Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Bevel van het water der afzondering te maken met as van de rode geslachte en verbrande vaars, vs. 1, enz. Van verscheidene onreinheid en het reinigen door het gebruik van het voorzeide water, 11. Wet tegen de verachters dezer reiniging, 20. |
De rode vaars en het reinigingswater |
1 WIJDERS sprak de HEERE tot Mozes en tot Aäron, zeggende: |
2 Dit is de inzetting van de wet die de HEERE geboden heeft, zeggende: Spreek tot de kinderen Israëls, dat zij 1tot u brengen een rode volkomen vaars, in dewelke 2geen gebrek is, op dewelke geen juk 3gekomen is. |
| 1 Hebr. nemen tot u, dat is, nemen en brengen tot u. Zie van zulk gebruik van sommige woorden Gen. 12 op vers 15. |
| Gen. 12:15 (kt.) Ook zagen haar Farao’s vorsten en prezen haar bij Farao; en de vrouw werd weggenomen naar Farao’s huis. |
| 2 Vgl. Hebr. 7:26. 1 Petr. 1:19, enz. |
| Hebr. 7:26 Want zodanig een Hogepriester betaamde ons, heilig, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren, en hoger dan de hemelen geworden; 1 Petr. 1:19 Maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam; |
| 3 Hebr. opgekomen, opgegaan of opgeklommen, dat is, die nooit juk gedragen, nooit onder het juk gegaan heeft. |
|
3 En gij zult die geven aan Eleázar, den priester; en hij zal ze uitbrengen atot 4buiten het leger en men zal ze voor zijn aangezicht slachten. |
| a Hebr. 13:11, 12. |
| Hebr. 13:11 Want welker dieren bloed voor de zonde gedragen werd in het heiligdom door den hogepriester, derzelver lichamen werden verbrand buiten de legerplaats. Hebr. 13:12 Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door Zijn eigen bloed het volk zou heiligen, buiten de poort geleden. |
| 4 Zie de beduiding Hebr. 13:11, 12. |
| Hebr. 13:11 Want welker dieren bloed voor de zonde gedragen werd in het heiligdom door den hogepriester, derzelver lichamen werden verbrand buiten de legerplaats. Hebr. 13:12 Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door Zijn eigen bloed het volk zou heiligen, buiten de poort geleden. |
|
4 En Eleázar, de priester, zal van haar bbloed met zijn vinger nemen, en hij zal van haar bloed recht tegenover de tent der samenkomst zevenmaal sprengen. |
| b Hebr. 9:13. |
| Hebr. 9:13 Want indien het bloed der stieren en bokken en de as der jonge koe, besprengende de onreinen, hen heiligt tot de reinheid des vleses, |
|
5 Voorts zal men deze vaars voor zijn ogen verbranden; chaar vel en haar vlees en haar bloed met haar mest zal men verbranden. |
| c Ex. 29:14. Lev. 4:11, 12. |
| Ex. 29:14 Maar het vlees van den var en zijn vel en zijn drek zult gij met vuur verbranden, buiten het leger; het is een zondoffer. Lev. 4:11 Maar de huid van dien var en al zijn vlees, met zijn hoofd en met zijn schenkels, en zijn ingewand en zijn mest, Lev. 4:12 En dien gehelen var zal hij tot buiten het leger uitvoeren, aan een reine plaats, waar men de as uitstort, en zal hem met vuur op het hout verbranden; bij de uitgegoten as zal hij verbrand worden. |
|
6 En de priester zal nemen cederhout en hysop en scharlaken, en werpen ze in het midden van den brand dezer vaars. |
7 Dan zal de priester zijn klederen wassen en zijn vlees met water baden en daarna in het leger gaan; en de priester zal onrein zijn tot aan den avond. |
8 Ook die haar verbrand heeft, zal zijn klederen met water wassen en zijn vlees met water baden, en onrein zijn tot aan den avond. |
9 En een rein man zal de as dezer vaars verzamelen en buiten het leger in een reine plaats wegleggen; en het zal zijn 5ter bewaring voor de vergadering der kinderen Israëls, tot het 6water der afzondering; het is 7ontzondiging. |
