Statenvertaling.nl

sample header image

Micha 5 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Micha 5

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Profetie van de geboorte van onzen Heiland Jezus Christus te Bethlehem en de bekering der heidenen, vs. 1, enz. Van Zijn Koninklijk weiden en regeren, en de macht en middelen Zijner kerk tegen haar vijanden, 4. Van den wonderbaarlijken wasdom, vreselijkheid, victorieusheid, verzekerdheid en heiligheid der kerk, en Gods wraak over de ongehoorzamen, 7.
 
De Messías en Zijn Rijk
1 EN 1gij a2Bethlehem Efratha, 3zijt gij klein om te wezen onder de 4duizenden van Juda? 5Uit u zal 6Mij voortkomen 7Die een Heerser zal zijn in Israël en Wiens 8uitgangen zijn 9vanouds, van de dagen der eeuwigheid.1 Dat is, u aangaande.
a Matth. 2:6. Joh. 7:42. verwijsteksten
2 Zie Gen. 35:16, 19. Richt. 12:8, met de aantt. Hebr. Bethlechem, dat is, huis des broods; gelijk Efrath of Efratha (welke ook de naam was van Kalebs huisvrouw, 1 Kron. 2:19, 24) komt van vruchtbaarheid. verwijsteksten
3 Dat is, gij zijt geenszins klein, Matth. 2:6. Of: hoewel gij klein zijt, enz., nochtans zal, enz. Anders aldus: het is wat kleins of gerings, een kleine zaak, dat gij zijt onder de duizenden of voorgangers, vorsten, van Juda. (Vergelijk de aant. dezer plaats, gedaan bij de overpriesters en schriftgeleerden voor den koning Herodes, Matth. 2:6.) De zin is: Gij zijt wel klein naar het uiterlijke aanzien, maar gij zult tot zeer grote waardigheid verheven worden door de geboorte van den Messias en Zaligmaker Jezus Christus. verwijsteksten
4 Dit ziet op de afdeling der stammen in hun duizenden, hebbende elke duizend zijn hoofd en overste of leidsman en voorganger (zie Richt. 6:15. 1 Sam. 10:19, met de aantt.; insgelijks 1 Kron. 12:20). Daarom staat bij Matth. 2:6 onder de vorsten of voorgangers, leidslieden, hertogen; zijnde daarenboven de twee Hebreeuwse woorden, die duizend en een leidsman of voorganger betekenen, elkander zeer naverwant en van één oorsprong. verwijsteksten
5 Naar Zijn menselijke natuur en ten aanzien dat het eeuwige en zelfstandige Woord des Vaders vlees zal worden, zo zal Hij in u, o Bethlehem, geboren worden, en alzo uit u voortkomen of uitgaan.
6 Woorden van God den Vader.
7 Hebr. om een Heerser te zijn.
8 Of: hoewel Zijn uitgangen, enz. Gelijk het woord uitgaan of voortkomen in het voorgaande gebruikt is van Christus’ voortkomst uit Bethlehem naar Zijn mensheid, omdat Hij aldaar uit Maria zou geboren worden; alzo wordt hetzelfde Hebreeuwse woord hier nu gebruikt van Zijn eeuwige voortkomst of uitgang van den Vader, tot aanduiding van Zijn eeuwige Godheid en Goddelijke geboorte van den Vader, en dat in het meervoud, uitgangen, hetwelk niet vreemd is in de Hebreeuwse taal, inzonderheid tot aanduiding van iets groots en bijzonders (zie Obadja op vers 21, enz.), als daar is de eenwezigheid van den Zoon met den Vader en Zijn onbegrijpelijke geboorte van Denzelven. Zie Hebr. 1:3. verwijsteksten
9 Dat is, vóór het begin der schepping, ja, van eeuwigheid of eeuwige tijden af. Vgl. Spr. 8:22, 23, 24, 30, 31. Joh. 1:1; 17:5. Dat het Hebreeuwse woord kedem, als het van God gebruikt wordt, somtijds eeuwigheid betekent, zie daarvan Deut. 33:27 met de aant. verwijsteksten
2 Daarom zal 10Hij 11henlieden 12overgeven tot den tijd toe dat zij die 13baren zal, gebaard hebbe; dan zullen 14de overigen 15Zijner broederen zich bekeren 16met de kinderen Israëls.10 God.
