Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 Christus voorzegt de verwoesting van den tempel en van de stad Jeruzalem, verhalende de zwarigheden en tekenen die voor en omtrent dezelve zouden geschieden. 15 Wijst Daniëls profetie aan van dezelve verwoesting, en vermaant om zich te bereiden tot een haastige vlucht, om dezen groten jammer te ontgaan. 23 Waarschuwt tegen de verleiding der valse christussen en der valse profeten. 29 Profeteert verder van het einde der wereld en van Zijn laatste toekomst ten oordeel, welker heerlijkheid en zekerheid Hij beschrijft, aanwijzende de tekenen die omtrent dezelve zouden geschieden. 36 Doch dat deszelfs dag en ure niemand dan God alleen bekend is. 37 Vergelijkt de tijden dezer toekomst bij de tijden van Noach voor den zondvloed. 42 Daarop vermaant Hij tot waken, door gelijkenissen, zo van een huisvader, wakende tegen de komst van den dief, 45 Als van een getrouwen en van een bozen dienstknecht. |
De tekenen van het einde der wereld |
1 EN aJezus ging uit en vertrok van den tempel; en Zijn discipelen kwamen bij Hem om Hem 1de gebouwen des tempels te 2tonen. | | a Mark. 13:1. Luk. 21:5. Mark. 13:1 EN als Hij uit den tempel ging, zeide een van Zijn discipelen tot Hem: Meester, zie, hoedanige stenen en hoedanige gebouwen! Luk. 21:5 En als sommigen zeiden van den tempel, dat hij met schone stenen en begiftigingen versierd was, zeide Hij: |
1 Van de grootheid, sterkte en heerlijkheid dezer gebouwen, zie den historieschrijver Josephus, Oudheden, boek 15, hfdst. 14. |
2 Dewijl Christus voorzegd had in het voorgaande hoofdstuk, vers 38, de verwoesting der stad en des tempels, zo schijnt dat de discipelen daarom deze gebouwen Hem getoond hebben, om te kennen te geven, dat het hun docht óf onmogelijk óf jammer te wezen, dat zulk een heerlijk gebouw zou verwoest worden. |
2 En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg Ik u: bHier zal 3niet een steen op den anderen steen gelaten worden, die niet 4afgebroken zal worden. | | b 1 Kon. 9:7, 8. Micha 3:12. Luk. 19:44. 1 Kon. 9:7 Zo zal Ik Israël uitroeien van het land dat Ik hun gegeven heb, en dit huis, hetwelk Ik Mijn Naam geheiligd heb, zal Ik van Mijn aangezicht wegwerpen; en Israël zal tot een spreekwoord en spotrede zijn onder alle volken. 1 Kon. 9:8 En aangaande dit huis, dat
verheven zal geweest zijn, al wie voor hetzelve voorbijgaan zal, zal zich ontzetten en fluiten; men zal zeggen: Waarom heeft de HEERE alzo gedaan aan dit land en aan dit huis? Micha 3:12 Daarom, om uwentwil zal Sion als een akker geploegd worden; en Jeruzalem zal tot steenhopen worden, en de berg dezes huizes tot hoogten eens wouds. Luk. 19:44 En zullen u tot den grond nederwerpen, en uw kinderen in u; en zij zullen in u den enen steen op den anderen steen niet laten; daarom dat gij den tijd uwer bezoeking niet bekend hebt. |
3 Gr. steen op steen niet gelaten worden. |
4 Gr. losgemaakt. |
3 cEn als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: dZeg ons, wanneer zullen 5deze dingen zijn? En welk zal het teken zijn van Uw toekomst en van de voleinding der wereld? | | c Mark. 13:1, 3. Luk. 21:7. Mark. 13:1 EN als Hij uit den tempel ging, zeide een van Zijn discipelen tot Hem: Meester, zie, hoedanige stenen en hoedanige gebouwen! Mark. 13:3 En als Hij gezeten was op den Olijfberg, tegenover den tempel, vraagden Hem Petrus en Jakobus en Johannes en Andréas alleen: Luk. 21:7 En zij vraagden Hem, zeggende: Meester, wanneer zullen dan deze dingen zijn? En welk is het teken wanneer deze dingen zullen geschieden? |
d Hand. 1:6. Hand. 1:6 Zij dan die samengekomen waren, vraagden Hem, zeggende: Heere, zult Gij in dezen tijd aan Israël het Koninkrijk wederoprichten? |
5 Namelijk die Gij hier en op het einde van het voorgaande hoofdstuk gezegd hebt, zo van de verwoesting der stad en des tempels van Jeruzalem, als van Uw laatste toekomst ten oordeel. |
