Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 HOORT dit woord dat Ik over ulieden ophef, een klaaglied, o huis Israëls. |
2 De jonkvrouw Israëls is gevallen, zij zal niet weder opstaan; zij is verlaten op haar land, er is niemand die haar opricht. |
3 Want zo zegt de Heere HEERE: De stad die uitgaat met duizend, zal honderd overhouden, en die uitgaat met honderd, zal tien overhouden in het huis Israëls. |
4 Want zo zegt de HEERE tot het huis Israëls: Zoekt Mij en leeft. |
5 Maar zoekt Bethel niet, en komt niet te Gilgal, en gaat niet over naar
Berséba; want Gilgal zal voorzeker gevankelijk worden weggevoerd, en Bethel zal worden tot niet. |
6 Zoekt den HEERE en leeft; opdat Hij niet doorbreke in het huis van Jozef als een vuur en dat vertere, zodat er niemand zij die het blusse, in Bethel; |
7 Die het recht in alsem verkeren, en de gerechtigheid ter aarde doen liggen. |
8 Die het Zevengesternte en den Oríon maakt, en de doodsschaduw in den morgenstond verandert, en den dag als den nacht verduistert; Die de wateren der zee roept, en giet ze uit op den aardbodem, HEERE is Zijn Naam. |
9 Die Zich verkwikt door verwoesting over een sterke, zodat de verwoesting komt over een vesting. |
10 Zij haten in de poort dengene die bestraft, en hebben een gruwel van dien die oprechtelijk spreekt. |
11 Daarom, omdat gij den arme vertreedt en een last koren van hem neemt, zo hebt gij wel huizen gebouwd van gehouwen steen, maar gij zult daarin niet wonen; gij hebt gewenste wijngaarden geplant, maar gij zult derzelver wijn niet drinken. |
12 Want Ik weet dat uw overtredingen menigvuldig en uw zonden machtig veel zijn; zij benauwen den rechtvaardige, nemen zoengeld en verstoten de nooddruftigen in de poort. |
13 Daarom zal de verstandige te dien tijde zwijgen; want het zal een boze tijd zijn. |
14 Zoekt het goede en niet het boze, opdat gij leeft; en alzo zal de HEERE, de God der heirscharen, met ulieden zijn, gelijk als gij zegt. |
15 Haat het boze en hebt lief het goede, en bestelt het recht in de poort; misschien zal de HEERE, de God der heirscharen, Jozefs overblijfsel genadig zijn. |
16 Daarom, zo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de Heere: Op alle straten zal rouwklage zijn en in alle wijken zullen zij zeggen: Och, och! en zullen den akkerman roepen tot treuren, en rouwklage zal zijn bij degenen die verstand van kermen hebben. |
17 Ja, in alle wijngaarden zal rouwklage zijn; want Ik zal door het midden van u doorgaan, zegt de HEERE. |
18 Wee dien die des HEEREN dag begeren! Waartoe toch zal ulieden de dag des HEEREN zijn? Hij zal duisternis wezen, en geen licht. |
19 Als wanneer iemand vlood voor het aangezicht eens leeuws, en hem ontmoette een beer; of dat hij kwam in een huis, en leunde met zijn hand aan den wand, en hem beet een slang. |
20 Zal dan niet des HEEREN dag duisternis zijn en geen licht? En donkerheid, zodat er geen glans aan zij? |
21 Ik haat, Ik versmaad uw feesten, en Ik mag uw verbodsdagen niet rieken. |
22 Want ofschoon gij Mij brandoffers offert, mitsgaders uw spijsoffers, Ik heb er toch geen welgevallen aan; en het dankoffer van uw vette beesten mag Ik niet aanzien. |
23 Doe het getier uwer liederen van Mij weg; ook mag Ik uwer luiten spel niet horen. |
24 Maar laat het oordeel zich daarheen wentelen als de wateren, en de gerechtigheid als een sterke beek. |
25 Hebt gij Mij veertig jaar in de woestijn slachtoffers en spijsoffer toegebracht, o huis Israëls? |
26 Ja, gij droegt de tent van uw Melech en den Kijûn, uw beelden, de ster uws gods, dien gij uzelven hadt gemaakt. |
27 Daarom zal Ik ulieden gevankelijk wegvoeren, ver boven Damascus heen, zegt de HEERE, Wiens Naam is God der heirscharen. |