Statenvertaling.nl

sample header image

Johannes 12 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Johannes 12

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

De zalving in Bethanië
1 JEZUSa dan kwam zes dagen vóór het pascha te Bethanië, waar Lázarus was, die gestorven was geweest, welken Hij opgewekt had uit de doden. a Matth. 26:6. Mark. 14:3. Luk. 7:37. Joh. 11:2. verwijsteksten
2 Zij bereidden Hem dan aldaar een avondmaal, en Martha diende; en Lázarus was een van degenen die met Hem aanzaten.
3 Maria dan, genomen hebbende een pond zalf van onvervalsten zeer kostelijken nardus, heeft de voeten van Jezus gezalfd, en met haar haren Zijn voeten afgedroogd; en het huis werd vervuld van den reuk der zalf.
4 Zo zeide dan een van Zijn discipelen, namelijk Judas, Simons zoon, Iskáriot, die Hem verraden zou:
5 bWaarom is deze zalf niet verkocht voor driehonderd penningen en den armen gegeven? b Mark. 14:5. verwijsteksten
6 En dit zeide hij, niet omdat hij bezorgd was voor de armen, maar omdat hij een dief was, cen de beurs had, en droeg hetgeen gegeven werd. c Joh. 13:29. verwijsteksten
7 Jezus dan zeide: Laat af van haar; zij heeft dit bewaard tegen dden dag Mijner begrafenis. d Mark. 14:8. verwijsteksten
8 Want de earmen hebt gijlieden altijd met u, maar Mij hebt gij niet altijd. e Deut. 15:11. Matth. 26:11. Mark. 14:7. verwijsteksten
9 Een grote schare dan der Joden verstond dat Hij aldaar was; en zij kwamen niet alleen om Jezus’ wil, maar opdat zij ook Lázarus zouden zien, fdien Hij uit de doden opgewekt had. f Joh. 11:44. verwijsteksten
10 En de overpriesters beraadslaagden dat zij ook Lázarus doden zouden.
11 Want velen van de Joden gingen heen om zijnentwil en geloofden in Jezus.
 
De intocht in Jeruzalem
12 gDes anderen daags een grote schare die tot het feest gekomen was, horende dat Jezus naar Jeruzalem kwam, g Matth. 21:8. Mark. 11:8. Luk. 19:36. verwijsteksten
13 Namen de takken van palmbomen, en gingen uit Hem tegemoet, en riepen: Hosanna, hgezegend is Hij Die komt in den Naam des Heeren, Hij Die is de Koning Israëls! h Ps. 118:26. verwijsteksten
14 En Jezus vond een jongen ezel en zat daarop, gelijk geschreven is:
15 iVrees niet, gij dochter Sions; zie, uw Koning komt, zittende op het veulen ener ezelin. i Jes. 62:11. Zach. 9:9. Matth. 21:5. verwijsteksten
16 Doch dit verstonden Zijn discipelen in het eerst niet; maar als Jezus verheerlijkt was, toen werden zij indachtig dat dit van Hem geschreven was, en dat zij Hem dit gedaan hadden.
17 De schare dan, die met Hem was, getuigde dat Hij Lázarus uit het graf geroepen en hem uit de doden opgewekt had.
18 Daarom ging ook de schare Hem tegemoet, overmits zij gehoord had dat Hij dat teken gedaan had.
19 De farizeeën dan zeiden onder elkander: kZiet gij wel dat gij gans niet vordert? Zie, de gehele wereld gaat Hem na. k Joh. 11:47. verwijsteksten
 
