Statenvertaling.nl

sample header image

Habakuk 1 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Habakuk 1

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Juda’s ongerechtigheid
1 DE last welken Hábakuk, de profeet, gezien heeft.
2 HEERE, hoelang schreeuw ik, en Gij hoort niet? Hoelang roep ik geweld tot U, en Gij verlost niet?
3 Waarom laat Gij mij ongerechtigheid zien en aanschouwt de kwelling? Want verwoesting en geweld is tegen mij over, en er is twist en men neemt gekijf op.
4 Daarom wordt de wet onderlaten, en het recht komt nimmermeer voort; want de goddeloze omringt den rechtvaardige; daarom komt het recht verdraaid voort.
 
Strafgericht door de Chaldeeën
5 Ziet onder de heidenen en aanschouwt, en verwondert u, verwondert u; want aIk werk een werk in ulieder dagen, hetwelk gij niet geloven zult als het verteld zal worden. a Hand. 13:41. verwijsteksten
6 Want zie, Ik verwek de Chaldeeën, een bitter en snel volk, trekkende door de breedten der aarde, om erfelijk te bezitten woningen die zijne niet zijn.
7 Schrikkelijk en vreselijk is hetzelve; zijn recht en zijn hoogheid gaat van hemzelven uit.
8 Want zijn paarden zijn lichter dan de luipaarden, en zij zijn scherper dan de avondwolven, en zijn ruiters verspreiden zich; ja, zijn ruiters zullen van verre komen, zij zullen vliegen als een arend, zich spoedende om te eten.
9 Het zal geheel tot geweld komen; wat zij inslorpen zullen met hun aangezichten, zullen zij brengen naar het oosten; en het zal de gevangenen verzamelen als zand.
10 En hij zal de koningen beschimpen en de prinsen zullen hem een belaching zijn; hij zal alle vesting belachen, want hij zal stof vergaderen en hij zal ze innemen.
11 Dan zal hij den geest veranderen en hij zal doortrekken, en zich schuldig maken, houdende deze zijn kracht voor zijn god.
 
Gebed en klacht van den profeet
12 Zijt Gij niet vanouds af de HEERE mijn God, mijn Heilige? Wij zullen niet sterven. O HEERE, tot een oordeel hebt Gij hem gesteld, en o Rots, om te straffen hebt Gij hem gegrondvest.
13 Gij zijt te rein van ogen dan dat Gij het kwade zoudt zien, en de kwelling kunt Gij niet aanschouwen; waarom zoudt Gij aanschouwen die trouwelooslijk handelen? Waarom zoudt Gij zwijgen, als de goddeloze dien verslindt die rechtvaardiger is dan hij?
14 En waarom zoudt Gij de mensen maken als de vissen der zee? Als het kruipende gedierte, dat geen heerser heeft?
15 Hij trekt hen allen met den angel op, hij vergadert hen in zijn garen en hij verzamelt hen in zijn net; daarom verblijdt en verheugt hij zich.
16 Daarom offert hij aan zijn garen en rookt aan zijn net; want door dezelve is zijn deel vet geworden en zijn spijze smoutig.
17 Zal hij dan daarom altoos zijn garen ledigmaken? En zal hij niet verschonen, met altoos de volken te doden?

Einde Habakuk 1