Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Weinig vromen |
1 AI mij, want ik ben als wanneer de zomervruchten zijn ingezameld, als wanneer de nalezingen in den wijnoogst geschied zijn; er is geen druif om te eten; mijn ziel begeert vroegrijpe vrucht. |
2 De agoedertierene is vergaan uit het land, en er is niemand oprecht onder de mensen; zij loeren altemaal op bloed, zij jagen een iegelijk zijn broeder met een jachtgaren. a Ps. 12:2. Hos. 4:1. |
a Ps. 12:2 Behoud, o HEERE, want de goedertierene ontbreekt; want de getrouwen zijn weinig geworden onder de mensenkinderen. Hos. 4:1 HOORT des HEEREN woord, gij kinderen Israëls; want de HEERE heeft een twist met de inwoners des lands, omdat er geen trouw, noch weldadigheid, noch kennis Gods in het land is, |
3 Om met beide handen wel dapper kwaad te doen, zo eist de vorst, en de rechter oordeelt
bom vergelding; en de grote, die spreekt de cverderving zijner ziel, en zij draaien ze dicht ineen. b Micha 3:11. c Micha 2:1. |
b Micha 3:11 Haar hoofden richten om geschenken, en haar priesters leren om loon, en haar profeten waarzeggen om geld; nog steunen zij op den HEERE, zeggende: Is de HEERE niet in het midden van ons? Ons zal geen kwaad overkomen. c Micha 2:1 WEE dien die ongerechtigheid bedenken en kwaad werken op hun legers; in het licht van den morgenstond doen zij het, dewijl het in de macht van hunlieder hand is. |
4 De beste van hen is als een doorn; de oprechtste is scherper dan een doornheg; de dag uwer wachters, uw bezoeking, is gekomen; nu zal hunlieder verwarring wezen. |
5 Gelooft een vriend niet, vertrouwt niet op een voornaamsten vriend; bewaar de deuren uws monds voor haar die in uw schoot ligt. |
6 Want de dzoon veracht den vader, de dochter staat op tegen haar moeder, de schoondochter tegen haar schoonmoeder; eens mans vijanden zijn zijn huisgenoten. d Ez. 22:7. Matth. 10:21, 35, 36. Luk. 12:53. |
d Ez. 22:7 Vader en moeder hebben zij in u licht geacht; met den vreemdeling hebben zij in het midden van u door verdrukking gehandeld; zij hebben in u den wees en de weduwe verdrukt. Matth. 10:21 En de ene broeder zal den anderen broeder overleveren tot den dood, en de vader het kind; en de kinderen zullen opstaan tegen de ouders en zullen hen doden. Matth. 10:35 Want Ik ben gekomen om den mens tweedrachtig te maken tegen zijn vader, en de dochter tegen haar moeder, en de schoondochter tegen haar schoonmoeder. Matth. 10:36 En zij zullen des mensen vijanden worden, die zijn huisgenoten zijn. Luk. 12:53 De vader zal tegen den zoon verdeeld zijn, en de zoon tegen den vader; de moeder tegen de dochter, en de dochter tegen de moeder; de schoonmoeder tegen haar schoondochter, en de schoondochter tegen haar schoonmoeder. |
Gods tuchtiging en genade |
7 Maar ik zal uitzien naar den HEERE, ik zal wachten op den God mijns heils; mijn God zal mij horen. |
8 Verblijd u niet over mij, o mijn vijandin; wanneer ik gevallen ben, zal ik weder opstaan; wanneer ik in duisternis zal gezeten zijn, zal mij de HEERE een Licht zijn. |
9 Ik zal des HEEREN gramschap dragen, want ik heb tegen Hem gezondigd; totdat Hij mijn twist etwiste en mijn recht uitvoere; Hij zal mij uitbrengen aan het licht; ik zal mijn lust zien aan Zijn gerechtigheid. e Jer. 50:34. |
e Jer. 50:34 Maar hun Verlosser is sterk, HEERE der heirscharen is Zijn Naam; Hij zal hun twist zekerlijk twisten, opdat Hij het land in rust brenge, maar de inwoners van Babel beroere. |
10 En mijn vijandin zal het zien, en schaamte zal haar bedekken; die tot mij fzegt: Waar is de HEERE uw God? Mijn ogen zullen aan haar zien; nu zal zij worden tot vertreding, als slijk der straten. f Ps. 79:10; 115:2. Joël 2:17. |
