Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De bloeiende staf van Aäron |
1 TOEN sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
2 Spreek tot de kinderen Israëls en neem van hen voor elk vaderlijk huis één staf van al hun oversten, naar het huis hunner vaderen, twaalf staven; eens iegelijken naam zult gij schrijven op zijn staf. |
3 Doch Aärons naam zult gij schrijven op den staf van Levi; want één staf zal er zijn voor het hoofd van het huis hunner vaderen. |
4 En gij zult ze wegleggen in de tent der samenkomst, vóór de getuigenis, awaarheen Ik met ulieden samenkomen zal. a Ex. 25:22. |
a Ex. 25:22 En aldaar zal Ik bij u komen, en Ik zal met u spreken van boven het verzoendeksel af, van tussen de twee cherubs (die op de ark der getuigenis zijn zullen), alles wat Ik u gebieden zal aan de kinderen Israëls. |
5 En het zal geschieden dat de staf des mans welken Ik zal verkoren hebben, zal bloeien; en Ik zal stillen de murmureringen van de kinderen Israëls tegen Mij, dewelke zij tegen ulieden murmureren. |
6 Mozes dan sprak tot de kinderen Israëls, en al hun oversten gaven aan hem een staf, voor elken overste één staf, naar het huis hunner vaderen, twaalf staven; Aärons staf was ook onder hun staven. |
7 En Mozes legde deze staven weg voor het aangezicht des HEEREN, in de tent der getuigenis. |
8 Het geschiedde nu des anderen daags, dat Mozes in de tent der getuigenis inging; en zie, Aärons staf, voor het huis van Levi, bloeide; want hij bracht bloeisel voort en bloesemde bloesem en droeg amandelen. |
9 Toen bracht Mozes al deze staven uit van voor het aangezicht des HEEREN tot al de kinderen Israëls; en zij zagen het en namen elk zijn staf. |
10 Toen zeide de HEERE tot Mozes: bBreng den staf van Aäron weder vóór de getuigenis in bewaring, tot een teken voor de wederspannige kinderen; alzo zult gij een einde maken van hun murmureringen tegen Mij, dat zij niet sterven. b Hebr. 9:4. |
b Hebr. 9:4 Hebbende een gouden wierookvat, en de ark des verbonds, alom met goud overdekt, in welke was de gouden kruik, waar het manna in was, en de staf van Aäron, die gebloeid had, en de tafelen des verbonds. |
11 En Mozes deed het; gelijk als de HEERE hem geboden had, alzo deed hij. |
12 Toen spraken de kinderen Israëls tot Mozes, zeggende: Zie, wij geven den geest, wij vergaan, wij allen vergaan. |
13 Al wie enigszins nadert tot den tabernakel des HEEREN, zal sterven; zullen wij dan den geest gevende verdaan worden? |