Jezus verkondigt Zijn dood
20 En er waren sommige Grieken uit degenen ldie opgekomen waren, opdat zij op het feest zouden aanbidden; l Hand. 8:27. verwijsteksten
21 Dezen dan gingen tot Filippus, mdie van Bethsáïda in Galiléa was, en baden hem, zeggende: Heer, wij wilden Jezus wel zien. m Joh. 1:45. verwijsteksten
22 Filippus kwam en zeide het Andréas; en Andréas en Filippus wederom zeiden het Jezus.
23 Maar Jezus antwoordde hun, zeggende: De ure is gekomen, ndat de Zoon des mensen zal verheerlijkt worden. n Joh. 13:32; 17:1. verwijsteksten
24 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: oIndien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft hetzelve alleen; maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort. o 1 Kor. 15:36. verwijsteksten
25 pDie zijn leven liefheeft, zal hetzelve verliezen; en die zijn leven haat in deze wereld, zal hetzelve bewaren tot het eeuwige leven. p Matth. 10:39; 16:25. Mark. 8:35. Luk. 9:24; 17:33. verwijsteksten
26 Zo iemand Mij dient, die volge Mij; en qwaar Ik ben, aldaar zal ook Mijn dienaar zijn. En zo iemand Mij dient, de Vader zal hem eren. q Joh. 14:3; 17:24. verwijsteksten
27 rNu is Mijn ziel ontroerd, en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit deze ure. Maar hierom ben Ik in deze ure gekomen. r Matth. 26:37, 38, 39. Mark. 14:34. Luk. 22:44. verwijsteksten
28 Vader, verheerlijk Uw Naam. Er kwam dan een stem uit den hemel, zeggende: En Ik heb hem verheerlijkt, en Ik zal hem wederom verheerlijken.
29 De schare dan, die daar stond en dit hoorde, zeide dat er een donderslag geschied was. Anderen zeiden: Een engel heeft tot Hem gesproken.
30 Jezus antwoordde en zeide: sNiet om Mijnentwil is deze stem geschied, maar om uwentwil. s Joh. 11:42. verwijsteksten
31 tNu is het oordeel dezer wereld; vnu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden. t Joh. 16:11. Ef. 2:2. v Joh. 14:30. Kol. 2:15. verwijsteksten
32 xEn Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken. x Num. 21:9. 2 Kon. 18:4. Joh. 3:14; 8:28. verwijsteksten
33 (En dit zeide Hij, betekenende hoedanigen dood Hij sterven zou.)
34 De schare antwoordde Hem: Wij hebben uit de Wet gehoord ydat de Christus blijft in der eeuwigheid; en hoe zegt Gij dat de Zoon des mensen moet verhoogd worden? Wie is deze Zoon des mensen? y 2 Sam. 7:16. 1 Kron. 22:10. Ps. 45:7; 89:37; 110:4. Jes. 9:5. Jer. 23:6. Ez. 37:26. Dan. 2:44; 7:14, 27. Micha 4:7. Hebr. 1:8. verwijsteksten
35 Jezus dan zeide tot hen: Nog een kleinen tijd zis het Licht bij ulieden; awandelt terwijl gij het licht hebt, opdat de duisternis u niet bevange. En die in de duisternis wandelt, weet niet waar hij heen gaat. z vers 46. Joh. 1:9; 8:12; 9:5. a Jer. 13:16. Ef. 5:8. 1 Thess. 5:4. verwijsteksten
36 Terwijl gij het licht hebt, gelooft in het licht, opdat gij kinderen des lichts moogt zijn. Deze dingen sprak Jezus, en weggaande verborg Hij Zich van hen.
 
Blijvend ongeloof
37 En hoewel Hij zovele tekenen voor hen gedaan had, nochtans geloofden zij in Hem niet;
38 Opdat het woord van Jesaja, den profeet, vervuld werd, dat hij gesproken heeft: bHeere, wie heeft onze prediking geloofd, en wien is de arm des Heeren geopenbaard? b Jes. 53:1. Rom. 10:16. verwijsteksten
39 Daarom konden zij niet geloven, dewijl Jesaja wederom gezegd heeft:
40 cHij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard; opdat zij met de ogen niet zien, en met het hart niet verstaan, en zij bekeerd worden, en Ik hen geneze. c Jes. 6:9. Ez. 12:2. Matth. 13:14. Mark. 4:12. Luk. 8:10. Hand. 28:26. Rom. 11:8. verwijsteksten
41 dDit zeide Jesaja toen hij Zijn heerlijkheid zag en van Hem sprak. d Jes. 6:1. verwijsteksten
42 eNochtans geloofden ook zelfs velen uit de oversten in Hem; maar om der farizeeën wil beleden zij het niet, fopdat zij uit de synagoge niet zouden geworpen worden. e Joh. 7:13, 48. f Joh. 9:22. verwijsteksten
43 gWant zij hadden de eer van de mensen lief, meer dan de eer van God. g Joh. 5:44. verwijsteksten
44 En Jezus riep en zeide: Die in Mij gelooft, gelooft in Mij niet, maar in Dengene Die Mij gezonden heeft.
45 hEn die Mij ziet, die ziet Dengene Die Mij gezonden heeft. h Joh. 10:30; 14:9. verwijsteksten
46 iIk ben een Licht in de wereld gekomen, opdat een iegelijk die in Mij gelooft, in de duisternis niet blijve. i vers 35. Jes. 42:6; 49:6. Joh. 1:9; 8:12; 9:5. Hand. 13:47. verwijsteksten
47 En indien iemand Mijn woorden gehoord en niet geloofd zal hebben, Ik oordeel hem niet; kwant Ik ben niet gekomen opdat Ik de wereld oordele, maar opdat Ik de wereld zalig make. k Joh. 3:17; 9:39. verwijsteksten
48 lDie Mij verwerpt en Mijn woorden niet ontvangt, heeft die hem oordeelt: mhet Woord dat Ik gesproken heb, dat zal hem oordelen ten laatsten dage. l Joh. 3:18; 8:24. m Mark. 16:16. verwijsteksten
49 nWant Ik heb uit Mijzelven niet gesproken; maar de Vader, Die Mij gezonden heeft, Die heeft Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen zal en wat Ik spreken zal. n Deut. 18:18. Joh. 3:11; 5:20; 7:16; 8:28; 14:10, 24; 16:13. verwijsteksten
50 En Ik weet dat Zijn gebod het eeuwige leven is. Hetgeen Ik dan spreek, dat spreek Ik alzo, gelijk Mij de Vader gezegd heeft.

Einde Johannes 12