11 De Joden.
12 Of: laten, te weten onder de heerschappij en macht hunner vijanden, zo Babyloniërs als anderen, totdat hun Koning, de Messias, komt.
13 Totdat de Israëlitische kerk door de predicatie der apostelen een menigte der geestelijke kinderen zal voortbrengen, zo Joden als inzonderheid heidenen. Vgl. Jes. 54:1, enz.; 66:7, 8. Of (als sommigen): totdat de arbeid en kindsnood (dat is, het lijden der Joodse kerk) over is, en blijdschap komt, als wanneer een vrouw verlost is. Vgl. Micha 4:9, 10. Joh. 16:20, 21. Men kan dit ook eenvoudiglijk duiden op de geboorte van den Messias uit de maagd Maria. Vgl. Jes. 7:14. verwijsteksten
14 Hebr. het overige zullen, enz.
15 Des Heeren Christus’ broederen, namelijk de uitverkorenen uit de heidenen, die zich tot de gemeenschap van Christus en van Zijn kerk zullen begeven, en met de Joden onder één Hoofd door één geloof verenigd worden. Zie Joh. 10:16. Ef. 2:11, 12, enz. Hebr. 2:11, 12. verwijsteksten
16 Anders: tot, den zin overeenkomende.
3 En 17Hij zal 18staan, en zal 19weiden in de kracht des 20HEEREN, in de hoogheid van den Naam des HEEREN Zijns Gods; en 21zij zullen wonen, 22want 23nu zal Hij groot 24zijn tot aan de einden der aarde.17 De voorzeide Heerser, de Messias.
18 Dat is, steeds bezig zijn met verrichting van Zijn ambt, als een getrouwe herder, die goede wacht houdt over zijn kudde, en altoos op de been is, als men zegt. Vgl. Micha 7:14. Zach. 1:8; 3:5, en de manier van spreken met Zach. 14:4, 12. Of: Hij zal staan, dat is, bestaan, een bestendige heerschappij hebben. verwijsteksten
19 Als een herder zijn kudde, met den staf van Zijn Woord en Geest; of: weiden, dat is, regeren, in denzelfden zin. Zie 2 Sam. 5 op vers 2, enz. Daarom staat ook voor heersen (vers 1) Matth. 2:6 weiden. verwijsteksten
20 Zijns Vaders, die ook Zijn eigen kracht is. Zie Joh. 10:38; 14:10. Waarom Hem de hoogheid of voortreffelijkheid van den Naam Zijns Vaders wordt toegeëigend. Vgl. Joh. 5:18. Filipp. 2:6. Hebr. 1:3, 5. verwijsteksten
21 Zijn onderdanen of schapen zullen een gerusten, vasten en zekeren staat hebben onder dezen Heerser en Herder. Vgl. Micha 4:4, enz. verwijsteksten
22 Of: wanneer Hij nu groot zal zijn, enz.
23 Dat is, weldra, te gezetter tijd. Zie Micha 4:10. verwijsteksten
24 Of: worden; anders: groot gemaakt worden, dat is, Zijn eer en heerlijkheid zal wassen, uitgebreid en vermaard worden, door de predicatie van het Evangelie en werking des Heiligen Geestes onder de heidenen; of: Hij zal Zijn grootheid en heerlijkheid alzo bewijzen, tot aan de uiterste einden der aarde.
