Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Gerechtigheid en barmhartigheid |
1 HET gebeurde nu in het vierde jaar van den koning Daríus, dat het woord des HEEREN geschiedde tot Zacharía, op den vierde der negende maand, namelijk in Chisleu, |
2 Toen men naar het huis Gods gezonden had Sarézer, en Regem-Melech en zijn mannen, om het aangezicht des HEEREN te smeken, |
3 Zeggende tot de priesters, die in het huis des HEEREN der heirscharen waren, en tot de profeten, zeggende: Moet ik wenen in de vijfde maand, mij afzonderende, gelijk als ik gedaan heb nu zovele jaren? |
4 Toen geschiedde het woord des HEEREN der heirscharen tot mij, zeggende: |
5 Spreek tot het ganse volk dezes lands en tot de priesters, zeggende: Toen gij vasttet en rouwklaagdet in de vijfde en in de zevende maand, namelijk nu zeventig jaren, hebt gijlieden Mij, Mij enigszins gevast? |
6 Of als gij at en als gij dronkt, waart gij het niet die daar at en gij die daar dronkt? |
7 Zijn het niet de woorden welke de HEERE uitriep door den dienst der vorige profeten, toen Jeruzalem bewoond en gerust was, en haar steden rondom haar, en het zuiden en de laagte bewoond was? |
8 Voorts geschiedde het woord des HEEREN tot Zacharía, zeggende: |
9 Alzo sprak de HEERE der heirscharen, zeggende: Richt een waarachtig gericht en doet goedertierenheid en barmhartigheden, de een aan den ander; |
10 En verdrukt ade weduwe noch den wees, den vreemdeling noch den ellendige; en denkt niet in uw hart de een des anderen kwaad. a Ex. 22:22. |
a Ex. 22:22 Gij zult geen weduwe noch wees beledigen. |
11 Maar zij weigerden op te merken en togen hun schouder terug, en zij verzwaarden hun oren, opdat zij niet hoorden. |
12 En zij maakten hun hart als een diamant, opdat zij niet hoorden de wet en de woorden die de HEERE der heirscharen zond in Zijn Geest, door den dienst der vorige profeten, waaruit ontstaan is een grote toorn van den HEERE der heirscharen. |
13 Daarom is het geschied, gelijk als Hij geroepen had, doch zij niet gehoord hebben; balzo riepen zij ook, maar Ik hoorde niet, zegt de HEERE der heirscharen; b Spr. 1:28. Jes. 1:15. Jer. 11:11; 14:12. |
b Spr. 1:28 Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden; Jes. 1:15 En als gijlieden uw handen uitbreidt, verberg Ik Mijn ogen voor u; ook wanneer gij het gebed vermenigvuldigt, hoor Ik niet; want uw handen zijn vol bloed. Jer. 11:11 Daarom zegt de HEERE alzo: Zie, Ik zal een kwaad over hen brengen, uit hetwelk zij niet zullen kunnen uitkomen; als zij dan tot Mij zullen roepen, zal Ik naar hen niet horen. Jer. 14:12 Ofschoon zij vasten, Ik zal naar hun geschrei niet horen, en ofschoon zij brandoffer en spijsoffer offeren, Ik zal aan hen geen welgevallen hebben; maar door het zwaard en door den honger en door de pestilentie zal Ik hen verteren. |
14 Maar Ik heb hen weggestormd onder alle heidenen, welke zij niet kenden; en het land werd achter hen verwoest, zodat er niemand doorging, noch wederkeerde; want zij stelden het gewenste land tot een verwoesting. |