| 5 Dat is, zij (namelijk deze as) zal bewaard worden. |
| 6 Waarmede besprengd zouden worden degenen die, vanwege enige ceremoniële onreinheid, van den tabernakel des Heeren of de bijeenkomsten der gemeente waren afgezonderd; tot een teken hunner reiniging. |
| 7 Hebr. zonde; dat is, ontzondiging, of reiniging van zonden. Zie vss. 12, 13, 19, 20. De zin is: Dat water en de besprenging ervan zal een teken zijn van de reiniging van zonden, die alleen geschiedt door het bloed van den Messias en Zaligmaker, onzen HEERE Jezus Christus; mits gesprengd (dat is, toegeëigend) zijnde aan de zielen van alle ware kinderen Gods; waarvan deze ganse ceremonie een voorbeeld was. Zie Hebr. 9:12, 13, 14; 10:1, 2, 3, 4, 12, 14. 1 Petr. 1:2. 1 Joh. 1:7, enz. Alzo wordt het woord zonde ook zeer dikwijls genomen voor offerande voor de zonde of zondoffer. Zie en vgl. Num. 8 op vers 7, alwaar dit water genoemd wordt water der zonde, en onder, vers 17 hebt gij brand der zonde. |
| vers 12 Op den derden dag zal hij zich daarmede ontzondigen, zo zal hij op den zevenden dag rein zijn; maar indien hij zich op den derden dag niet ontzondigt, zo zal hij op den zevenden dag niet rein zijn. vers 13 Al wie een dode, het dode lichaam eens mensen die gestorven zal zijn, aanroert en zich niet ontzondigd zal hebben, die verontreinigt den tabernakel des HEEREN; daarom zal die ziel uitgeroeid worden uit Israël; omdat het water der afzondering op hem niet gesprengd is, zal hij onrein zijn; zijn onreinheid is nog in hem. vers 19 En de reine zal den onreine op den derden dag en op den zevenden dag besprengen, en op den zevenden dag zal hij hem ontzondigen; en hij zal zijn klederen wassen en zich met water baden en op den avond rein zijn. vers 20 Wie daarentegen onrein zal zijn en zich niet zal ontzondigen, die ziel zal uit het midden der gemeente uitgeroeid worden; want hij heeft het heiligdom des HEEREN verontreinigd, het water der afzondering is op hem niet gesprengd; hij is onrein. Hebr. 9:12 Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. Hebr. 9:13 Want indien het bloed der stieren en bokken en de as der jonge koe, besprengende de onreinen, hen heiligt tot de reinheid des vleses, Hebr. 9:14 Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw consciëntie reinigen van dode werken, om den levenden God te dienen! Hebr. 10:1 WANT
de wet, hebbende een schaduw der toekomende goederen, niet het beeld zelf der zaken, kan met dezelfde offeranden die zij alle jaar geduriglijk opofferen, nimmermeer heiligen degenen die daar toegaan. Hebr. 10:2 Anderszins zouden zij opgehouden hebben geofferd te worden, omdat degenen die den dienst pleegden, geen consciëntie meer zouden hebben der zonden, eenmaal gereinigd geweest zijnde; Hebr. 10:3 Maar nu geschiedt in dezelve alle jaar weder gedachtenis der zonden. Hebr. 10:4 Want het is onmogelijk dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneme. Hebr. 10:12 Maar Deze, één slachtoffer voor de zonden geofferd hebbende, is in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand Gods, Hebr. 10:14 Want met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen die geheiligd worden. 1 Petr. 1:2 De uitverkorenen naar de voorkennis van God den Vader, in de heiligmaking des Geestes, tot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Christus: Genade en vrede zij u vermenigvuldigd. 1 Joh. 1:7 Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. Num. 8:7 (kt.) En aldus zult gij hun doen om hen te reinigen: spreng op hen water der ontzondiging; en zij zullen het scheermes over hun ganse vlees doen gaan en zullen hun klederen wassen en zich reinigen. vers 17 Voor een onreine nu zullen zij nemen van het stof van den brand der ontzondiging, en daarop levend water doen in een vat. |