4 En Deze zal 25Vrede zijn; 26wanneer Assur in ons land zal komen, en wanneer hij in onze paleizen zal treden, zo zullen wij tegen hem 27stellen 28zeven 29herders en acht 30vorsten 31uit de mensen.25 Dit is een reden waarom de kerk van Christus zo vast en vredig wonen zal als in het voorgaande beloofd is; omdat Christus Vrede zal zijn; dat is, Zijn geestelijken en Goddelijken vrede haar onfeilbaarlijk en in alle manieren geven en beschikken, dien haar geen vijand zal kunnen nemen (vgl. Richt. 6 op vers 24. Joh. 14:27), hoewel zij in de wereld veel zal moeten lijden; waartegen zij in het volgende getroost wordt. verwijsteksten
26 Hier wordt de kerk ingevoerd, betuigende haar gerustheid en het vertrouwen dat zij op dezen haar Koning heeft, tegen alle vijandelijkheid, die haar zal mogen bejegenen. Vgl. Jes. 41:25; 59:19, met de aantt. De eenvoudigste zin dezer figuurlijke woorden schijnt te zijn: Wanneer de vijanden der kerk en de kinderen dezer wereld (afgebeeld door de vijandelijke Assyriërs en Nimrods land) haar overlast zullen doen (hetwelk zij van tevoren wel weet dat haar zal wedervaren), dat zij alsdan van haar Koning (Die vers 5 gezegd wordt van Assur te redden) daartegen genoeg, ja, overvloediglijk met tegenweer en wederwraak voorzien zal zijn, om haar geestelijken staat te mainteneren en de vijanden te straffen (alzo wel, alsof zij zeven of acht heirlegers onder zoveel krijgsoversten kon te velde brengen tegen de Assyriërs en Chaldeeën); en dat vooreerst door het zwaard van het Goddelijk Woord en het middel van de kerkelijke discipline (welke de geestelijke wapenen der kerk zijn), gebruikt van herders en regeerders der kerk (waarvan sommigen dit alleen verstaan, alsook van de bekering der voorzeide vijanden tot de gemeenschap der kerk en derzelver kerkelijke en geestelijke weiding en regering). Daarna ook, nu en dan, uiterlijk en lichamelijk (als anderen hierbij voegen), wanneer het den Zone Gods believen mag Zijn kerk van der vijanden overval door Zijn helden, die Hij ten beste van Zijn volk verwekken kan, te verlossen en de vijanden te verdelgen, zulks Hij Zelf ten laatste eens volkomenlijk zal doen. Vgl. vss. 8, 14. verwijsteksten
27 Of: over hem verwekken, doen opstaan, verkiezen, beroepen, ordineren, te weten door de regering en het beleid van onzen Koning en Zijn Geest. Zie Hand. 13:2, enz. Insgelijks Hand. 20:28. Ef. 4:11. verwijsteksten
28 Dat is, genoeg of vele; een zeker getal voor een onzeker. Vgl. Pred. 11:2 met de aant. verwijsteksten
29 Kerkelijke en politieke regenten, ook krijgsoversten, gelijk het krijgsvolk ook kudden genoemd worden. Zie Jer. 49:19, 20 met de aant. verwijsteksten
30 Of: principalen, geweldigen, stadhouders. Zie Ez. 32 op vers 30. verwijsteksten
31 Hebr. des of eens mensen, of: der mensen, dat is, naar sommiger gevoelen, uit de gewone lieden. Vgl. Ps. 4 op vers 3. Zodat de slechtsten van Gods kerk, door wettige beroeping en den Geest van den Heere Christus, bekwaam zullen worden tot tegenstand; gelijk God Mozes en Aäron, enz., en Christus Zijn apostelen uit de menigte, en voorts de anderen door de apostelen en Zijn volk beroepen en daartoe ingesteld heeft. Zie Hand. 4:13. Of men kan het aldus nemen: de vorsten der mensen; dat is, de treffelijksten en dappersten, die in het midden van ons begiftigd zijn met den geest der dapperheid. Vgl. Ps. 149:6, 7, 8, 9, met de aantt. Insgelijks Joh. 16:8, 9, 10, 11. 2 Kor. 10:4, 5, 6. verwijsteksten
5 Die zullen het land van Assur afweiden met het zwaard, en het land van 32Nimrod in deszelfs 33ingangen. Alzo zal 34Hij ons redden van Assur, wanneer dezelve in ons land zal komen, en wanneer hij in onze landpale zal treden.32 Zie Gen. 10:8, 9, 10. verwijsteksten
33 Of: openingen, deuren des lands, dat is, frontieren, grenzen, of waar het land open is. Anders: met deszelfs lands eigen blote zwaarden, omdat een ander verwant Hebreeuws woord alzo genomen wordt. Zie Ps. 55:22 met de aant. verwijsteksten