4 En Jezus antwoordende zeide tot hen: eZiet toe dat niemand u verleide. | | e Jer. 29:8. Ef. 5:6. Kol. 2:18. 2 Thess. 2:3. 1 Joh. 4:1. Jer. 29:8 Want zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: Laat uw profeten en uw waarzeggers, die in het midden van u zijn, u niet bedriegen, en hoort niet naar uw dromers, die gij doet dromen. Ef. 5:6 Dat u niemand verleide met ijdele woorden; want om deze dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid. Kol. 2:18 Dat dan niemand u overheerse naar zijn wil in nederigheid en dienst der engelen, intredende in hetgeen hij niet gezien heeft, tevergeefs opgeblazen zijnde door het verstand zijns vleses; 2 Thess. 2:3 Dat u niemand verleide in enigerlei wijze; want die komt niet
tenzij dat eerst de afval gekomen is, en dat
geopenbaard is de mens der zonde, de zoon des verderfs, 1 Joh. 4:1 GELIEFDEN, gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld. |
5 fWant velen zullen komen 6onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zij zullen velen verleiden. | | f Jer. 14:14; 23:25. Joh. 5:43. Jer. 14:14 En de HEERE zeide tot mij: Die profeten profeteren vals in Mijn Naam; Ik heb hen niet gezonden, noch hun bevel gegeven, noch tot hen gesproken; zij profeteren ulieden een vals gezicht, en waarzegging en nietigheid en bedriegerij huns harten. Jer. 23:25 Ik heb gehoord wat de profeten zeggen, die in Mijn Naam leugen profeteren, zeggende: Ik heb gedroomd, ik heb gedroomd. Joh. 5:43 Ik ben gekomen in den Naam Mijns Vaders, en gij neemt Mij niet aan; zo een ander komt in zijn eigen naam, dien zult gij aannemen. |
6 Of: in, op Mijn Naam, dat is, zich uitgevende voor den beloofden Messias, gelijk omtrent dien tijd en daarna verscheidenen opgestaan zijn. Zie Hand. 5:36, 37, en Josephus, Oudheden, boek 18, hfdst. 12, en boek 20, hfdst. 2, enz., en Joodse Oorlog, boek 2, hfdst. 12. Hand. 5:36 Want vóór deze dagen stond Theudas op, zeggende dat hij wat was, dien een getal van omtrent vierhonderd mannen aanhing; welke is omgebracht, en allen die hem gehoor gaven, zijn verstrooid en tot niet geworden. Hand. 5:37 Na hem stond op Judas, de Galileeër, in de dagen der beschrijving, en maakte veel volk afvallig achter zich; en deze is ook vergaan, en allen die hem gehoor gaven, zijn verstrooid geworden. |
6 En gij zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt; want al die dingen moeten geschieden, maar 7nog is het einde niet. | | 7 Namelijk van al de ellenden en uiterste straffen die den Joden zouden overkomen. |
7 gWant 8het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en 9het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen zijn hongersnoden, en pestilentiën, en aardbevingen in verscheidene plaatsen. | | g Jes. 19:2. Jes. 19:2 Want Ik zal de Egyptenaars tegen de Egyptenaars verwarren, dat zij zullen strijden een iegelijk tegen zijn broeder en een iegelijk tegen zijn naaste, stad tegen stad, koninkrijk tegen koninkrijk. |
8 Gr. volk tegen volk. |
9 Gr. koninkrijk tegen koninkrijk. |
8 Doch al die dingen zijn maar een beginsel der 10smarten. | | 10 Gr. weeën, gelijk der vrouwen die in barensnood zijn. Van al deze oorlogen en ellenden zie Josephus, Oudheden, boek 20, en Joodse Oorlog, boek 3, enz. |
9 hAlsdan zullen zij u overleveren in verdrukking en zullen u doden, en gij zult gehaat worden van alle volken om Mijns Naams wil. | | h Matth. 10:17. Luk. 21:11, 12. Joh. 15:20; 16:2. Openb. 2:10. Matth. 10:17 Maar wacht u voor de mensen; want zij zullen u overleveren in de raadsvergaderingen, en in hun synagogen zullen zij u geselen. Luk. 21:11 En er zullen grote aardbevingen wezen in verscheidene plaatsen, en hongersnoden, en pestilentiën; er zullen ook schrikkelijke dingen en grote tekenen van den hemel geschieden. Luk. 21:12 Maar vóór dit alles zullen zij hun handen aan ulieden slaan, en u vervolgen, u overleverende in de synagogen en gevangenissen; en gij zult getrokken worden voor koningen en stadhouders om Mijns Naams wil. Joh. 15:20 Gedenkt het woord dat Ik u gezegd heb: Een dienstknecht is niet meerder dan zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; indien zij Mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren. Joh. 16:2 Zij zullen u uit de synagogen werpen; ja, de ure komt, dat een iegelijk die u zal doden, zal menen Gode een dienst te doen. Openb. 2:10 Vrees geen der dingen die gij lijden zult. Zie, de duivel zal enigen van ulieden in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt; en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens. |