|
10 En die de as dezer vaars verzameld heeft, zal zijn klederen wassen en onrein zijn tot aan den avond. Dit zal den kinderen Israëls en den vreemdeling die in het midden van henlieden als vreemdeling verkeert, tot een eeuwige inzetting zijn. |
11 dWie een dode, 8enig dood lichaam van een mens, aanroert, die zal zeven dagen onrein zijn. |
| d Num. 31:19. Hagg. 2:14. |
| Num. 31:19 En gijlieden, legert u buiten het leger zeven dagen; eenieder die een mens gedood, en eenieder die een verslagene zal aangeroerd hebben, zal zich op den derden dag en op den zevenden dag ontzondigen, gij en uw gevangenen. Hagg. 2:14 En Haggaï zeide: Indien iemand die onrein is van een dood lichaam, iets van die dingen aanroert, zal het onrein worden? En de priesters antwoordden en zeiden: Het zal onrein worden. |
| 8 Hetzij van een Jood of van een vreemdeling. Hebr. ziel. Zie Lev. 19 op vers 28. |
| Lev. 19:28 (kt.) Gij zult om een dood lichaam geen snijding in uw vlees maken, noch schrift van een ingedrukt teken in u maken; Ik ben de HEERE. |
|
12 Op den derden dag zal hij zich 9daarmede ontzondigen, zo zal hij op den zevenden dag rein zijn; maar indien hij zich op den derden dag niet ontzondigt, zo zal hij op den zevenden dag niet rein zijn. |
| 9 Met het water der afzondering. |
|
13 Al wie een dode, het dode lichaam eens mensen die gestorven zal zijn, aanroert en zich niet ontzondigd zal hebben, die 10verontreinigt den tabernakel des HEEREN; daarom zal 11die ziel 12uitgeroeid worden uit Israël; omdat het water der afzondering op hem niet gesprengd is, zal hij onrein zijn; zijn onreinheid 13is nog in hem. |
| 10 Wanneer hij nog onrein zijnde evenwel niet schroomt tegen Gods uitgedrukt bevel in het voorhof van Zijn heilige woning te verschijnen. |
| 11 Dat is, mens, persoon. |
| 12 Als hebbende moedwilliglijk veracht niet alleen dit ceremoniële gebod des HEEREN, maar ook de betekende zaak, te weten de reiniging door het bloed van den Messias; als de volgende woorden uitwijzen, vgl. met boven, op vers 9. Vgl. ook Hebr. 10:26, 27, 28, 29. Zie wijders Gen. 17 op vers 14. Alzo onder, vers 20. |
| vers 9 (kt.) En een rein man zal de as dezer vaars verzamelen en buiten het leger in een reine plaats wegleggen; en het zal zijn ter bewaring voor de vergadering der kinderen Israëls, tot het water der afzondering; het is ontzondiging. Hebr. 10:26 Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden, Hebr. 10:27 Maar een schrikkelijke verwachting des oordeels, en hitte des vuurs, dat de tegenstanders zal verslinden. Hebr. 10:28 Als iemand de wet van Mozes heeft tenietgedaan, die sterft zonder barmhartigheid onder twee of drie getuigen; Hebr. 10:29 Hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden, die den Zone Gods vertreden heeft, en het bloed des testaments onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan? Gen. 17:14 (kt.) En wat mannelijk is, de voorhuid hebbende, wiens voorhuids vlees niet zal besneden worden, dezelve ziel zal uit haar volken uitgeroeid worden: hij heeft Mijn verbond gebroken. vers 20 Wie daarentegen onrein zal zijn en zich niet zal ontzondigen, die ziel zal uit het midden der gemeente uitgeroeid worden; want hij heeft het heiligdom des HEEREN verontreinigd, het water der afzondering is op hem niet gesprengd; hij is onrein. |
