Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 Christus voorzegt de verwoesting des tempels en der stad Jeruzalem. 5 Daarbij voegende de zwarigheden en tekenen, die voor en omtrent dezelve zouden geschieden. 10 En vertroost tussenbeide de Zijnen met den gelukkigen voortgang des Evangelies en met den bijstand des Heiligen Geestes, hen vermanende tot volstandigheid. 14 Hij wijst hen op de profetie van Daniël, en raadt hun intijds te vluchten, om die grote ellende te ontgaan. 21 Waarschuwt tegen de verleiding en wonderen der valse christussen en profeten. 24 Beschrijft verder de tekenen van het einde der wereld en Zijn toekomst ten oordeel, waarvan de dag alleen den Vader bekend is. 33 En vermaant daarom tot gestadig waken en bidden. |
De tekenen van het einde der wereld |
1 EN als Hij auit den tempel 1ging, zeide een van Zijn discipelen tot Hem: Meester, zie, 2hoedanige stenen en hoedanige gebouwen! | | a Matth. 24:1. Luk. 21:5. Matth. 24:1 EN Jezus ging uit en vertrok van den tempel; en Zijn discipelen kwamen bij Hem om Hem de gebouwen des tempels te tonen. Luk. 21:5 En als sommigen zeiden van den tempel, dat hij met schone stenen en begiftigingen versierd was, zeide Hij: |
1 Namelijk om te gaan naar Bethanië, gelijk blijkt uit vers 3. Mark. 14:3. vers 3 En als Hij gezeten was op den Olijfberg, tegenover den tempel, vraagden Hem Petrus en Jakobus en Johannes en Andréas alleen: Mark. 14:3 En als Hij te Bethanië was in het huis van Simon den melaatse, daar Hij aan tafel zat, kwam een vrouw, hebbende een albasten fles met zalf van onvervalsten nardus, van groten prijs; en de albasten fles gebroken hebbende, goot die op Zijn hoofd. |
2 Dat is, hoe overgrote en schone stenen dit zijn, waarvan de tempel gebouwd is; want die waren vijf en twintig cubieten lang, en acht hoog, en twaalf breed. Zie Josephus, Oudheden, boek 15, hfdst. 14. Dit zeggen zij met verwondering. |
2 En Jezus antwoordende zeide tot hem: Ziet gij deze grote gebouwen? bEr zal niet een
3steen op den anderen steen gelaten worden, die niet 4afgebroken zal worden. | | b 1 Kon. 9:7, 8. Micha 3:12. Luk. 19:44. 1 Kon. 9:7 Zo zal Ik Israël uitroeien van het land dat Ik hun gegeven heb, en dit huis, hetwelk Ik Mijn Naam geheiligd heb, zal Ik van Mijn aangezicht wegwerpen; en Israël zal tot een spreekwoord en spotrede zijn onder alle volken. 1 Kon. 9:8 En aangaande dit huis, dat
verheven zal geweest zijn, al wie voor hetzelve voorbijgaan zal, zal zich ontzetten en fluiten; men zal zeggen: Waarom heeft de HEERE alzo gedaan aan dit land en aan dit huis? Micha 3:12 Daarom, om uwentwil zal Sion als een akker geploegd worden; en Jeruzalem zal tot steenhopen worden, en de berg dezes huizes tot hoogten eens wouds. Luk. 19:44 En zullen u tot den grond nederwerpen, en uw kinderen in u; en zij zullen in u den enen steen op den anderen steen niet laten; daarom dat gij den tijd uwer bezoeking niet bekend hebt. |
3 Gr. steen op steen niet gelaten worden. |
4 Gr. losgemaakt. |
3 cEn als Hij gezeten was op den Olijfberg, tegenover den tempel, vraagden Hem Petrus en Jakobus en Johannes en Andréas 5alleen: | | c Matth. 24:3. Luk. 21:7. Matth. 24:3 En als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn? En welk zal het teken zijn van Uw toekomst en van de voleinding der wereld? Luk. 21:7 En zij vraagden Hem, zeggende: Meester, wanneer zullen dan deze dingen zijn? En welk is het teken wanneer deze dingen zullen geschieden? |
5 Of: bezijden af, of: in het bijzonder. |
4 dZeg ons, wanneer zullen 6deze dingen zijn? En welk is het teken wanneer deze dingen alle voleindigd zullen worden? | | d Hand. 1:6. Hand. 1:6 Zij dan die samengekomen waren, vraagden Hem, zeggende: Heere, zult Gij in dezen tijd aan Israël het Koninkrijk wederoprichten? |