10 En dan zullen er velen 11geërgerd worden en zullen elkander overleveren en elkander haten. | | 11 Dat is, door vrees voor vervolging van Mij afwijken. |
11 iEn vele valse profeten zullen opstaan en zullen er velen verleiden. | | i 2 Petr. 2:1. 2 Petr. 2:1 EN er zijn ook valse profeten onder het volk geweest, gelijk ook onder u valse leraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen bedektelijk invoeren zullen, ook den Heere, Die hen gekocht heeft, verloochenende, en een haastig verderf over zichzelven brengende. |
12 En komdat de 12ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de 13liefde van velen verkouden. | | k 2 Tim. 3:1, enz. 2 Tim. 3:1 EN
weet dit, dat in de laatste dagen ontstaan zullen zware tijden. |
12 Gr. overtreding der wet. |
13 Namelijk zo tot de waarheid des Evangelies als tot den naaste. |
13 lMaar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. | | l Matth. 10:22. Mark. 13:13. Luk. 21:19. Openb. 2:7, 10; 3:10. Matth. 10:22 En gij zult van allen gehaat worden om Mijn Naam; maar die volstandig zal blijven tot het einde, die zal zalig worden. Mark. 13:13 En gij zult gehaat worden van allen om Mijns Naams wil; maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. Luk. 21:19 Bezit uw zielen in uw lijdzaamheid. Openb. 2:7 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van den Boom des levens, Die in het midden van het paradijs Gods is. Openb. 2:10 Vrees geen der dingen die gij lijden zult. Zie, de duivel zal enigen van ulieden in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt; en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens. Openb. 3:10 Omdat gij het woord Mijner lijdzaamheid bewaard hebt, zo zal Ik ook u bewaren uit de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken die op de aarde wonen. |
14 En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de 14gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal 15het einde komen. | | 14 Gr. bewoonde wereld. Zie hiervan de vervulling Rom. 10:18. Kol. 1:6. Rom. 10:18 Maar ik zeg: Hebben zij het niet gehoord? Ja toch, hun geluid is over de gehele aarde uitgegaan, en hun woorden tot de einden der wereld. Kol. 1:6 Hetwelk tot u gekomen is, gelijk ook in de gehele wereld, en het brengt vruchten voort, gelijk ook onder u, van dien dag af dat gij gehoord hebt en de genade Gods in waarheid bekend hebt; |
15 Namelijk der stad van Jeruzalem en der Joodse regering. |
De grote verdrukking |
15 mWanneer gij dan zult zien den 16gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door nDaniël, den profeet, staande in de 17heilige plaats (die het leest, die merke daarop), | | m Mark. 13:14. Luk. 21:20. Mark. 13:14 Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan door den profeet Daniël gesproken is, staande waar het niet behoort (die het leest, die merke daarop), alsdan die in Judéa zijn, dat zij vlieden op de bergen. Luk. 21:20 Maar wanneer gij zien zult dat Jeruzalem van heirlegers omsingeld wordt, zo weet alsdan dat haar verwoesting nabijgekomen is. |
16 Dat is, het gruwelijk verwoestende leger der Romeinen, gelijk verklaard wordt Luk. 21:20. Luk. 21:20 Maar wanneer gij zien zult dat Jeruzalem van heirlegers omsingeld wordt, zo weet alsdan dat haar verwoesting nabijgekomen is. |
n Dan. 9:27. Dan. 9:27 En Hij zal velen het verbond versterken één week; en in de helft der week zal Hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en over den gruwelijken vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vastelijk besloten zijnde, zal uitgestort worden over den verwoeste. |
17 Dat is, in het heilige Joodse land, rondom Jeruzalem. |
16 Dat alsdan die in Judéa zijn, vlieden 18op de bergen; | | 18 Namelijk om zich aldaar te versteken voor de straf. |
