Statenvertaling.nl

sample header image

Lukas 2 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Lukas 2

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

1 Christus wordt te Bethlehem geboren. 8 En Zijn geboorte door een engel aan de herders bekendgemaakt. 13 Waarover de hemelse heirscharen met een lofzang God prijzen. 15 De herders gaan naar Bethlehem om het Kind te zien, en verbreid hebbende hetgeen hun daarvan gezegd was, keren wederom. 21 Het Kindeken wordt besneden en JEZUS genaamd. 22 Den Heere in den tempel voorgesteld. 25 Alwaar Hem Simeon ontvangt in zijn armen, en na een lofzang van Hem profeteert. 36 Desgelijks doet ook Anna, de profetes. 41 Christus twaalf jaren oud zijnde, reist met Zijn ouders naar Jeruzalem. 45 Wordt van hen gevonden in den tempel onder de leraars. 51 Keert wederom naar Nazareth, en is Zijn ouders onderdanig, en neemt toe in wijsheid, grootte en genade.
 
De geboorte van Jezus
1 EN het geschiedde 1in diezelve dagen, dat er een gebod uitging van den keizer 2Augustus, dat 3de gehele wereld 4beschreven zou worden.
1 Namelijk terwijl Maria zwanger ging.
2 Deze was de tweede Romeinse keizer, volgende op Julius Caesar, den eersten; en onder zijn regering was het Romeinse rijk in zijn meeste kracht en rust. Heeft geregeerd omtrent zes en vijftig jaren, en dit is geschied omtrent het twee en veertigste jaar van zijn keizerrijk.
3 Gr. al het bewoonde, namelijk aardrijk; hetwelk verstaan moet worden zover zich het Romeinse rijk toen uitstrekte.
4 Namelijk om daaruit te weten de menigte der onderdanen van het Romeinse rijk en hun vermogen, opdat eenieder naar hetzelve zou mogen geschat worden.
 
2 Deze 5eerste beschrijving geschiedde als 6Cyrénius over Syrië stadhouder was.
5 Deze beschrijving wordt de eerste genaamd ten aanzien van nog een tweede, die daarna geschied is, waarvan gewag gemaakt wordt Hand. 5:37, en bij Josephus, Oudheden, boek 18, hfdst. 1. verwijsteksten
6 Deze wordt in de Romeinse historiën genaamd Quirinus, die stadhouder was over gans Syrië, waarvan Judea toentertijd een deel was.
 
3 En zij gingen allen om beschreven te worden, een iegelijk naar 7zijn eigen stad.
7 Namelijk vanwaar hij afkomstig was en waar zijn geslacht woonde.
 
4 En Jozef ging ook op, van Galiléa, uit de stad Nazareth, naar Judéa, atot de stad Davids, die b8Bethlehem genaamd wordt (omdat hij uit het chuis en geslacht Davids was),
a Joh. 7:42. verwijsteksten
b 1 Sam. 16:4, enz. verwijsteksten
8 Van deze stad zie Micha 5:1. Matth. 2:1, en wordt Davids stad genaamd, omdat David daar geboren en opgevoed was, 1 Sam. 17:12. Joh. 7:42. verwijsteksten
c Matth. 1:1. verwijsteksten
 
5 Om beschreven te worden met Maria, zijn 9ondertrouwde vrouw, welke bevrucht was.
9 Het is wel gelofelijk dat Jozef haar nu al tot zich genomen had, volgens het bevel van den engel, Matth. 1:20, maar wordt evenwel hier nog genaamd ondertrouwde, omdat zij met hem alzo leefde, alsof zij maar ondertrouwd ware geweest. verwijsteksten
 
6 En het geschiedde als zij daar waren, dat de dagen vervuld werden dat zij baren zou.
7 En zij dbaarde haar 10eerstgeboren Zoon en wond Hem in 11doeken en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg.
d Matth. 1:25. verwijsteksten
10 Zie hiervan Matth. 1:25. verwijsteksten
11 Gr. windelen.
 
8 En er waren herders in diezelve landstreek, zich houdende in het veld, en hielden de nachtwacht over hun kudde.
9 En zie, een engel des Heeren 12stond bij hen, en de 13heerlijkheid des Heeren omscheen hen, en zij vreesden met grote vreze.
12 Namelijk onverwacht en haastelijk, gelijk het Griekse woord medebrengt.
13 Dat is, een Goddelijke glans en klaarheid.
 
