Statenvertaling.nl

sample header image

Lukas 19 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Lukas 19

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Zachéüs, de tollenaar
1 EN Jezus ingekomen zijnde, ging Hij door Jericho.
2 En zie, daar was een man, met name geheten Zachéüs; en deze was een overste der tollenaars, en hij was rijk;
3 En zocht Jezus te zien, wie Hij was; en kon niet vanwege de schare, omdat hij klein van persoon was.
4 En vooruitlopende, klom hij op een wilden vijgenboom, opdat hij Hem mocht zien; want Hij zou door dien weg voorbijgaan.
5 En als Jezus aan die plaats kwam, opwaarts ziende zag Hij hem, en zeide tot hem: Zachéüs, haast u en kom af; want Ik moet heden in uw huis blijven.
6 En hij haastte zich en kwam af, en ontving Hem met blijdschap.
7 En allen die het zagen, murmureerden, zeggende: Hij is tot een zondigen man ingegaan om te herbergen.
8 En Zachéüs stond en zeide tot den Heere: Zie, de helft van mijn goederen, Heere, geef ik den armen; en indien ik iemand iets door bedrog ontvreemd heb, dat geef ik vierdubbel weder.
9 En Jezus zeide tot hem: Heden is dezen huize zaligheid geschied, nademaal ook adeze een zoon Abrahams is. a Luk. 13:16. verwijsteksten
10 bWant de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. b Matth. 10:6; 15:24; 18:11. Hand. 13:46. verwijsteksten
 
De tien ponden
11 En als zij dat hoorden, voegde Hij daarbij en zeide een gelijkenis, omdat Hij nabij Jeruzalem was, en omdat zij meenden dat het Koninkrijk Gods terstond zou openbaar worden.
12 cHij zeide dan: Een zeker welgeboren man reisde in een vergelegen land, om voor zichzelven een koninkrijk te ontvangen, en dan weder te keren. c Matth. 25:14. Mark. 13:34. verwijsteksten
13 En geroepen hebbende zijn tien dienstknechten, gaf hij hun tien ponden en zeide tot hen: Doet handeling totdat ik kom.
14 En zijn burgers haatten hem, en zonden hem gezanten na, zeggende: Wij willen niet dat deze over ons koning zij.
15 En het geschiedde toen hij wederkwam, als hij het koninkrijk ontvangen had, dat hij zeide dat die dienstknechten tot hem zouden geroepen worden, dien hij het geld gegeven had, opdat hij weten mocht wat een iegelijk met handelen gewonnen had.
16 En de eerste kwam en zeide: Heere, uw pond heeft tien ponden daartoe gewonnen.
17 En hij zeide tot hem: Wel, gij goede dienstknecht, dewijl gij in het minste getrouw zijt geweest, zo heb macht over tien steden.
18 En de tweede kwam en zeide: Heere, uw pond heeft vijf ponden gewonnen.
19 En hij zeide ook tot dezen: En gij, wees over vijf steden.
20 En een ander kwam, zeggende: Heere, ziehier uw pond, hetwelk ik in een zweetdoek weggelegd had;
21 Want ik vreesde u, omdat gij een straf mens zijt; gij neemt weg wat gij niet gelegd hebt, en gij maait wat gij niet gezaaid hebt.
22 Maar hij zeide tot hem: dUit uw mond zal ik u oordelen, gij boze dienstknecht; gij wist dat ik een straf mens ben, nemende weg wat ik niet gelegd heb, en maaiende wat ik niet gezaaid heb. d 2 Sam. 1:16. Matth. 12:37. verwijsteksten
23 Waarom hebt gij dan mijn geld niet in de bank gegeven, en ik komende had hetzelve met woeker mogen eisen?
24 En hij zeide tot degenen die bij hem stonden: Neemt dat pond van hem weg, en geeft het dien die de tien ponden heeft.
25 En zij zeiden tot hem: Heere, hij heeft tien ponden.
26 eWant ik zeg u, dat een iegelijk die heeft, zal gegeven worden; maar van dengene die niet heeft, van dien zal genomen worden ook wat hij heeft. e Matth. 13:12; 25:29. Mark. 4:25. Luk. 8:18. verwijsteksten
27 Doch deze mijn vijanden, die niet hebben gewild dat ik over hen koning zou zijn, brengt ze hier en slaat ze hier voor mij dood.
 