17 Die op het 19dak is, kome niet af om iets uit zijn huis weg te nemen; | | 19 De Joden waren veel op de daken der huizen, omdat zij boven plat waren. Zie Matth. 10:27. Matth. 10:27 Hetgeen Ik u zeg in de duisternis, zegt het in het licht; en hetgeen gij hoort in het oor, predikt dat op de daken. |
18 En die op den akker is, 20kere niet weder terug om zijn klederen weg te nemen. | | 20 Dat is, verlieze geen tijd om te vluchten. |
19 Maar 21wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen. | | 21 Namelijk omdat zij onbekwaam zullen zijn om haastelijk te vluchten, met haar vrucht of kleine kinderen beladen zijnde. |
20 Doch bidt dat uw vlucht niet geschiede 22des winters, noch oop een sabbat. | | 22 Omdat in den winter het vluchten ongeschikt is en de Joden op den sabbat niet ver mochten reizen, zie Hand. 1:12, noch zich van dingen, tot de reis nodig, voorzien. Hand. 1:12 Toen keerden zij weder naar Jeruzalem, van den berg die genaamd wordt de Olijf berg, welke is nabij Jeruzalem, liggende vandaar een sabbatsreis. |
o Hand. 1:12. Hand. 1:12 Toen keerden zij weder naar Jeruzalem, van den berg die genaamd wordt de Olijf berg, welke is nabij Jeruzalem, liggende vandaar een sabbatsreis. |
21 pWant alsdan zal grote verdrukking wezen, 23hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal. | | p Dan. 12:1. Dan. 12:1 EN te dien tijde zal Michaël opstaan, die grote vorst, die voor de kinderen uws volks staat; als het zulk een tijd der benauwdheid zijn zal, als er niet geweest is sinds dat er een volk geweest is tot op dienzelven tijd toe; en te dien tijde zal uw volk verlost worden, al wie gevonden wordt geschreven te zijn in het boek. |
23 Want gelijk Josephus getuigt, Joodse Oorlog, boek 4, 5, 6 en 7, hfdst. 17, zijn door zwaard, honger en pest vergaan, alleen binnen Jeruzalem, elfhonderdduizend mensen, en boven de zeven en negentig duizend tot slaven verkocht. Diergelijke verwoesting wordt in geen historiën gelezen. |
22 En zo 24die dagen niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden; maar om 25der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden. | | 24 Dat is, tenware dat God de plagen van die tijden, die de Joden nog zwaarder hadden verdiend, had doen ophouden, daar zou niemand uit het Joodse volk overgebleven zijn geweest. |
25 Namelijk die God onder het Joodse volk had en altijd behouden wilde. |
Christus’ wederkomst |
23 26Alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Zie, qhier is de Christus, of 27daar, gelooft het niet. | | 26 Namelijk na de verwoesting van Jeruzalem tot de voleinding der wereld, van dewelke Hij begint te spreken aan het 29ste vers. |
q Mark. 13:21. Luk. 21:8. Mark. 13:21 En alsdan zo iemand tot ulieden zal zeggen: Zie, hier is de Christus; of: Zie, Hij is daar; gelooft het niet. Luk. 21:8 En Hij zeide: Ziet dat gij niet verleid wordt; want velen zullen er komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus, en de tijd is nabijgekomen. Gaat dan hen niet na. |
27 Gr. hier. |
24 rWant er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zullen grote 28tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (29indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden. | | r Deut. 13:1. 2 Thess. 2:11. Deut. 13:1 WANNEER een profeet of droomdromer in het midden van u zal opstaan, en u geven een teken of wonder, 2 Thess. 2:11 En daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven; |
28 Gelijk van den antichrist betuigd wordt, 2 Thess. 2:9. Openb. 13:11, enz. 2 Thess. 2:9 Hem, zeg ik,
wiens toekomst is naar de werking des satans, in alle kracht en tekenen en wonderen der leugen, Openb. 13:11 En ik zag een ander beest uit de aarde opkomen, en het had twee hoornen, des Lams hoornen gelijk, en het sprak als de draak. |
29 Dit wordt gezegd niet mogelijk te zijn, niet ten aanzien van den wil of de kracht der uitverkorenen in henzelven, maar ten aanzien van de onveranderlijkheid van het besluit Gods over hen en van Zijn krachtige bewaring tegen de verleiding, volgens Zijn beloften, die Hem niet kunnen berouwen. Zie Joh. 10:28. Rom. 8:29, 30. 1 Petr. 1:5. Joh. 10:28 En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken. Rom. 8:29 Want die Hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen. Rom. 8:30 En die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt. 1 Petr. 1:5 Die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, die bereid is om geopenbaard te worden in den laatsten tijd. |
