Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Het wee over Jeruzalem |
1 WEE de ijselijke en de bevlekte, de verdrukkende stad! |
2 Zij hoort naar de stem niet, zij neemt de tucht niet aan; zij vertrouwt niet op den HEERE; tot haar God nadert zij niet. |
3 aHaar vorsten zijn brullende leeuwen in het midden van haar; haar rechters zijn avondwolven, die de beenderen niet breken tot aan den morgen. a Spr. 28:15. Vgl. Ez. 22:27. |
a Spr. 28:15 De goddeloze heersende over een arm volk, is een brullende leeuw, en een beer die ginds en weder loopt. Ez. 22:27 Haar vorsten zijn in het midden van haar als wolven die een roof roven, om bloed te vergieten en om zielen te verderven, opdat zij gierigheid zouden plegen. |
4 bHaar profeten zijn lichtvaardig, gans trouweloze mannen; haar priesters verontreinigen het heilige, zij doen de wet geweld aan. b Jer. 23:11, 32. Hos. 9:7. |
b Jer. 23:11 Want beide profeten en priesters zijn huichelaars; zelfs in Mijn huis vind Ik hun boosheid, spreekt de HEERE. Jer. 23:32 Zie, Ik wil aan degenen die valse dromen profeteren, spreekt de HEERE, en vertellen die, en verleiden Mijn volk met hun leugens en met hun lichtvaardigheid; daar Ik hen niet gezonden en hun niets bevolen heb, en zij dit volk gans geen nut doen, spreekt de HEERE. Hos. 9:7 De dagen der bezoeking zijn gekomen, de dagen der vergelding zijn gekomen; die van Israël zullen het gewaarworden; de profeet is een dwaas, de man des geestes is onzinnig; om de grootheid uwer ongerechtigheid is de haat ook groot. |
5 De rechtvaardige HEERE is in het midden van haar, Hij cdoet geen onrecht; allen morgen geeft Hij Zijn recht in het licht, er ontbreekt niet; doch de verkeerde weet van geen schaamte. c Deut. 32:4. |
c Deut. 32:4 Hij is de Rotssteen, Wiens werk volkomen is; want al Zijn wegen zijn gericht. God is waarheid en is geen onrecht; rechtvaardig en recht is Hij. |
6 Ik heb de heidenen uitgeroeid, hun hoeken zijn verwoest, Ik heb hun straten eenzaam gemaakt, dat niemand daar doorgaat; hun steden zijn verstoord, zodat er niemand is, dat er geen inwoner is. |
7 Ik zeide: Immers zult gij Mij vrezen, gij zult de tucht aannemen, opdat haar woning niet uitgeroeid zou worden; al wat Ik haar bezocht heb, waarlijk, zij hebben zich vroeg opgemaakt, zij hebben al hun handelingen verdorven. |
8 Daarom, verwacht Mij, spreekt de HEERE, ten dage als Ik Mij opmaak tot den roof; want Mijn oordeel is, de heidenen te verzamelen, de koninkrijken te vergaderen, om over hen Mijn gramschap, de ganse hittigheid Mijns toorns uit te storten, want dit ganse land zal door het vuur van Mijn ijver verteerd worden. |
Belofte van herstel |
9 Gewisselijk, dan zal Ik tot de volken een reine spraak wenden; opdat zij allen den Naam des HEEREN aanroepen, opdat zij Hem dienen met een eenparigen schouder. |
10 Van de zijde der rivieren der Moren zullen Mijn ernstige aanbidders, met de dochter Mijner verstrooiden, Mijn offerande brengen. |
11 Te dien dage zult gij niet beschaamd wezen vanwege al uw handelingen waarmede gij tegen Mij overtreden hebt; want alsdan zal Ik uit het midden van u wegnemen die van vreugde opspringen over uw hovaardij, en gij zult u voortaan niet meer verheffen om Mijns heiligen bergs wil. |
12 Maar Ik zal in het midden van u doen overblijven een ellendig en arm volk; die zullen op den Naam des HEEREN betrouwen. |
13 De overgeblevenen van Israël zullen geen onrecht doen, noch leugen spreken, en in hun mond zal geen bedrieglijke tong gevonden worden; maar zij zullen weiden en nederliggen, en niemand zal hen verschrikken. |
14 Zing vrolijk, dgij dochter Sions, juicht, Israël; wees blijde en spring op van vreugde van ganser harte, gij edochter Jeruzalems. d Zach. 9:9. e Zach. 9:9. |
d Zach. 9:9 Verheug u zeer, gij dochter Sions, juich, gij dochter Jeruzalems; zie, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen. e Zach. 9:9 Verheug u zeer, gij dochter Sions, juich, gij dochter Jeruzalems; zie, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen. |
15 De HEERE heeft uw oordelen weggenomen, Hij heeft uw vijand weggevaagd; de Koning Israëls, de HEERE, is in het midden van u, gij zult geen kwaad meer zien. |
16 Te dien dage zal tot Jeruzalem gezegd worden: Vrees niet; o Sion, laat uw handen niet slap worden. |
17 De HEERE uw God is in het midden van u, een Held Die verlossen zal; Hij zal over u vrolijk zijn met blijdschap, Hij zal zwijgen in Zijn liefde, Hij zal Zich over u verheugen met gejuich. |
18 De bedroefden om der bijeenkomst wil zal Ik verzamelen, zij zijn uit u; de schimping is een last op haar. |
19 Zie, Ik zal te dien tijde al uw verdrukkers verdoen; en Ik zal de hinkenden behoeden en de uitgestotenen verzamelen, en Ik zal hen stellen tot een lof en tot een naam in het ganse land waar zij beschaamd zijn geweest. |
20 Te dien tijde zal Ik ulieden herwaarts brengen, ten tijde namelijk als Ik u verzamelen zal; zekerlijk, Ik zal ulieden zetten tot een naam en tot een lof onder alle volken der aarde, als Ik uw gevangenissen voor uw ogen wenden zal, zegt de HEERE. |