55:1. Joh. 6:35. Openb. 22:17. verwijsteksten
38 Die in Mij gelooft, gelijkerwijs ede Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien. e Jes. 12:3. verwijsteksten
39 (En dit zeide Hij fvan den Geest, Denwelken ontvangen zouden die in Hem geloven; want de Heilige Geest was nog niet, overmits Jezus nog niet verheerlijkt was.) f Jes. 44:3. Joël 2:28. Hand. 2:17. verwijsteksten
40 Velen dan uit de schare deze rede horende, zeiden: gDeze is waarlijk de Profeet. g Matth. 21:46. Luk. 7:16. Joh. 6:14. verwijsteksten
41 Anderen zeiden: hDeze is de Christus. En anderen zeiden: iZal dan de Christus uit Galiléa komen? h Joh. 4:42. i Joh. 1:47. verwijsteksten
42 Zegt de Schrift niet dat de Christus komen zal kuit den zade Davids, en van het vlek lBethlehem, waar David was? k Ps. 132:11. l Micha 5:1. Matth. 2:6. verwijsteksten
43 Er werd dan tweedracht onder de schare om Zijnentwil.
44 En sommigen van hen wilden Hem grijpen; maar niemand sloeg de handen aan Hem.
45 De dienaars dan kwamen tot de overpriesters en farizeeën; en die zeiden tot hen: Waarom hebt gij Hem niet gebracht?
46 De dienaars antwoordden: Nooit heeft een mens alzo gesproken gelijk deze Mens.
47 De farizeeën dan antwoordden hun: Zijt ook gijlieden verleid?
48 mHeeft iemand uit de oversten in Hem geloofd, of uit de farizeeën? m Jes. 33:18. Joh. 12:42. 1 Kor. 1:20; 2:8. verwijsteksten
49 Maar deze schare, die de wet niet weet, is vervloekt.
50 Nicodémus zeide tot hen, welke ndes nachts tot Hem gekomen was, zijnde een uit hen: n Joh. 3:2; 19:39. verwijsteksten
51 oOordeelt ook onze wet den mens, tenzij dat zij eerst van hem gehoord heeft en verstaat wat hij doet? o Ex. 23:1. Lev. 19:15. Deut. 1:17; 17:8; 19:15. verwijsteksten
52 Zij antwoordden en zeiden tot hem: Zijt gij ook uit Galiléa? Onderzoek en zie, dat uit Galiléa geen profeet opgestaan is.
53 En een iegelijk ging heen naar zijn huis.

Einde Johannes 7