6 Namelijk de verwoesting der stad en des tempels van Jeruzalem, en ook de voleinding der wereld. Zie Matth. 24:3. Matth. 24:3 En als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn? En welk zal het teken zijn van Uw toekomst en van de voleinding der wereld? |
5 En Jezus hun antwoordende, begon te zeggen: eZiet toe dat niemand u verleide. | | e Jer. 29:8. Ef. 5:6. 2 Thess. 2:2, 3. 1 Joh. 4:1. Jer. 29:8 Want zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: Laat uw profeten en uw waarzeggers, die in het midden van u zijn, u niet bedriegen, en hoort niet naar uw dromers, die gij doet dromen. Ef. 5:6 Dat u niemand verleide met ijdele woorden; want om deze dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid. 2 Thess. 2:2 Dat gij niet haastelijk bewogen wordt van verstand, of verschrikt, noch door geest, noch door woord, noch door zendbrief als van ons geschreven, alsof de dag van Christus aanstaande ware. 2 Thess. 2:3 Dat u niemand verleide in enigerlei wijze; want die komt niet
tenzij dat eerst de afval gekomen is, en dat
geopenbaard is de mens der zonde, de zoon des verderfs, 1 Joh. 4:1 GELIEFDEN, gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld. |
6 Want velen zullen komen f7onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus, en zullen velen verleiden. | | f Jer. 14:14; 23:21. Jer. 14:14 En de HEERE zeide tot mij: Die profeten profeteren vals in Mijn Naam; Ik heb hen niet gezonden, noch hun bevel gegeven, noch tot hen gesproken; zij profeteren ulieden een vals gezicht, en waarzegging en nietigheid en bedriegerij huns harten. Jer. 23:21 Ik heb die profeten niet gezonden, nochtans hebben zij gelopen; Ik heb tot hen niet gesproken, nochtans hebben zij geprofeteerd. |
7 Of: in, op Mijn Naam. Zie hiervan, en van het gehele antwoord van Christus, de aantt. op Matth. 24:5. Matth. 24:5 (kt.) Want velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zij zullen velen verleiden. |
7 En wanneer gij zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen, zo wordt niet verschrikt; want dit moet geschieden; maar nog is het einde niet. | | |
8 gWant het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen aardbevingen zijn 8in verscheidene plaatsen, en er zullen hongersnoden wezen en beroerten. Deze dingen zijn maar beginselen der smarten. | | g Jes. 19:2. Jes. 19:2 Want Ik zal de Egyptenaars tegen de Egyptenaars verwarren, dat zij zullen strijden een iegelijk tegen zijn broeder en een iegelijk tegen zijn naaste, stad tegen stad, koninkrijk tegen koninkrijk. |
8 Gr. van plaats tot plaats. |
9 hMaar 9ziet gij voor uzelven toe; want zij zullen u overleveren in de 10raadsvergaderingen en in de synagogen; gij zult geslagen worden, en voor stadhouders en koningen zult gij gesteld worden om Mijnentwil, hun tot een getuigenis. | | h Matth. 10:17; 24:9. Luk. 21:12. Joh. 15:19; 16:2. Openb. 2:10. Matth. 10:17 Maar wacht u voor de mensen; want zij zullen u overleveren in de raadsvergaderingen, en in hun synagogen zullen zij u geselen. Matth. 24:9 Alsdan zullen zij u overleveren in verdrukking en zullen u doden, en gij zult gehaat worden van alle volken om Mijns Naams wil. Luk. 21:12 Maar vóór dit alles zullen zij hun handen aan ulieden slaan, en u vervolgen, u overleverende in de synagogen en gevangenissen; en gij zult getrokken worden voor koningen en stadhouders om Mijns Naams wil. Joh. 15:19 Indien gij van de wereld waart, zo zou de wereld het hare liefhebben; doch omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat u de wereld. Joh. 16:2 Zij zullen u uit de synagogen werpen; ja, de ure komt, dat een iegelijk die u zal doden, zal menen Gode een dienst te doen. Openb. 2:10 Vrees geen der dingen die gij lijden zult. Zie, de duivel zal enigen van ulieden in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt; en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens. |
9 Of: wacht gij uzelven. |