| 13 Of: zal voortaan in hem zijn, of: blijft in hem. |
|
14 Dit is de wet wanneer een mens zal gestorven zijn 14in een tent: al wie in die tent ingaat en al wie in die tent is, zal zeven dagen onrein zijn. |
| 14 Dat is, in het leger, in zijn woning. |
|
15 Ook alle open gereedschap, waarop geen 15deksel 16gebonden is, dat is onrein. |
| 15 Hebr. gewrongen doek, of stuk laken. Of: snoer waarmede men iets bindt. |
| 16 Hebr. aangevoegd, samengevoegd, gekoppeld. De zin is: Wat nergens mede toegedekt, bestopt of bewonden is. |
|
16 En al wie in het open veld een die met het zwaard verslagen is of een dode of het gebeente eens 17mensen of een graf zal aangeroerd hebben, zal zeven dagen onrein zijn. |
| 17 Die gestorven is. |
|
17 18Voor een onreine nu zullen zij nemen van het 19stof van den brand der 20ontzondiging, en daarop 21levend water doen in een vat. |
| 18 Hier beveelt nu God de wijze van het water der afzondering te bereiden en te gebruiken. |
| 19 Dat is, van de bewaarde as der verbrande rode vaars. Zie vers 9. |
| vers 9 En een rein man zal de as dezer vaars verzamelen en buiten het leger in een reine plaats wegleggen; en het zal zijn ter bewaring voor de vergadering der kinderen Israëls, tot het water der afzondering; het is ontzondiging. |
| 20 Hebr. der zonde, dat is, dienende tot ontzondiging of reiniging van zonde. Zie op vers 9. |
| vers 9 (kt.) En een rein man zal de as dezer vaars verzamelen en buiten het leger in een reine plaats wegleggen; en het zal zijn ter bewaring voor de vergadering der kinderen Israëls, tot het water der afzondering; het is ontzondiging. |
| 21 Dat is, springende, lopende, of vlietende, genomen uit een fontein of rivier. Zie Gen. 26 op vers 19. Lev. 14:5. |
| Gen. 26:19 (kt.) De knechten van Izak dan groeven in dat dal, en zij vonden aldaar een put van levend water. Lev. 14:5 De priester zal ook gebieden dat men den enen vogel slachte, in een aarden vat, over levend water. |
|
18 En een rein man zal ehysop nemen, en in dat water dopen en sprengen het aan die tent en op al het gereedschap, en aan de zielen die daar geweest zijn; insgelijks aan dengene die een gebeente of een verslagene of een dode of een graf aangeroerd heeft. |
| e Ps. 51:9. |
| Ps. 51:9 Ontzondig mij met hysop, en ik zal rein zijn; was mij, en ik zal witter zijn dan sneeuw. |
|
19 En de reine zal den onreine op den derden dag en op den zevenden dag besprengen, en op den zevenden dag zal hij hem ontzondigen; en hij zal zijn klederen wassen en zich met water baden en op den avond rein zijn. |
20 Wie daarentegen onrein zal zijn en zich niet zal ontzondigen, 22die ziel zal uit het midden der gemeente uitgeroeid worden; want hij heeft het 23heiligdom des HEEREN verontreinigd, het water der afzondering is op hem niet gesprengd; hij is onrein. |
| 22 Dat is, die persoon of mens. |
| 23 Zie op vers 13. |
| vers 13 (kt.) Al wie een dode, het dode lichaam eens mensen die gestorven zal zijn, aanroert en zich niet ontzondigd zal hebben, die verontreinigt den tabernakel des HEEREN; daarom zal die ziel uitgeroeid worden uit Israël; omdat het water der afzondering op hem niet gesprengd is, zal hij onrein zijn; zijn onreinheid is nog in hem. |
|
21 Dit zal hunlieden zijn tot een eeuwige inzetting. En die het water der afzondering sprengt, zal zijn klederen wassen; ook wie het water der afzondering aanroert, die zal onrein zijn tot aan den avond. |
22 Ja, al wat die onreine aangeroerd zal hebben, zal onrein zijn; en de ziel die 24dat aangeroerd zal hebben, zal onrein zijn tot aan den avond. |
| 24 Of: hem. |