25 Zie, Ik heb het u voorzegd. | | |
26 sZo zij dan tot u zullen zeggen: Zie, Hij is in de woestijn, gaat niet uit; zie, Hij is in de binnenkamers, gelooft het niet. | | s Luk. 17:23. Luk. 17:23 En zij zullen tot u zeggen: Ziehier of ziedaar is Hij. Gaat niet heen, en volgt niet. |
27 Want gelijk de bliksem uitgaat 30van het oosten en schijnt 31tot het westen, 32alzo zal ook de toekomst van den Zoon des mensen wezen. | | 30 Gr. van den opgang, namelijk der zon. |
31 Gr. ondergang. |
32 Namelijk met grote snelheid en klaarheid. |
28 tWant 33alwaar het dode lichaam zal zijn, daar zullen de arenden vergaderd worden. | | t Job 39:33. Luk. 17:37. Job 39:33 Ook zuipen zijn jongen bloed; en waar verslagenen zijn, daar is hij. Luk. 17:37 En zij antwoordden en zeiden tot Hem: Waar, Heere? En Hij zeide tot hen: Waar het lichaam is, aldaar zullen de arenden vergaderd worden. |
33 Van dit spreekwoord, bij de Hebreeën gebruikelijk, zie Job 39:33. Hiermede wordt geleerd dat waar Christus met Zijn lijden en sterven oprechtelijk gepredikt wordt, de gelovigen zich aldaar zullen vergaderen, gelijk ook dezelve in het laatste oordeel tot Christus zullen vergaderd worden, om altijd bij Hem te blijven, Joh. 17:24. 1 Thess. 4:16, 17. Sommigen verstaan dit spreekwoord van de verwoesting van het Joodse volk, hetwelk door het aas zou verstaan worden en de Romeinen door de arenden; gelijk de Chaldeeën bij Hab. 1:8. Job 39:33 Ook zuipen zijn jongen bloed; en waar verslagenen zijn, daar is hij. Joh. 17:24 Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad, voor de grondlegging der wereld. 1 Thess. 4:16 Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; 1 Thess. 4:17 Daarna wij die levend overgebleven zijn, zullen tezamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de lucht; en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen. Hab. 1:8 Want zijn paarden zijn lichter dan de luipaarden, en zij zijn scherper dan de avondwolven, en zijn ruiters verspreiden zich; ja, zijn ruiters zullen van verre komen, zij zullen vliegen als een arend, zich spoedende om te eten. |
29 En vterstond na 34de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en 35de krachten der hemelen zullen 36bewogen worden. | | v Jes. 13:10. Ez. 32:7. Joël 2:31; 3:15. Mark. 13:24. Luk. 21:25. Jes. 13:10 Want de sterren des hemels en zijn gesternten zullen hun licht niet laten lichten; de zon zal verduisterd worden wanneer zij opgaan zal, en de maan zal haar licht niet laten schijnen. Ez. 32:7 En als Ik u zal uitblussen, zal Ik den hemel bedekken en zijn sterren zwart maken; Ik zal de zon met wolken bedekken, en de maan zal haar licht niet laten lichten. Joël 2:31 De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat die grote en vreselijke dag des HEEREN komt. Joël 3:15 De zon en maan zijn zwart geworden, en de sterren hebben haar glans ingetrokken. Mark. 13:24 Maar in die dagen, na die verdrukking, zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven. Luk. 21:25 En er zullen tekenen zijn in de zon en maan en sterren, en op de aarde benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid zullen geven, |
34 Namelijk die de tirannen en de antichrist de kerke Gods zullen hebben aangedaan. |
35 Dat is, de krachtige of sterke hemelen. |
36 Namelijk gelijk de zee op en neder gedreven wordt. |