10 Gr. synedria. Zie daarvan Matth. 5:22; 10:17. Matth. 5:22 Doch Ik zeg u: Zo wie ten onrechte op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den Groten Raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur. Matth. 10:17 Maar wacht u voor de mensen; want zij zullen u overleveren in de raadsvergaderingen, en in hun synagogen zullen zij u geselen. |
10 En het Evangelie moet eerst gepredikt worden onder al de volken. | | |
11 iDoch wanneer zij u leiden zullen om u over te leveren, 11zo zijt tevoren niet bezorgd wat gij spreken zult, en bedenkt het niet; maar zo wat u in die ure gegeven zal worden, spreekt dat; want gij zijt het niet die spreekt, maar 12de Heilige Geest. | | i Matth. 10:19. Luk. 12:11; 21:14. Matth. 10:19 Doch wanneer zij u overleveren, zo zult gij niet bezorgd zijn hoe of wat gij spreken zult; want het zal u in dezelve ure gegeven worden wat gij spreken zult. Luk. 12:11 En wanneer zij u heenbrengen zullen in de synagogen en tot de overheden en de machten, zo zijt niet bezorgd hoe of wat gij tot verantwoording zeggen of wat gij spreken zult; Luk. 21:14 Neemt dan in uw harten voor, van tevoren niet te overdenken hoe gij u verantwoorden zult. |
11 Zie hiervan de aant. op Matth. 10:19. Matth. 10:19 (kt.) Doch wanneer zij u overleveren, zo zult gij niet bezorgd zijn hoe of wat gij spreken zult; want het zal u in dezelve ure gegeven worden wat gij spreken zult. |
12 Namelijk Die in en door u spreekt, Matth. 10:20. Matth. 10:20 Want gij zijt niet die spreekt, maar het is de Geest uws Vaders, Die in u spreekt. |
12 kEn de ene broeder zal den anderen broeder overleveren tot den dood, en de vader het kind; en de kinderen zullen opstaan tegen de ouders en zullen hen 13doden. | | k Ez. 38:21. Micha 7:6. Ez. 38:21 Want Ik zal het zwaard over hem roepen op al Mijn bergen, spreekt de Heere HEERE; het zwaard van eenieder zal tegen zijn broeder zijn. Micha 7:6 Want de zoon veracht den vader, de dochter staat op tegen haar moeder, de schoondochter tegen haar schoonmoeder; eens mans vijanden zijn zijn huisgenoten. |
13 Of: ter dood brengen, doen doden. |
13 En gij zult gehaat worden van 14allen om Mijns Naams wil; lmaar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. | | 14 Dat is, van allerlei soorten van ongelovige mensen. |
l Matth. 10:22; 24:13. Luk. 21:19. Openb. 2:7, 10. Matth. 10:22 En gij zult van allen gehaat worden om Mijn Naam; maar die volstandig zal blijven tot het einde, die zal zalig worden. Matth. 24:13 Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. Luk. 21:19 Bezit uw zielen in uw lijdzaamheid. Openb. 2:7 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van den Boom des levens, Die in het midden van het paradijs Gods is. Openb. 2:10 Vrees geen der dingen die gij lijden zult. Zie, de duivel zal enigen van ulieden in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt; en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens. |
De grote verdrukking |
14 mWanneer gij dan zult zien den 15gruwel der verwoesting, waarvan door den profeet nDaniël gesproken is, staande 16waar het niet behoort (die het leest, die merke daarop), oalsdan die in Judéa zijn, dat zij vlieden op de bergen. | | m Matth. 24:15. Luk. 21:20. Matth. 24:15 Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, den profeet, staande in de heilige plaats (die het leest, die merke daarop), Luk. 21:20 Maar wanneer gij zien zult dat Jeruzalem van heirlegers omsingeld wordt, zo weet alsdan dat haar verwoesting nabijgekomen is. |
15 Zie de verklaring Matth. 24:15. Matth. 24:15 Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, den profeet, staande in de heilige plaats (die het leest, die merke daarop), |
n Dan. 9:27. Dan. 9:27 En Hij zal velen het verbond versterken één week; en in de helft der week zal Hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en over den gruwelijken vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vastelijk besloten zijnde, zal uitgestort worden over den verwoeste. |