10 En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want zie, ik 14verkondig u grote blijdschap, die 15al den volke wezen zal;
14 Gr. evangeliseer, dat is, verkondig blijde tijding.
15 Namelijk Gods volk. Zie Matth. 1:21. verwijsteksten
 
11 Namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, Welke is 16Christus de Heere, in de stad Davids.
16 Of: de Gezalfde.
 
12 En dit zal u 17het teken zijn: Gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe.
17 Namelijk waaraan gij het Kindeken kennen zult, en bevinden waar te zijn, wat ik u verkondig.
 
13 En van stonden aan was daar met den engel eeen menigte des hemelsen 18heirlegers, prijzende God en zeggende:
e Dan. 7:10. Openb. 5:11. verwijsteksten
18 Dat is, der engelen, die als een heir des Heeren zijn, door welke Hij de vromen beschermt en de kwaden straft, Ps. 34:8; 103:21. verwijsteksten
 
14 19Ere zij God in de hoogste hemelen, fen 20vrede op aarde, in de mensen 21een welbehagen.
19 Of: heerlijkheid.
f Jes. 57:19. Ef. 2:17. verwijsteksten
20 Namelijk met God, Rom. 5:1. verwijsteksten
21 Dat is, het welbehagen Gods worde door Hem aan de mensen vervuld, 2 Thess. 1:11. Anders: des welbehagens, dat is, in de mensen die God naar Zijn welbehagen heeft uitverkoren, Ef. 1:5. verwijsteksten
 
15 En het geschiedde als de engelen van hen 22weggevaren waren naar den hemel, dat 23de herders tot elkander zeiden: Laat ons dan heengaan tot Bethlehem en laat ons zien 24het woord dat er geschied is, hetwelk de Heere ons heeft kond gedaan.
22 Gr. weggegaan.
23 Gr. de mensen, de herders.
24 Dat is, de gehele zaak. Hebr.
 
16 En zij kwamen met haast en vonden Maria en Jozef, en het Kindeken liggende in de kribbe.
17 En als zij Het gezien hadden, maakten zij alom bekend het woord dat hun van dit Kindeken gezegd was.
18 En allen die het hoorden, verwonderden zich over hetgeen hun gezegd werd van de herders.
19 Doch Maria bewaarde deze woorden alle tezamen, 25overleggende die in haar hart.
25 Of: vergelijkende die met het andere, dat namelijk haar tevoren hiervan meer geopenbaard en geschied was, Lukas 1. verwijsteksten
 
20 En de herders keerden weder, verheerlijkende en prijzende God over alles wat zij gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was.
21 En als gacht dagen 26vervuld waren, dat men het Kindeken besnijden zou, zo werd Zijn hNaam genaamd 27JEZUS, welke genaamd was van den engel, eer Hij in het lichaam ontvangen was.
g Gen. 17:12. Lev. 12:3. Joh. 7:22. verwijsteksten
26 Dat is, als de achtste dag gekomen was. Zie Hand. 2:1. verwijsteksten
h Matth. 1:21. Luk. 1:31. verwijsteksten
27 Zie hiervan en van de uitlegging van dezen Naam Matth. 1:21. verwijsteksten
 
De voorstelling in den tempel
22 En als de dagen 28harer ireiniging vervuld waren, naar 29de wet van Mozes, brachten zij Hem te Jeruzalem, opdat zij Hem den Heere voorstelden
28 Namelijk van Maria.
i Lev. 12:6. verwijsteksten
29 Zie van deze wet Lev. 12:2, 4. verwijsteksten
 
23 (Gelijk geschreven is kin de wet des Heeren: Al wat 30mannelijk is dat de moeder opent, zal den Heere 31heilig genaamd worden),
k Ex. 13:2. Num. 3:13; 8:16, 17. verwijsteksten
30 Namelijk zowel van mensen als van gedierten, Ex. 13:2. Num. 18:15, 16, 17. verwijsteksten
31 Namelijk om óf opgeofferd te worden, zo het reine gedierten waren, óf voor vijf sikkelen gelost te worden, zo zij naar de wet niet opgeofferd mochten worden.
 