30 xEn alsdan zal in den hemel verschijnen 37het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde y38wenen en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid. | | x Dan. 7:10. Matth. 16:27; 25:31; 26:64. Mark. 13:26; 14:62. Luk. 21:27. Hand. 1:11. 2 Thess. 1:10. Openb. 1:7. Dan. 7:10 Een vurige rivier vloeide en ging van voor Hem uit, duizendmaal duizenden dienden Hem, en tienduizendmaal tienduizenden stonden voor Hem; het gericht zette zich, en de boeken werden geopend. Matth. 16:27 Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid Zijns Vaders, met Zijn engelen, en alsdan zal Hij een iegelijk vergelden naar zijn doen. Matth. 25:31 En wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid, en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid. Matth. 26:64 Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg ulieden: Van nu aan zult gij zien den Zoon des mensen, zittende ter rechter hand der kracht Gods en komende op de wolken des hemels. Mark. 13:26 En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien, komende in de wolken met grote kracht en heerlijkheid. Mark. 14:62 En Jezus zeide: Ik ben het; en gijlieden zult den Zoon des mensen zien zitten ter rechter hand der kracht Gods en komen met de wolken des hemels. Luk. 21:27 En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien komen in een wolk met grote kracht en heerlijkheid. Hand. 1:11 Welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren. 2 Thess. 1:10 Wanneer Hij zal gekomen zijn om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen, en wonderbaar te worden in allen die geloven (overmits onze getuigenis onder u is geloofd geworden) in dien dag. Openb. 1:7 Zie, Hij komt met de wolken, en alle oog zal Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben; en alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven; ja, amen. |
37 Dat is, de tekenen Zijner heerlijkheid, waarmede Hij in de wolken verschijnen zal. Zie Mark. 13:26. Luk. 21:27. Mark. 13:26 En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien, komende in de wolken met grote kracht en heerlijkheid. Luk. 21:27 En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien komen in een wolk met grote kracht en heerlijkheid. |
y Openb. 1:7. Openb. 1:7 Zie, Hij komt met de wolken, en alle oog zal Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben; en alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven; ja, amen. |
38 Of: weeklagen. Gr. van benauwdheid op de borst slaan. |
31 En Hij zal Zijn engelen uitzenden met zeen bazuin van groot 39geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen 40bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve. | | z 1 Kor. 15:52. 1 Thess. 4:16. 1 Kor. 15:52 In een punt des tijds, in een ogenblik, met de laatste bazuin; want de bazuin zal slaan, en de doden zullen onverderfelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden. 1 Thess. 4:16 Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; |
39 Gr. stem. Anders: met een bazuin en groot geluid. |
40 Dat is, uit alle vier hoeken of gewesten der wereld bijeenbrengen, die zij uit hun verheerlijkte lichamen en anderszins zullen onderkennen. |
De uitspruitende vijgenboom |
32 aEn leert van den vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer zijn tak nu 41teer wordt en de bladeren uitspruiten, zo weet gij dat de zomer nabij is. | | a Mark. 13:28. Luk. 21:29. Mark. 13:28 En leert van den vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer nu zijn tak teer wordt en de bladeren uitspruiten, zo weet gij dat de zomer nabij is. Luk. 21:29 En Hij zeide tot hen een gelijkenis: Ziet den vijgenboom en al de bomen. |
41 Of: sappig, wanneer het sap of groeisel daarin komt. |
33 Alzo ook gijlieden, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet dat 42het nabij is, voor de deur. | | 42 Of: Hij, namelijk Christus met Zijn toekomst. |
34 Voorwaar Ik zeg u: 43Dit geslacht zal geenszins 44voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn. | | 43 Namelijk des Joodsen volks; of: deze eeuw. |
44 Of: vergaan. |
35 bDe hemel en de aarde zullen 45voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. | | b Ps. 102:27. Jes. 51:6. Mark. 13:31. Hebr. 1:11. Ps. 102:27 Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven, en zij alle zullen als een kleed verouden, Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn. Jes. 51:6 Heft ulieder ogen op naar den hemel en aanschouwt de aarde beneden; want de hemel zal als een rook verdwijnen, en de aarde zal als een kleed verouden, en haar inwoners zullen desgelijks sterven; maar Mijn heil zal in eeuwigheid zijn,