34 De Heerser, Die uit Bethlehem zal voortkomen, zal dat doen, gebruikende daartoe en zegenende de voorzeide middelen.
6 En Jakobs overblijfsel zal zijn in het midden van vele volken, als een 35dauw van den HEERE, als droppelen op het kruid, dat naar 36geen man wacht, noch mensenkinderen verbeidt.35 Omdat uit Jakobs overblijfsel Christus (naar het vlees) en Zijn apostelen, en voorts uit de algemene kerk leraars zouden voortkomen, die, door de predicatie van het Evangelie van de zaligmakende genade, vele volken zouden bedruipen en overgieten als met een hemelsen dauw en lieflijke regendroppelen, waarbij de Geest des Heeren (Wiens werk dat alleen is) alzo zou werken in de harten der uitverkorenen, dat er menigten van gelovigen ter ere Gods zouden opschieten, of geboren worden, wassen, groeien en bloeien, enz. Vgl. Ps. 110:3. Jes. 26:19; 66:8, 9. Ez. 47:7, met de aantt., enz. Insgelijks 1 Kor. 3:6, 7. verwijsteksten
36 Dat is, zodat dit gewas puur en alleenlijk een werk Gods zal zijn van boven. Vgl. Job 38:26, 27, met de aantt. verwijsteksten
7 Ja, het overblijfsel Jakobs zal zijn onder de heidenen, in het midden van vele volken, als een 37leeuw onder de beesten des wouds, als een jonge leeuw onder de schaapskudden; dewelke, wanneer hij doorgaat, zo vertreedt en 38verscheurt hij, dat niemand redde.37 Vrijmoedig in zijn weg, en voor zijn vijanden vreselijk, door de onoverwinnelijke kracht van hun Hoofd Christus (den Leeuw uit Juda, Openb. 5:5) en van Zijn Geest. Zie Joh. 16:33. 1 Joh. 5:4, 5. Sommigen stellen tegen elkander der kerke dauw, als lieflijk voor de boetvaardigen, en den leeuw, als vreselijk tegen de onboetvaardigen en hardnekkigen, in het gebruik van de sleutelen des hemelrijks. verwijsteksten
38 Vgl. Ps. 7:3. verwijsteksten
8 Uw 39hand zal verhoogd zijn boven uw wederpartijders, en 40al uw vijanden zullen uitgeroeid worden.39 Dat is, macht, o Jakob, uit het voorgaande. Vgl. Gen. 49:8, en zie Gen. 16 op vers 6. verwijsteksten
40 Niet alleen de geestelijke, maar ook ten laatste alle lichamelijke, als vers 14. verwijsteksten
9 En het zal te dien dage geschieden, spreekt de HEERE, dat Ik uw b41paarden uit het midden van u zal uitroeien, en Ik zal uw wagens verdoen.b Hos. 14:4. verwijsteksten
41 De Heere wil hier en in het volgende zeggen, dat Hij alles waarmede Zijn volk Hem nu zo lang onteerd en vertoornd had, zal wegnemen, te weten den vleselijken arm, allen ijdelen, afgodischen en duivelsen toeverlaat; en Zijn kerk alzo heiligen, dat zij zich op Hem alleen verlate, Hem alleen religieuslijk ere en diene, en onder Zijn bescherming zeker zijnde, door Zijn macht en oordelen over al haar vijanden triomfere. Vgl. Hos. 1:7; 14:4, met de aantt. verwijsteksten
10 En Ik zal de steden uws lands uitroeien, en Ik zal al uw vestingen afbreken.
11 En Ik zal de toverijen uit uw hand uitroeien, en gij zult geen 42guichelaars hebben.42 Zie Lev. 19 op vers 26. verwijsteksten
12 En Ik zal uw gesneden beelden en uw opgerichte beelden uit het midden van u uitroeien, dat gij u niet meer zult nederbuigen voor het 43werk uwer handen.43 De afgodische beelden.
13 Voorts zal Ik uw 44bossen uit het midden van u uitroeien, en Ik zal uw steden verdelgen.44 Ter ere der afgoden gesticht, en ter afgoderij gebruikt. Zie Deut. 12 op vers 3; 16:21 met de aant., en vgl. hiermede Ez. 43:7, 8, 9. verwijsteksten
14 En Ik zal in toorn en in grimmigheid wraak doen aan de heidenen, die niet 45horen.45 Dat is, gehoorzamen. Vgl. Jes. 60:12. Jer. 12:17. Anders: dewelke (te weten wraak, dat is, diergelijke) zij niet hebben gehoord, dat is, diergelijke nooit tevoren gehoord is. verwijsteksten

Einde Micha 5