16 Dat is, in de heilige plaats, rondom Jeruzalem, Matth. 24:15. Luk. 21:20. Matth. 24:15 Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, den profeet, staande in de heilige plaats (die het leest, die merke daarop), Luk. 21:20 Maar wanneer gij zien zult dat Jeruzalem van heirlegers omsingeld wordt, zo weet alsdan dat haar verwoesting nabijgekomen is. |
o Luk. 21:21. Luk. 21:21 Alsdan die in Judéa zijn, dat zij vlieden naar de bergen; en die in het midden van dezelve zijn, dat zij daar uittrekken; en die op de velden zijn, dat zij in dezelve niet komen. |
15 En die op 17het dak is, kome niet af in het huis, en ga niet in om iets uit zijn huis weg te nemen. | | 17 Zie hiervan de aant. op Matth. 10:27. Matth. 10:27 (kt.) Hetgeen Ik u zeg in de duisternis, zegt het in het licht; en hetgeen gij hoort in het oor, predikt dat op de daken. |
16 En die 18op den akker is, kere niet weder 19terug om zijn kleed te nemen. | | 18 Of: in het veld. |
19 Gr. tot die dingen die achter zijn. |
17 Maar wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen. | | |
18 Doch bidt dat uw vlucht niet geschiede des winters. | | |
19 Want 20die dagen zullen zulke verdrukking zijn, welker gelijke niet geweest is van het begin 21der schepselen, die God geschapen heeft, tot nu toe, en ook niet zijn zal. | | 20 Dat is, de ene verdrukking zal op de andere zonder rust volgen, zodat er anders niet dan enkel verdrukking zal zijn. Zie dergelijke manier van spreken Joël 2:2. Amos 5:20. Joël 2:2 Een dag van duisternis en donkerheid, een dag van wolken en dikke duisterheid, als de dageraad uitgespreid over de bergen; een groot en machtig volk, desgelijks vanouds niet geweest is, en na hetzelve niet meer zal zijn tot in jaren van vele geslachten. Amos 5:20 Zal dan niet des HEEREN dag duisternis zijn en geen licht? En donkerheid, zodat er geen glans aan zij? |
21 Gr. des schepsels. |
20 En indien de Heere de dagen niet 22verkort had, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil, die Hij heeft uitverkoren, heeft Hij de dagen verkort. | | 22 Zie hiervan de aantt. op Matth. 24:22. Matth. 24:22 (kt.) En zo die dagen niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden. |
Christus’ wederkomst |
21 pEn alsdan zo iemand tot ulieden zal zeggen: Zie, hier is de Christus; of: Zie, Hij is daar; gelooft het niet. | | p Matth. 24:23. Luk. 21:8. Matth. 24:23 Alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Zie, hier is de Christus, of daar, gelooft het niet. Luk. 21:8 En Hij zeide: Ziet dat gij niet verleid wordt; want velen zullen er komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus, en de tijd is nabijgekomen. Gaat dan hen niet na. |
22 qWant er zullen valse christussen en valse profeten opstaan, en zullen tekenen en wonderen 23doen, om te verleiden, indien het mogelijk ware, ook de uitverkorenen. | | q Deut. 13:1. 2 Thess. 2:11. Deut. 13:1 WANNEER een profeet of droomdromer in het midden van u zal opstaan, en u geven een teken of wonder, 2 Thess. 2:11 En daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven; |
23 Gr. geven. |
23 Maar gijlieden, ziet toe; zie, Ik heb u alles voorzegd. | | |
24 rMaar in die dagen, 24na die verdrukking, zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven. | | r Jes. 13:10. Ez. 32:7. Joël 2:31; 3:15. Matth. 24:29. Luk. 21:25. Openb. 6:12. Jes. 13:10 Want de sterren des hemels en zijn gesternten zullen hun licht niet laten lichten; de zon zal verduisterd worden wanneer zij opgaan zal, en de maan zal haar licht niet laten schijnen. Ez. 32:7 En als Ik u zal uitblussen, zal Ik den hemel bedekken en zijn sterren zwart maken; Ik zal de zon met wolken bedekken, en de maan zal haar licht niet laten lichten. Joël 2:31 De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat die grote en vreselijke dag des HEEREN komt. Joël 3:15 De zon en maan zijn zwart geworden, en de sterren hebben haar glans ingetrokken. Matth. 24:29 En terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen bewogen worden. Luk. 21:25 En er zullen tekenen zijn in de zon en maan en sterren, en op de aarde benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid zullen geven, Openb. 6:12 En ik zag, toen Het het zesde zegel geopend had, en zie, er werd een grote aardbeving; en de zon werd zwart als een haren zak, en de maan werd als bloed. |