24 En opdat zij offerande gaven naar hetgeen dat in de 32wet des Heeren gezegd is, leen paar tortelduiven of twee jonge duiven.
32 Zie Lev. 12:6, 8, alwaar zulks wordt geordineerd voor geringe lieden; want de rijken moesten een eenjarig lam opofferen met een tortelduif of jonge duif, het lam ten brandoffer en de duif ten zondoffer. verwijsteksten
l Lev. 12:8. verwijsteksten
 
25 En zie, er was een mens te Jeruzalem, wiens naam was Simeon; en deze mens was rechtvaardig en godvrezend, verwachtende de vertroosting Israëls; en 33de Heilige Geest was op hem.
33 Namelijk de Geest der profetie.
 
26 En hem was een Goddelijke openbaring gedaan door den Heiligen Geest, dat hij den dood 34niet zien zou, eer hij den Christus des Heeren zou zien.
34 Dat is, niet sterven.
 
27 En hij kwam door den Geest in den tempel. En als de ouders het Kindeken Jezus inbrachten, om 35naar de gewoonte der wet met Hem te doen,
35 Gr. naar het gewoonlijke; waarvan hiertevoren gesproken is.
 
28 Zo nam hij Hetzelve in zijn armen en 36loofde God en zeide:
36 Gr. zegende.
 
29 Nu m37laat Gij, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede, naar Uw woord;
m Gen. 46:30. verwijsteksten
37 Gr. ontbindt, laat los, namelijk van dit ellendig leven, volgens Uw belofte. Zie dergelijk Filipp. 1:23. verwijsteksten
 
30 Want mijn ogen hebben 38Uw nZaligheid gezien,
38 Of: Uw Zaligmaking, dat is, Zaligmaker, en hetgeen waardoor de zaligheid teweeggebracht wordt. Zie Jes. 52:10. Luk. 3:6. verwijsteksten
n Ps. 98:2. Jes. 52:10. verwijsteksten
 
31 oDie Gij bereid hebt voor het aangezicht van 39al de volken:
o Hand. 28:28. verwijsteksten
39 Namelijk zowel heidenen als Joden, gelijk volgt.
 
32 pEen Licht tot 40verlichting der heidenen en tot heerlijkheid van Uw volk Israël.
p Jes. 42:6; 49:6. Hand. 13:47. verwijsteksten
40 Gr. openbaring.
 
33 En Jozef en Zijn moeder verwonderden zich over hetgeen dat van Hem gezegd werd.
34 En Simeon zegende henlieden en zeide tot Maria, Zijn moeder: Zie, qDeze wordt 41gezet tot een val en opstanding van velen in Israël, en tot 42een teken rdat wedersproken zal worden
q Jes. 8:14. Rom. 9:32. 1 Petr. 2:8. verwijsteksten
41 Dat is, verordineerd, namelijk van God. Deze woorden zijn genomen uit Jes. 8:14 en worden verklaard van Paulus, Rom. 9:32, 33. 1 Kor. 1:23, 24. 2 Kor. 2:16 en 1 Petr. 2:6, 7. Zie aldaar de aantt. verwijsteksten
42 Dat is, als een doelwit waarnaar elkeen mikt en schiet.
r Hand. 28:22. verwijsteksten
 
35 (En ook 43een zwaard zal door uws zelfs ziel gaan), opdat de 44gedachten uit vele harten geopenbaard worden.
43 Dat is, bittere smarten, voornamelijk over het lijden en sterven van dezen uw Zoon.
44 Dat is, hun geloof en ongeloof zal voor den dag gebracht worden. Zie 1 Kor. 11:19. verwijsteksten
 
36 En er was Anna, een profetes, een dochter van Fanuël, uit den stam van Aser. Deze was 45tot groten ouderdom gekomen, welke met haar man zeven jaren had geleefd van haar maagdom af.
45 Gr. tot vele dagen.
 