f Ps. 79:10 Waarom zouden de heidenen zeggen: Waar is hun God? Laat de wraak des vergoten bloeds Uwer knechten onder de heidenen voor onze ogen bekend worden. Ps. 115:2 Waarom zouden de heidenen zeggen: Waar is nu hun God? Joël 2:17 Laat de priesters, des HEEREN dienaars, wenen tussen het voorhuis en het altaar, en laat hen zeggen: Spaar Uw volk, o HEERE, en geef Uw erfenis niet over tot een smaadheid, dat de heidenen over hen zouden heersen; waarom zouden zij onder de volken zeggen: Waar is hunlieder God? |
11 Ten dage als Hij uw muren zal gherbouwen, te dien dage zal het besluit verre heen gaan. g Amos 9:11, enz. |
g Amos 9:11 Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David wederoprichten, en Ik zal haar reten vertuinen, en wat aan haar is afgebroken, wederoprichten, en zal ze bouwen als in de dagen vanouds; |
12 Te dien dage zal het ook komen tot u toe, van Assur af, zelfs tot de vaste steden toe; en van de vestingen tot aan de rivier, en van zee tot zee, en van gebergte tot gebergte. |
13 Maar dit land zal worden tot een verwoesting, zijner inwoners halve, vanwege de hvrucht hunner handelingen. h Jer. 21:14. |
h Jer. 21:14 En Ik zal over ulieden bezoeking doen naar de vrucht uwer handelingen, spreekt de HEERE; en Ik zal een vuur aansteken in haar woud; dat zal verteren al wat rondom haar is. |
14 Gij dan, iweid Uw volk met Uw staf, de kudde Uwer erfenis, die alleen woont in het woud, in het midden van een vruchtbaar land; laat ze weiden in
Basan en Gilead, als in de dagen vanouds. i Micha 5:3. |
i Micha 5:3 En Hij zal staan, en zal weiden in de kracht des HEEREN, in de hoogheid van den Naam des HEEREN Zijns Gods; en zij zullen wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde. |
15 Ik zal haar kwonderen doen zien, als in de dagen toen gij uit Egypteland uittoogt. k Joël 2:26, 30. |
k Joël 2:26 En gij zult overvloediglijk en tot verzadiging eten, en prijzen den Naam des HEEREN uws Gods, Die wonderlijk bij u gehandeld heeft; en Mijn volk zal niet beschaamd worden tot in eeuwigheid. Joël 2:30 En Ik zal wondertekenen geven in den hemel en op de aarde: bloed en vuur en rookpilaren. |
16 De heidenen zullen het zien en beschaamd zijn, vanwege al hun macht; zij zullen de hand op den mond leggen; hun oren zullen doof worden. |
17 Zij zullen het lstof lekken als de slang; als kruipende dieren der aarde zullen zij zich beroeren uit hun sloten; zij zullen met vervaardheid komen tot den HEERE onzen God, en zullen voor U vrezen. l Ps. 72:9. Jes. 49:23. |
l Ps. 72:9 De ingezetenen van dorre plaatsen zullen voor Zijn aangezicht knielen, en Zijn vijanden zullen het stof lekken. Jes. 49:23 En koningen zullen uw voedsterheren zijn, hun vorstinnen uw zoogvrouwen; zij zullen zich voor u buigen met het aangezicht ter aarde en zij zullen het stof uwer voeten lekken; en gij zult weten dat Ik de HEERE ben, dat zij niet beschaamd zullen worden die Mij verwachten. |
18 Wie is een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid mvergeeft en de overtreding van het overblijfsel Zijner erfenis voorbijgaat? Hij houdt Zijn toorn niet in eeuwigheid, want Hij heeft lust aan goedertierenheid. m Ex. 34:6, 7. |
m Ex. 34:6 Als nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij: HEERE HEERE, God, barmhartig en genadig; lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid; Ex. 34:7 Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid en overtreding en zonde vergeeft; Die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen en aan de kindskinderen, in het derde en in het vierde lid. |
19 Hij zal Zich onzer weder ontfermen; Hij zal onze ongerechtigheden dempen; ja, Gij zult al hun zonden in de diepten der zee werpen. |
20 Gij zult Jakob de trouw, Abraham de goedertierenheid geven, die Gij onzen vaderen van oude dagen af gezworen hebt. |