24 En nadat de tijden der heidenen ook zullen vervuld zijn, gelijk Lukas daarbij voegt, Luk. 21:24. Luk. 21:24 En zij zullen vallen door de scherpte des zwaards, en gevankelijk weggevoerd worden onder alle volken; en Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn. |
25 En de sterren des hemels zullen daaruit vallen, en de krachten die in de hemelen zijn, zullen 25bewogen worden. | | 25 Het Griekse woord betekent eigenlijk een geweldige beweging, gelijk als de zee op en neder door winden en stormen gedreven wordt. |
26 sEn alsdan zullen 26zij den Zoon des mensen zien, komende in de wolken met 27grote kracht en heerlijkheid. | | s Dan. 7:10. Matth. 16:27; 24:30. Mark. 14:62. Luk. 21:27. Hand. 1:11. 1 Thess. 4:16. 2 Thess. 1:10. Openb. 1:7. Dan. 7:10 Een vurige rivier vloeide en ging van voor Hem uit, duizendmaal duizenden dienden Hem, en tienduizendmaal tienduizenden stonden voor Hem; het gericht zette zich, en de boeken werden geopend. Matth. 16:27 Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid Zijns Vaders, met Zijn engelen, en alsdan zal Hij een iegelijk vergelden naar zijn doen. Matth. 24:30 En alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde wenen en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid. Mark. 14:62 En Jezus zeide: Ik ben het; en gijlieden zult den Zoon des mensen zien zitten ter rechter hand der kracht Gods en komen met de wolken des hemels. Luk. 21:27 En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien komen in een wolk met grote kracht en heerlijkheid. Hand. 1:11 Welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren. 1 Thess. 4:16 Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; 2 Thess. 1:10 Wanneer Hij zal gekomen zijn om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen, en wonderbaar te worden in allen die geloven (overmits onze getuigenis onder u is geloofd geworden) in dien dag. Openb. 1:7 Zie, Hij komt met de wolken, en alle oog zal Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben; en alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven; ja, amen. |
26 Namelijk al de volken der aarde, Openb. 1:7. Openb. 1:7 Zie, Hij komt met de wolken, en alle oog zal Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben; en alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven; ja, amen. |
27 Gr. veel. |
27 En alsdan zal Hij Zijn engelen uitzenden en zal Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen 28uit de vier winden, van het uiterste der aarde tot het uiterste des hemels. | | 28 Dat is, uit de vier hoeken of gewesten der wereld, van het ene einde tot het andere. |
De uitspruitende vijgenboom |
28 tEn leert van den vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer nu zijn tak 29teer wordt en de bladeren uitspruiten, zo weet gij dat de zomer nabij is. | | t Matth. 24:32. Luk. 21:29. Matth. 24:32 En leert van den vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer zijn tak nu teer wordt en de bladeren uitspruiten, zo weet gij dat de zomer nabij is. Luk. 21:29 En Hij zeide tot hen een gelijkenis: Ziet den vijgenboom en al de bomen. |
29 Of: sappig. |
29 Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet dat 30het nabij, voor de deur is. | | 30 Namelijk het Koninkrijk Gods, gelijk bij Luk. 21:31 uitgedrukt wordt. Luk. 21:31 Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet dat het Koninkrijk Gods nabij is. |