Mijn gerechtigheid zal niet verbroken worden. Mark. 13:31 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. Hebr. 1:11 Dezelve zullen vergaan, maar Gij blijft altijd; en zij zullen alle als een kleed verouden; |
45 Of: vergaan. Hoe dit geschieden zal, wordt verklaard 2 Petr. 3:10. 2 Petr. 3:10 Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken die daarin zijn, zullen verbranden. |
Aansporing tot waakzaamheid |
36 cDoch van dien dag en ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen. | | c Mark. 13:32. Hand. 1:7. Mark. 13:32 Maar van dien dag en die ure weet niemand, noch de engelen die in den hemel zijn, noch de Zoon, dan de Vader. Hand. 1:7 En Hij zeide tot hen: Het komt u niet toe te weten de tijden of gelegenheden, die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft; |
37 dEn gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. | | d Gen. 6:2. Luk. 17:26. 1 Petr. 3:20. 2 Petr. 2:5. Gen. 6:2 Dat Gods zonen de dochteren der mensen aanzagen, dat zij schoon waren, en zij namen zich vrouwen uit allen die zij verkoren hadden. Luk. 17:26 En gelijk het geschied is in de dagen van Noach, alzo zal het ook zijn in de dagen van den Zoon des mensen: 1 Petr. 3:20 Die eertijds ongehoorzaam waren, wanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal verwachtte in de dagen van Noach, als de ark toebereid werd; waarin weinige (dat is acht) zielen behouden werden door het water; 2 Petr. 2:5 En de oude wereld niet heeft gespaard, maar Noach, den prediker der gerechtigheid, zijn achttal, bewaard heeft, als Hij den zondvloed over de wereld der goddelozen heeft gebracht; |
38 Want gelijk zij waren in de dagen voor den zondvloed, 46etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, etot den dag toe in welken Noach in de ark ging; | | 46 Dat is, zorgelooslijk en vleselijk levende zonder vreze Gods, Judas vs. 12. Jud. vs. 12 Dezen zijn vlekken in uw liefdemaaltijden, en als zij met u ter maaltijd zijn, weiden zij zichzelven zonder vrees; zij zijn waterloze wolken, die van de winden omgedreven worden; zij zijn als bomen in het afgaan van den herfst, onvruchtbaar, tweemaal verstorven, en ontworteld; |
e Gen. 7:7. Gen. 7:7 Zo ging Noach en zijn zonen en zijn huisvrouw en de vrouwen zijner zonen met hem in de ark, vanwege de wateren des vloeds. |
39 En bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam: alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. | | |
40 fAlsdan zullen er twee op den akker zijn, de een zal 47aangenomen en de 48ander zal 49verlaten worden. | | f Luk. 17:34. 1 Thess. 4:17. Luk. 17:34 Ik zeg u: In dien nacht zullen twee op één bed zijn: de een zal aangenomen en de ander zal verlaten worden. 1 Thess. 4:17 Daarna wij die levend overgebleven zijn, zullen tezamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de lucht; en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen. |
47 . 47 Namelijk van God onder Zijn uitverkorenen. |
48 Gr. de een. |
49 Namelijk met de verworpenen in de eeuwige verdoemenis. |
41 Er zullen twee vrouwen 50malen in den molen, de ene zal
47aangenomen en de andere zal verlaten worden. | | 50 Of: malen in het molenhuis. Het malen en bakken placht in die landen veel gedaan te worden door de vrouwen of slavinnen, die daartoe kweernen of handmolens gebruikten. |
42 gWaakt dan, want gij weet niet in welke ure uw Heere komen zal. | | g Matth. 25:13. Mark. 13:33. Luk. 12:40; 21:36. Matth. 25:13 Zo waakt dan; want gij weet den dag niet, noch de ure, in dewelke de Zoon des mensen komen zal. Mark. 13:33 Ziet toe, waakt en bidt; want gij weet niet wanneer de tijd is. Luk. 12:40 Gij dan, zijt ook bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen. Luk. 21:36 Waakt dan te allen tijde, biddende dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al deze dingen die geschieden zullen, en te staan voor den Zoon des mensen. |
