Statenvertaling.nl

sample header image

Mattheüs 19 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Inleiding Nieuwe Testament
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Mattheüs 19

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

De heiligheid van het huwelijk
1 EN ahet geschiedde toen Jezus deze woorden geëindigd had, dat Hij vertrok van Galiléa en kwam over de Jordaan in de landpalen van Judéa. a Mark. 10:1. verwijsteksten
2 En vele scharen volgden Hem, en Hij genas hen aldaar.
3 bEn de farizeeën kwamen tot Hem, verzoekende Hem en zeggende tot Hem: Is het een mens geoorloofd zijn vrouw te verlaten om allerlei oorzaak? b Mark. 10:2. verwijsteksten
4 Doch Hij antwoordende zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen, Die cvan den beginne den mens gemaakt heeft, dat Hij hen gemaakt heeft man en vrouw? c Gen. 1:27. verwijsteksten
5 dEn gezegd heeft: Daarom zal een mens vader en moeder verlaten en zal zijn vrouw aanhangen, en edie twee zullen tot één vlees zijn? d Gen. 2:24. Ef. 5:31. e 1 Kor. 6:16. verwijsteksten
6 Alzo dat zij niet meer twee zijn, maar één vlees. fHetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet. f 1 Kor. 7:10. verwijsteksten
7 Zij zeiden tot Hem: gWaarom heeft dan Mozes geboden een scheidbrief te geven en haar te verlaten? g Deut. 24:1. Jer. 3:1. verwijsteksten
8 Hij zeide tot hen: Mozes heeft vanwege de hardigheid uwer harten u toegelaten uw vrouwen te verlaten; maar van den beginne is het alzo niet geweest.
9 hMaar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaat, anders dan om hoererij, en een andere trouwt, die doet overspel; en die de verlatene trouwt, doet ook overspel. h Matth. 5:32. Mark. 10:11. Luk. 16:18. 1 Kor. 7:10. verwijsteksten
10 Zijn discipelen zeiden tot Hem: Indien de zaak des mensen met de vrouw alzo staat, zo is het niet oorbaar te trouwen.
11 Doch Hij zeide tot hen: iAllen vatten dit woord niet, maar dien het gegeven is. i 1 Kor. 7:7, 17. verwijsteksten
12 Want er zijn gesnedenen die uit moeders lijf alzo geboren zijn; en er zijn gesnedenen die van de mensen gesneden zijn; en er zijn gesnedenen die zichzelven gesneden hebben om het Koninkrijk der hemelen. Die dit vatten kan, vatte het.
 
Jezus zegent de kinderen
13 kToen werden kinderkens tot Hem gebracht, opdat Hij de handen hun zou opleggen en bidden; en de discipelen bestraften dezelve. k Mark. 10:13. Luk. 18:15. verwijsteksten
14 Maar Jezus zeide: lLaat af van de kinderkens, en verhindert hen niet tot Mij te komen; want derzulken is het Koninkrijk der hemelen. l Matth. 18:3. 1 Kor. 14:20. 1 Petr. 2:2. verwijsteksten
15 En als Hij hun de handen opgelegd had, vertrok Hij vandaar.
 
De rijke jongeling
16 mEn zie, er kwam een tot Hem en zeide tot Hem: Goede Meester, wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? m Mark. 10:17. Luk. 18:18. verwijsteksten
17 En Hij zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan Eén, namelijk God. Doch wilt gij in het leven ingaan, onderhoud de geboden.
18 Hij zeide tot Hem: Welke? En Jezus zeide: Deze: nGij zult niet doden; gij zult geen overspel doen; gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven; n Ex. 20:12. Deut. 5:17. Rom. 13:9. verwijsteksten
19 Eer uw vader en moeder; en: oGij zult uw naaste liefhebben als uzelven. o Lev. 19:17. Matth. 22:39. Mark. 12:31. Gal. 5:14. Jak. 2:8. verwijsteksten
20 De jongeling zeide tot Hem: Al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af; wat ontbreekt mij nog?
21 Jezus zeide tot hem: Zo gij wilt volmaakt zijn, pga heen, verkoop wat gij hebt qen geef het den armen, en gij zult een schat hebben in den hemel; en kom herwaarts, volg Mij. p Luk. 12:33; 16:9. q Matth. 6:19. 1 Tim. 6:19. verwijsteksten
22 Als nu de jongeling dit woord hoorde, ging hij bedroefd weg; want hij had vele goederen.
23 En Jezus zeide tot Zijn discipelen: Voorwaar Ik zeg u, rdat een rijke zwaarlijk in het Koninkrijk der hemelen zal ingaan. r Spr. 11:28. Mark. 10:23. Luk. 18:24. verwijsteksten
24 En wederom zeg Ik u: Het is lichter dat een kemel gaat door het oog van een naald, dan dat een rijke ingaat in het Koninkrijk Gods.
25 Zijn discipelen nu dit horende, werden zeer verslagen, zeggende: Wie kan dan zalig worden?
26 En Jezus hen aanziende, zeide tot hen: Bij de mensen is dat onmogelijk, smaar bij God zijn alle dingen mogelijk. s Job 42:2. Jer. 32:17. Zach. 8:6. Luk. 1:37; 18:27. verwijsteksten
27 tToen antwoordde Petrus en zeide tot Hem: Zie, wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd; wat zal ons dan geworden? t Matth. 4:20. Mark. 10:28. Luk. 5:11; 18:28. verwijsteksten
28 En Jezus zeide tot hen: Voorwaar Ik zeg u, dat gij, die Mij gevolgd zijt, in de wedergeboorte wanneer de Zoon des mensen zal gezeten zijn op den troon Zijner heerlijkheid, vdat gij ook zult zitten op twaalf tronen, oordelende de twaalf geslachten Israëls. v Luk. 22:30. verwijsteksten
29 xEn zo wie zal verlaten hebben huizen of broeders of zusters of vader of moeder of vrouw of kinderen of akkers om Mijns Naams wil, ydie zal honderdvoud ontvangen en het eeuwige leven beërven. x Deut. 33:9. y Job 42:12. verwijsteksten
30 zMaar vele eersten zullen de laatsten zijn, en vele laatsten de eersten. z Mark. 10:31. Luk. 13:30. verwijsteksten

Einde Mattheüs 19