Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De voorloper van den Messías |
1 ZIE,a Ik zend Mijn engel, die voor Mijn aangezicht den weg bereiden zal; en snellijk zal tot Zijn tempel komen die Heere Dien gijlieden zoekt, te weten de Engel des verbonds, aan Denwelken gij lust hebt; zie, Hij komt, zegt de HEERE der heirscharen. a Matth. 11:10. Mark. 1:2. Luk. 1:76; 7:27. |
a Matth. 11:10 Want deze is het van denwelken geschreven staat: Zie, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg bereiden zal voor U heen. Mark. 1:2 Gelijk geschreven is in de Profeten: Zie, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal. Luk. 1:76 En gij, kindeken, zult een profeet des Allerhoogsten genaamd worden; want gij zult voor het aangezicht des Heeren vooruitgaan, om Zijn wegen te bereiden; Luk. 7:27 Deze is het van welken geschreven is: Zie, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal. |
2 Maar wie zal den dag Zijner toekomst verdragen? En wie zal bestaan als Hij verschijnt? Want Hij zal zijn als het vuur van een goudsmid, en als zeep der vollers. |
3 En Hij zal zitten, louterende en het zilver reinigende, en Hij zal de kinderen van Levi reinigen, en Hij zal hen doorlouteren als goud en als zilver; dan zullen zij den HEERE spijsoffer toebrengen in gerechtigheid. |
4 Dan zal het spijsoffer van Juda en Jeruzalem den HEERE zoet wezen, als in de oude dagen en als in de vorige jaren. |
5 En Ik zal tot ulieden ten oordeel naderen, en Ik zal een snel Getuige zijn tegen de tovenaars en tegen de overspelers en tegen degenen bdie valselijk zweren, en tegen degenen die het loon des dagloners met geweld inhouden, cdie de weduwe en den wees en den vreemdeling het recht verkeren, en Mij niet vrezen, zegt de HEERE der heirscharen. b Ex. 20:7. c Ex. 22:22. Deut. 24:17. Amos 2:7. |
b Ex. 20:7 Gij zult den Naam des HEEREN uws Gods niet ijdellijk gebruiken; want de HEERE zal niet onschuldig houden die Zijn Naam ijdellijk gebruikt. c Ex. 22:22 Gij zult geen weduwe noch wees beledigen. Deut. 24:17 Gij zult het recht van den vreemdeling en van den wees niet buigen; en gij zult het kleed der weduwe niet te pand nemen. Amos 2:7 Die ernaar hijgen dat het stof der aarde op het hoofd der armen zij, en den weg der zachtmoedigen verkeren; en de man en zijn vader gaan tot een jongedochter, om Mijn heiligen Naam te ontheiligen. |
6 Want Ik, de HEERE, dword niet veranderd; daarom zijt gij, o kinderen Jakobs, niet verteerd. d Ps. 33:11. Spr. 19:21. Jes. 14:26, 27; 25:1; 46:10. |
d Ps. 33:11 Maar de raad des HEEREN bestaat in eeuwigheid; de gedachten Zijns harten van geslacht tot geslacht. Spr. 19:21 In het hart des mans zijn vele gedachten, maar de raad des HEEREN, die zal bestaan. Jes. 14:26 Dit is de raadslag die beraadslaagd is over dat ganse land, en dit is de hand die uitgestrekt is over alle volken. Jes. 14:27 Want de HEERE der heirscharen heeft het in Zijn raad besloten; wie zal het dan breken? En Zijn hand is uitgestrekt; wie zal ze dan keren? Jes. 25:1 HEERE, Gij zijt mijn God, U zal ik verhogen, Uw Naam zal ik loven, want Gij hebt wonder gedaan; Uw raadslagen van verre zijn waarheid en
vastigheid. Jes. 46:10 Die van den beginne aan verkondig het einde, en vanouds af die dingen die nog niet geschied zijn; Die zeg: Mijn raad zal bestaan en Ik zal al Mijn welbehagen doen; |
Oproep tot bekering |
7 Van uwer vaderen dagen af zijt gij afgeweken van Mijn inzettingen, en hebt ze niet bewaard; ekeert weder tot Mij, en Ik zal tot u wederkeren, zegt de HEERE der heirscharen; maar gij zegt: Waarin zullen wij wederkeren? e Zach. 1:3. |
e Zach. 1:3 Daarom, zeg tot hen: Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Keert weder tot Mij, spreekt de HEERE der heirscharen, zo zal Ik weder tot ulieden keren, zegt de HEERE der heirscharen. |
8 Zal een mens God beroven? Maar gij berooft Mij en zegt: Waarin beroven wij U? In de tienden en het hefoffer. |
9 Met een vloek zijt gij vervloekt, omdat gij Mij berooft, zelfs het ganse volk. |
10 Brengt al de tienden in het schathuis, opdat er spijze zij in Mijn huis; en beproeft Mij nu daarin, zegt de HEERE der heirscharen, of Ik u dan niet opendoen zal de vensteren des hemels, en u zegen afgieten, zodat er geen schuren genoeg wezen zullen. |
11 En Ik zal om uwentwil den opeter schelden, dat hij u de vrucht des lands niet verderve; en de wijnstok op het veld zal u geen misdracht voortbrengen, zegt de HEERE der heirscharen. |
12 En alle heidenen zullen u gelukzalig noemen; want gijlieden zult een lustig land zijn, zegt de HEERE der heirscharen. |
13 fUw woorden zijn tegen Mij te sterk geworden, zegt de HEERE; maar gij zegt: Wat hebben wij tegen U gesproken? f Job 21:14, 15. |
f Job 21:14 Nochtans zeggen zij tot God: Wijk van ons, want aan de kennis Uwer wegen hebben wij geen lust. Job 21:15 Wat is de Almachtige, dat wij Hem zouden dienen? En wat baat zullen wij hebben, dat wij Hem aanlopen zouden? |
14 Gij zegt: Het is tevergeefs God te dienen; want wat nuttigheid is het dat wij Zijn wacht waarnemen, en dat wij in het zwart gaan voor het aangezicht des HEEREN der heirscharen? |
15 En nu, wij achten de hoogmoedigen gelukzalig; ook die goddeloosheid doen, worden gebouwd; ook verzoeken zij den HEERE en ontkomen. |
16 Alsdan spreken die den HEERE vrezen, eenieder tot zijn naaste: De HEERE merkt er toch op en hoort, en er is een gedenkboek voor Zijn aangezicht geschreven, voor degenen die den HEERE vrezen, en voor degenen die aan Zijn Naam gedenken. |
17 En zij zullen, zegt de HEERE der heirscharen, te dien dage dien Ik maken zal, Mij een eigendom zijn; en Ik zal hen verschonen, gelijk als een man zijn zoon verschoont die hem dient. |
18 Dan zult gijlieden wederom zien het onderscheid tussen den rechtvaardige en den goddeloze, tussen dien die God dient en dien die Hem niet dient. |