37 En zij was een weduwe van omtrent vier en tachtig jaren, dewelke 46niet week uit den tempel, met vasten en bidden God sdienende nacht en dag.
46 Dat is, was gedurig of dagelijks in den tempel.
s 1 Sam. 1:22. verwijsteksten
 
38 En deze te dierzelver ure daarbij komende, heeft insgelijks den Heere 47beleden, en sprak van Hem tot allen die 48de verlossing in Jeruzalem verwachtten.
47 Dat is, bekend en betuigd, dat Hij de verwachte Messias was.
48 Namelijk die beloofd was door den Messias te zullen geschieden.
 
39 En als zij alles voleindigd hadden, wat naar de wet des Heeren te doen was, keerden zij weder naar Galiléa, tot hun stad Nazareth.
40 En het Kindeken twies op en 49werd gesterkt 50in den geest, en vervuld met wijsheid; en de genade Gods was over Hem.
t Luk. 1:80. verwijsteksten
49 Hetzelfde wordt ook Luk. 1:80 gezegd van Johannes, doch Christus heeft deze gaven ontvangen niet met mate, Joh. 3:34. verwijsteksten
50 Of: door den Geest.
 
De twaalfjarige Jezus in den tempel
41 En Zijn ouders 51reisden alle jaar naar Jeruzalem op het feest van vpascha.
51 Namelijk naar het bevel Gods, Deut. 16:16. verwijsteksten
v Ex. 23:15, 17. Lev. 23:5. Deut. 16:1. verwijsteksten
 
42 En toen Hij twaalf jaren oud geworden was en zij naar Jeruzalem opgegaan waren, naar de gewoonte des feestdags,
43 En de dagen aldaar voleindigd hadden, toen zij wederkeerden, bleef het Kind Jezus te Jeruzalem, en Jozef en Zijn moeder wisten het niet.
44 Maar menende dat Hij 52in het gezelschap op den weg was, gingen zij een dagreis, en zochten Hem onder de magen en onder de bekenden.
52 Namelijk dergenen die met hen naar Nazareth wederkeerden. Dewijl de Joden naar de grote feesten met grote hopen tezamen opgingen en wederkeerden, Ps. 42:5. verwijsteksten
 
45 En als zij Hem niet vonden, keerden zij weder naar Jeruzalem, Hem zoekende.
46 En het geschiedde na drie dagen, dat zij Hem vonden in den tempel, zittende in het midden der leraren, hen horende en hen ondervragende.
47 xEn allen die Hem hoorden, ontzetten zich over Zijn verstand en antwoorden.
x Matth. 7:28. Mark. 1:22. Luk. 4:22, 32. Joh. 7:15. verwijsteksten
 
48 En 53zij Hem ziende, werden 54verslagen; en Zijn moeder zeide tot Hem: Kind, waarom hebt Gij ons zo gedaan? Zie, 55Uw vader en ik hebben U met 56angst gezocht.
53 Namelijk Jozef en Maria.
54 Namelijk omdat zij zagen dat Hij nog een Kind zijnde, ondernomen had met zulke grote leraars te spreken en te handelen.
55 Namelijk Jozef. Zo spreekt Maria naar de mening der Joden, Luk. 3:23, of omdat men ook een stiefvader met den naam van vader placht te noemen. verwijsteksten
56 Gr. beangst of benauwd zijnde.
 
49 En Hij zeide tot hen: Wat is het dat gij Mij gezocht hebt? Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen 57Mijns Vaders?
57 Namelijk die God, Mijn hemelse Vader, Mij heeft bevolen, en waartoe Ik van Hem in de wereld gezonden ben.
 
50 yEn zij verstonden het woord niet dat Hij tot hen sprak.
y Luk. 9:45; 18:34. verwijsteksten
 
51 En Hij ging met hen af en kwam te Nazareth en was hun 58onderdanig. En Zijn moeder bewaarde al deze 59dingen in haar hart.
58 Namelijk gelijk de kinderen hun ouders schuldig zijn te gehoorzamen naar de wet, aan dewelke Hij Zichzelven had onderworpen.
59 Gr. woorden.
 
52 En Jezus znam toe in wijsheid en in 60grootte en in genade bij God en de mensen.
z 1 Sam. 2:26. Luk. 1:80. verwijsteksten
60 Of: in ouderdom; want het Griekse woord betekent beide, Luk. 19:3. Joh. 9:21, 23. verwijsteksten

Einde Lukas 2