30 Voorwaar Ik zeg u, dat 31dit geslacht niet zal 32voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn. | | 31 Namelijk van het Joodse volk, of van deze eeuw. |
32 Of: vergaan. |
31 vDe hemel en de aarde zullen 33voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins 34voorbijgaan. | | v Ps. 102:27. Jes. 40:8; 51:6. Hebr. 1:11. Ps. 102:27 Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven, en zij alle zullen als een kleed verouden, Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn. Jes. 40:8 Het gras verdort, de bloem valt af; maar het Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid. Jes. 51:6 Heft ulieder ogen op naar den hemel en aanschouwt de aarde beneden; want de hemel zal als een rook verdwijnen, en de aarde zal als een kleed verouden, en haar inwoners zullen desgelijks sterven; maar Mijn heil zal in eeuwigheid zijn,
Mijn gerechtigheid zal niet verbroken worden. Hebr. 1:11 Dezelve zullen vergaan, maar Gij blijft altijd; en zij zullen alle als een kleed verouden; |
33 Of: vergaan. |
34 Of: vergaan. |
Aansporing tot waakzaamheid |
32 xMaar van dien dag en die ure weet niemand, noch de engelen die in den hemel zijn, 35noch de Zoon, dan de Vader. | | x Matth. 24:36. Hand. 1:7. Matth. 24:36 Doch van dien dag en ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen. Hand. 1:7 En Hij zeide tot hen: Het komt u niet toe te weten de tijden of gelegenheden, die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft; |
35 Namelijk naar Zijn menselijke natuur en in den staat Zijner nederigheid, want naar Zijn Godheid weet Hij alle dingen, Joh. 21:17, en na Zijn verhoging is Hem het boek der voorzienigheid Gods, met zeven zegelen verzegeld, nader geopend, Openb. 5:5, 7, 9. Joh. 21:17 Hij zeide tot hem ten derden male: Simon, Jona’s zoon, hebt gij Mij lief? Petrus werd bedroefd, omdat Hij ten derden male tot hem zeide: Hebt gij Mij lief? en zeide tot Hem: Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb. Jezus zeide tot hem: Weid Mijn schapen. Openb. 5:5 En een van de ouderlingen zeide tot mij: Ween niet; zie, de Leeuw Die uit den stam van Juda is, de Wortel Davids, heeft overwonnen, om het boek te openen, en zijn zeven zegelen open te breken. Openb. 5:7 En Het kwam, en heeft het boek genomen uit de rechter hand Desgenen Die op den troon zat. Openb. 5:9 En zij zongen een nieuw lied, zeggende: Gij zijt waardig het boek te nemen en zijn zegelen te openen; want Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht en taal en volk en natie; |
33 yZiet toe, waakt en bidt; want gij weet niet wanneer de tijd is. | | y Matth. 24:42; 25:13. Luk. 12:40; 21:36. 1 Thess. 5:6. Matth. 24:42 Waakt dan, want gij weet niet in welke ure uw Heere komen zal. Matth. 25:13 Zo waakt dan; want gij weet den dag niet, noch de ure, in dewelke de Zoon des mensen komen zal. Luk. 12:40 Gij dan, zijt ook bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen. Luk. 21:36 Waakt dan te allen tijde, biddende dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al deze dingen die geschieden zullen, en te staan voor den Zoon des mensen. 1 Thess. 5:6 Zo laat ons dan niet slapen, gelijk als de anderen, maar laat ons waken en nuchter zijn. |
34 36Gelijk een mens buitenslands reizende, zijn huis verliet, en zijn dienstknechten 37macht gaf en elk zijn werk, en den deurwachter gebood dat hij zou waken. | | 36 Alzo zal het ook zijn met den Zoon des mensen. |
37 Namelijk om zijn huis en goed te regeren. |
35 Zo waakt dan (want gij weet niet wanneer de heer des huizes komen zal, des avonds laat of te middernacht of met het hanengekraai of in den morgenstond), | | |
36 Opdat hij niet onvoorziens kome en u slapende vinde. | | |
37 En hetgeen Ik 38u zeg, dat zeg Ik allen: Waakt. | | 38 Namelijk tot u vieren, van welke staat vers 3. vers 3 En als Hij gezeten was op den Olijfberg, tegenover den tempel, vraagden Hem Petrus en Jakobus en Johannes en Andréas alleen: |