43 hMaar weet dit, dat zo 51de heer des huizes geweten had 52in welke nachtwake de dief komen zou, hij zou gewaakt hebben en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. | | h Luk. 12:39. 1 Thess. 5:2. 2 Petr. 3:10. Openb. 3:3; 16:15. Luk. 12:39 Maar weet dit, dat indien de heer des huizes geweten had in welke ure de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. 1 Thess. 5:2 Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen gelijk een dief in den nacht. 2 Petr. 3:10 Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken die daarin zijn, zullen verbranden. Openb. 3:3 Gedenk dan hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het, en bekeer u. Indien gij dan niet waakt, zo zal Ik over u komen als een dief, en gij zult niet weten op wat ure Ik over u komen zal. Openb. 16:15 Zie, Ik kom als een dief. Zalig is hij die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele, en men zijn schaamte niet zie. |
51 Of: huisvader. |
52 Dat is, in wat deel van den nacht, die in vier nachtwaken gedeeld werd. Zie Matth. 14:25. Matth. 14:25 Maar te vierde wake des nachts kwam Jezus af tot hen, wandelende op de zee. |
44 Daarom, zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen. | | |
45 iWie is dan de getrouwe en voorzichtige 53dienstknecht, denwelken zijn heer over zijn dienstboden gesteld heeft om hunlieden hun voedsel te geven te rechter tijd? | | i Matth. 25:21. Luk. 12:42. Matth. 25:21 En zijn heer zeide tot hem: Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u zetten; ga in, in de vreugde uws heren. Luk. 12:42 En de Heere zeide: Wie is dan de getrouwe en voorzichtige huisbezorger, dien de heer over zijn dienstboden zal zetten om hun te rechter tijd het hun bescheiden deel spijze te geven? |
53 Bij dezen dienstknecht worden voornamelijk vergeleken de apostelen en dienaars des Evangelies, die de geestelijke spijze der zielen uitdelen. |
46 Zalig is die dienstknecht welken zijn heer, komende, zal vinden 54alzo doende. | | 54 Namelijk gelijk hij hem bevolen heeft. |
47 Voorwaar Ik zeg u, dat hij hem zal zetten 55over al zijn goederen. | | 55 Of: over al wat hij heeft. |
48 Maar zo die kwade dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen; | | |
49 En zou beginnen zijn mededienstknechten te 56slaan en te eten en te drinken met de dronkaards; | | 56 Dat is, overlast aan te doen. |
50 Zo zal de heer van dezen dienstknecht komen ten dage in welken hij hem niet verwacht, en ter ure die hij niet weet; | | |
51 En zal hem 57afscheiden en zijn deel zetten met 58de geveinsden. kDaar zal wening zijn en knersing der tanden. | | 57 Anders: in tweeën houwen. Sommigen menen dat hier gezien wordt op zulke zware straffen waarvan men leest 1 Sam. 15:33. Dan. 3:29. Doch uit hetgeen volgt, schijnt dat het verstaan wordt van de afscheiding van zijn huisgezin, om daarna gestraft te worden. 1 Sam. 15:33 Maar Samuël zeide: Gelijk als uw zwaard de vrouwen van haar kinderen beroofd heeft, alzo zal uw moeder van haar kinderen beroofd worden onder de vrouwen. Toen hieuw Samuël Agag in stukken voor het aangezicht des HEEREN te Gilgal. Dan. 3:29 Daarom wordt van mij een bevel gegeven, dat alle volk, natie en tong, die lastering spreekt tegen den God van Sadrach, Mesach en Abed-nego, in stukken gehouwen worde en
zijn huis tot een drekhoop gesteld worde; want er is geen andere god die alzo verlossen kan. |
58 Dat is, die wel voor de ogen hunner meesters schijnen zich te kwijten, maar in hun afwezen het tegendeel doen. |
k Matth. 8:12; 13:42; 22:13; 25:30. Luk. 13:28. Matth. 8:12 En de kinderen des Koninkrijks zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; aldaar zal wening zijn en knersing der tanden. Matth. 13:42 En zullen dezelve in den vurigen oven werpen; daar zal wening zijn en knersing der tanden. Matth. 22:13 Toen zeide de koning tot de dienaars: Bindt zijn handen en voeten, neemt hem weg, en werpt hem uit in de buitenste duisternis; daar zal zijn wening en knersing der tanden. Matth. 25:30 En werpt den onnutten dienstknecht uit in de buitenste duisternis; daar zal wening zijn en knersing der tanden. Luk. 13:28 Aldaar zal zijn wening en knersing der tanden, wanneer gij zult zien Abraham en Izak en Jakob en al de profeten in het Koninkrijk Gods, maar ulieden buiten uitgeworpen. |