De intocht in Jeruzalem
28 En dit gezegd hebbende, reisde Hij voor hen heen en ging op naar Jeruzalem.
29 fEn het geschiedde als Hij nabij Bethfagé en Bethanië gekomen was, aan den berg genaamd den Olijfberg, dat Hij twee van Zijn discipelen uitzond, f Matth. 21:1. Mark. 11:1. verwijsteksten
30 Zeggende: Gaat heen in dat vlek, dat tegenover is; in hetwelk inkomende, zult gij een veulen gebonden vinden, waarop geen mens ooit heeft gezeten; ontbindt hetzelve en brengt het.
31 En indien iemand u vraagt: Waarom ontbindt gij dat? zo zult gij alzo tot hem zeggen: Omdat de Heere het van node heeft.
32 En die uitgezonden waren, heengegaan zijnde, vonden het gelijk Hij hun gezegd had.
33 En als zij het veulen ontbonden, zeiden de heren van hetzelve tot hen: Waarom ontbindt gij het veulen?
34 En zij zeiden: De Heere heeft het van node.
35 gEn zij brachten hetzelve tot Jezus. hEn hun klederen op het veulen geworpen hebbende, zetten zij Jezus daarop. g Joh. 12:14. h 2 Kon. 9:13. verwijsteksten
36 En als Hij voortreisde, spreidden zij hun klederen onder Hem op den weg.
37 En als Hij nu genaakte aan den afgang des Olijfbergs, begon al de menigte der discipelen zich te verblijden en God te loven met grote stem, vanwege al de krachtige daden die zij gezien hadden;
38 Zeggende: iGezegend is de Koning, Die daar komt in den Naam des Heeren; kvrede zij in den hemel en heerlijkheid in de hoogste plaatsen! i Ps. 118:26. k Luk. 2:14. Ef. 2:14. verwijsteksten
39 En sommigen der farizeeën uit de schare zeiden tot Hem: Meester, bestraf Uw discipelen.
40 En Hij antwoordende zeide tot hen: Ik zeg ulieden, dat, zo dezen zwijgen, lde stenen haast roepen zullen. l Hab. 2:11. verwijsteksten
41 En als Hij nabijkwam en de stad zag, weende Hij over haar,
42 Zeggende: Och, of gij ook bekendet, ook nog in dezen uw dag, hetgeen tot uw vrede dient! Maar nu is het verborgen voor uw ogen.
43 Want er zullen dagen over u komen, dat uw vijanden een begraving rondom u zullen opwerpen, en zullen u omsingelen en u van alle zijden benauwen;
44 mEn zullen u tot den grond nederwerpen, en uw kinderen in u; en zij zullen in u den enen steen op den anderen steen niet laten; daarom dat gij den tijd uwer bezoeking niet bekend hebt. m 1 Kon. 9:7, 8. Micha 3:12. Matth. 24:1, 2. Mark. 13:2. Luk. 21:6. verwijsteksten
 
De tempelreiniging
45 En gegaan zijnde in den tempel, begon Hij uit te drijven degenen die daarin verkochten en kochten,
46 Zeggende tot hen: nEr is geschreven: Mijn huis is een huis des gebeds; maar gij hebt dat tot een kuil der moordenaars gemaakt. n 1 Kon. 8:29. Jes. 56:7. Jer. 7:11. Matth. 21:13. Mark. 11:17. verwijsteksten
47 En Hij leerde dagelijks in den tempel; oen de overpriesters en de schriftgeleerden en de oversten des volks zochten Hem te doden; o Mark. 11:18. Joh. 7:19; 8:37. verwijsteksten
48 En zij vonden niet wat zij doen zouden; want al het volk hing Hem aan en hoorde Hem.

Einde Lukas 19