Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Aäron en zijn zonen afgezonderd tot den dienst |
1 VERDER sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
2 aNeem Aäron en zijn zonen met hem, en de klederen en de bzalfolie; daartoe den var des zondoffers en de twee rammen en den korf van de ongezuurde broden; a Ex. 28:1, 2. b Ex. 30:25.  |
a Ex. 28:1 DAARNA zult gij uw broeder Aäron en zijn zonen met hem tot u doen naderen uit het midden der kinderen Israëls, om Mij het priesterambt te bedienen: namelijk Aäron, Nadab en Abíhu, Eleázar en Ithamar, de zonen van Aäron. Ex. 28:2 En gij zult uw broeder Aäron heilige klederen maken, tot heerlijkheid en tot sieraad. b Ex. 30:25 En maak daarvan een olie der heilige zalving, een zalf heel kunstiglijk gemaakt, naar apothekerswerk; het zal een olie der heilige zalving zijn. |
3 En verzamel de ganse vergadering, aan de deur van de tent der samenkomst. |
4 Mozes nu deed gelijk als de HEERE hem geboden had; en de vergadering werd verzameld aan de deur van de tent der samenkomst. |
5 Toen zeide Mozes tot de vergadering: Dit is de zaak cdie de HEERE geboden heeft te doen. c Ex. 29:4.  |
c Ex. 29:4 Alsdan zult gij Aäron en zijn zonen doen naderen aan de deur van de tent der samenkomst, en gij zult hen met water wassen. |
6 En Mozes deed Aäron en zijn zonen naderen, en wies hen met dat water. |
7 dDaarna deed hij hem den rok aan, en gordde hem met den gordel en trok hem den mantel aan; ook deed hij hem den efod aan, en gordde dien met den kunstelijken riem des efods en ombond hem daarmede. d Ex. 28:4.  |
d Ex. 28:4 Dit nu zijn de klederen die zij maken zullen: een borstlap en een efod en een mantel en een rok vol oogjes, een hoed en gordel; zij zullen dan voor uw broeder Aäron heilige klederen maken, en voor zijn zonen, om Mij het priesterambt te bedienen. |
8 Voorts deed hij hem den borstlap aan, en voegde aan den eborstlap de Urim en de Thummim. e Ex. 28:30.  |
e Ex. 28:30 Gij zult ook in den borstlap des gerichts de Urim en de Thummim zetten, dat zij op het hart van Aäron zijn, als hij voor het aangezicht des HEEREN ingaan zal; alzo zal Aäron dat gericht der kinderen Israëls geduriglijk op zijn hart dragen, voor het aangezicht des HEEREN. |
9 En hij zette den hoed op zijn hoofd; en aan den hoed boven zijn aangezicht zette hij de gouden plaat, de kroon der heiligheid, fgelijk als de HEERE Mozes geboden had. f Ex. 28:36; 29:6.  |
f Ex. 28:36 Verder zult gij een plaat maken van louter goud, en gij zult daarin graveren, gelijk men de zegelen graveert: DE HEILIGHEID DES HEEREN. Ex. 29:6 En gij zult den hoed op zijn hoofd zetten; de kroon der heiligheid zult gij aan den hoed zetten. |
10 Toen nam Mozes de zalfolie en zalfde den tabernakel en al wat daarin was, en heiligde ze. |
11 En hij sprengde daarvan op het altaar zevenmaal, en hij zalfde het altaar en al zijn gereedschap, mitsgaders het wasvat en zijn voet, om die te heiligen. |
12 Daarna ggoot hij van de zalfolie op Aärons hoofd, en hij zalfde hem, om hem te heiligen. g Ps. 133:2.  |
g Ps. 133:2 Het is gelijk de kostelijke olie op het hoofd, nederdalende op den baard, den baard van Aäron, die nederdaalt tot op den zoom zijner klederen. |
13 Ook deed Mozes de zonen van Aäron naderen, en trok hun rokken aan en gordde hen met een gordel en bond hun mutsen op, hgelijk als de HEERE Mozes geboden had. h Ex. 29:9.  |
h Ex. 29:9 En gij zult hen met den gordel omgorden, namelijk Aäron en zijn zonen; en gij zult hun de mutsen opbinden, opdat zij het priesterambt hebben tot een eeuwige inzetting. Voorts zult gij Aärons hand vullen en de hand zijner zonen. |
14 iToen deed hij den var des zondoffers bijkomen; en Aäron en zijn zonen legden hun handen op het hoofd van den var des zondoffers; i Ex. 29:1.  |
i Ex. 29:1 DIT nu is de zaak die gij hun doen zult om hen te heiligen, dat zij Mij het priesterambt bedienen: neem één var, het jong eens runds en twee volkomen rammen; |
15 En men slachtte hem; en Mozes nam het bloed en deed het met zijn vinger rondom op de hoornen des altaars en ontzondigde het altaar; daarna goot hij het bloed uit aan den bodem des altaars en heiligde het, om voor hetzelve verzoening te doen. |
16 Voorts nam hij al het vet dat aan het ingewand is, en het net der lever en de twee nieren en haar vet; en Mozes stak het aan op het altaar. |
17 Maar den var met zijn huid en zijn vlees en zijn mest heeft hij buiten het leger met vuur verbrand, kgelijk als de HEERE Mozes geboden had. k Ex. 29:14. Lev. 4:11.  |
k Ex. 29:14 Maar het vlees van den var en zijn vel en zijn drek zult gij met vuur verbranden, buiten het leger; het is een zondoffer. Lev. 4:11 Maar de huid van dien var en al zijn vlees, met zijn hoofd en met zijn schenkels, en zijn ingewand en zijn mest, |
