Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 DE last welken Hábakuk, de profeet, gezien heeft. |
2 HEERE, hoelang schreeuw ik, en Gij hoort niet? Hoelang roep ik geweld tot U, en Gij verlost niet? |
3 Waarom laat Gij mij ongerechtigheid zien en aanschouwt de kwelling? Want verwoesting en geweld is tegen mij over, en er is twist en men neemt gekijf op. |
4 Daarom wordt de wet onderlaten, en het recht komt nimmermeer voort; want de goddeloze omringt den rechtvaardige; daarom komt het recht verdraaid voort. |
5 Ziet onder de heidenen en aanschouwt, en verwondert u, verwondert u; want Ik werk een werk in ulieder dagen, hetwelk gij niet geloven zult als het verteld zal worden. |
6 Want zie, Ik verwek de Chaldeeën, een bitter en snel volk, trekkende door de breedten der aarde, om erfelijk te bezitten woningen die zijne niet zijn. |
7 Schrikkelijk en vreselijk is hetzelve; zijn recht en zijn hoogheid gaat van hemzelven uit. |
8 Want zijn paarden zijn lichter dan de luipaarden, en zij zijn scherper dan de avondwolven, en zijn ruiters verspreiden zich; ja, zijn ruiters zullen van verre komen, zij zullen vliegen als een arend, zich spoedende om te eten. |
9 Het zal geheel tot geweld komen; wat zij inslorpen zullen met hun aangezichten, zullen zij brengen naar het oosten; en het zal de gevangenen verzamelen als zand. |
10 En hij zal de koningen beschimpen en de prinsen zullen hem een belaching zijn; hij zal alle vesting belachen, want hij zal stof vergaderen en hij zal ze innemen. |
11 Dan zal hij den geest veranderen en hij zal doortrekken, en zich schuldig maken, houdende deze zijn kracht voor zijn god. |
12 Zijt Gij niet vanouds af de HEERE mijn God, mijn Heilige? Wij zullen niet sterven. O HEERE, tot een oordeel hebt Gij hem gesteld, en o Rots, om te straffen hebt Gij hem gegrondvest. |
13 Gij zijt te rein van ogen dan dat Gij het kwade zoudt zien, en de kwelling kunt Gij niet aanschouwen; waarom zoudt Gij aanschouwen die trouwelooslijk handelen? Waarom zoudt Gij zwijgen, als de goddeloze dien verslindt die rechtvaardiger is dan hij? |
14 En waarom zoudt Gij de mensen maken als de vissen der zee? Als het kruipende gedierte, dat geen heerser heeft? |
15 Hij trekt hen allen met den angel op, hij vergadert hen in zijn garen en hij verzamelt hen in zijn net; daarom verblijdt en verheugt hij zich. |
16 Daarom offert hij aan zijn garen en rookt aan zijn net; want door dezelve is zijn deel vet geworden en zijn spijze smoutig. |
17 Zal hij dan daarom altoos zijn garen ledigmaken? En zal hij niet verschonen, met altoos de volken te doden? |