18 Daarna deed hij den ram des brandoffers bijbrengen; en Aäron en zijn zonen legden hun handen op het hoofd van den ram. |
19 En men slachtte hem; en Mozes sprengde het bloed op het altaar rondom. |
20 Hij deelde ook den ram in zijn delen; en Mozes stak het hoofd aan, en die delen en het smeer; |
21 Doch het ingewand en de schenkels wies hij met water; en Mozes stak dien gehelen ram aan op het altaar; het was een brandoffer des lieflijken reuks, een vuuroffer was het den HEERE, lgelijk als de HEERE Mozes geboden had. l Ex. 29:18.  |
l Ex. 29:18 Alzo zult gij den gehelen ram aansteken op het altaar; het is een brandoffer den HEERE, tot een lieflijken reuk, het is een vuuroffer den HEERE. |
22 Daarna deed hij den anderen ram, den ram des vuloffers bijbrengen; en Aäron met zijn zonen legden hun handen op het hoofd van den ram. |
23 En men slachtte hem; en Mozes nam van zijn bloed en deed het op het lapje van Aärons rechteroor, en op den duim zijner rechterhand en op den groten teen van zijn rechtervoet. |
24 Hij deed ook de zonen van Aäron naderen; en Mozes deed van dat bloed op het lapje van hun rechteroor en op den duim van hun rechterhand en op den groten teen van hun rechtervoet; daarna sprengde Mozes dat bloed rondom op het altaar. |
25 mEn hij nam het vet en den staart en al het vet dat aan het ingewand is en het net der lever, en beide de nieren en haar vet, daartoe den rechterschouder. m Ex. 29:22.  |
m Ex. 29:22 Daarna zult gij van den ram nemen het vet mitsgaders den staart, ook het vet dat het ingewand bedekt, en het net der lever, en de beide nieren met het vet dat aan dezelve is, en den rechterschouder; want het is een ram der vuloffers; |
26 Ook nam hij uit den korf van de ongezuurde broden, die voor het aangezicht des HEEREN was, één ongezuurden koek en één geolieden broodkoek en één vlade, en hij legde ze op dat vet en op den rechterschouder. |
27 nEn hij gaf dat alles in de handen van Aäron en in de handen zijner zonen; en bewoog die ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN. n Ex. 29:24.  |
n Ex. 29:24 En leg ze alle op de handen van Aäron en op de handen zijner zonen, en beweeg ze ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN. |
28 Daarna nam Mozes ze uit hun handen en stak ze aan op het altaar, op het brandoffer; dat waren vuloffers des lieflijken reuks; het was een vuuroffer den HEERE. |
29 Voorts nam Mozes de borst en bewoog ze ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN; zij werd Mozes ten deel van den ram des vuloffers, ogelijk als de HEERE Mozes geboden had. o Ex. 29:26. Lev. 7:33.  |
o Ex. 29:26 En neem de borst van den ram der vuloffers, die van Aäron is, en beweeg hem ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN; en het zal u ten deel zijn. Lev. 7:33 Wie uit de zonen van Aäron het bloed des dankoffers en het vet offert, dien zal de rechterschouder ten deel zijn. |
30 pMozes nam ook van de zalfolie en van het bloed hetwelk op het altaar was, en sprengde het op Aäron, op zijn klederen en op zijn zonen en op de klederen zijner zonen met hem; en hij heiligde Aäron, zijn klederen en zijn zonen en de klederen zijner zonen met hem. p Ex. 29:21.  |
p Ex. 29:21 Dan zult gij nemen van het bloed dat op het altaar is, en van de zalfolie, en gij zult op Aäron en op zijn klederen sprengen, en op zijn zonen en op de klederen zijner zonen met hem; opdat hij geheiligd zij en zijn klederen, ook zijn zonen en de klederen zijner zonen met hem. |
31 En Mozes zeide tot Aäron en tot zijn zonen: Ziedt dat vlees voor de deur van de tent der samenkomst qen eet hetzelve daar, mitsgaders het brood dat in den korf des vuloffers is; gelijk als ik geboden heb, zeggende: Aäron en zijn zonen zullen dat eten. q Ex. 29:32. Lev. 24:9.  |
q Ex. 29:32 Aäron nu en zijn zonen zullen het vlees van dezen ram eten en het brood dat in den korf zal zijn, bij de deur van de tent der samenkomst. Lev. 24:9 En het zal van Aäron en zijn zonen zijn, die dat in de heilige plaats zullen eten; want het is voor hem een heiligheid der heiligheden, uit de vuuroffers des HEEREN, een eeuwige inzetting. |
32 Maar het overige van het vlees en van het brood zult gij met vuur verbranden. |
33 Ook zult gij uit de deur van de tent der samenkomst zeven dagen niet uitgaan, tot aan den dag dat vervuld worden de dagen uws vuloffers; want zeven dagen zal men uw handen vullen. |
34 Gelijk als men gedaan heeft op dezen dag, heeft de HEERE te doen geboden, om voor u verzoening te doen. |
35 Gij zult dan aan de deur van de tent der samenkomst dag en nacht zeven dagen blijven, en zult de wacht des HEEREN waarnemen, opdat gij niet sterft; want alzo is het mij geboden. |
36 Aäron nu en zijn zonen deden al de dingen die de HEERE door den dienst van Mozes geboden had. |