Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Het zondoffer |
1 VERDER sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
2 Spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: Als een ziel zal gezondigd hebben door afdwaling van enige geboden des HEEREN, dat niet zou gedaan worden, en tegen een van die zal gedaan hebben; |
3 Indien de priester die gezalfd is, zal gezondigd hebben tot schuld des volks, zo zal hij voor zijn zonde die hij gezondigd heeft, offeren een var, een volkomen jong rund, den HEERE ten zondoffer. |
4 En hij zal dien var brengen tot de deur van de tent der samenkomst, voor het aangezicht des HEEREN; en hij zal zijn hand op het hoofd van dien var leggen, en hij zal dien var slachten voor het aangezicht des HEEREN. |
5 Daarna zal die gezalfde priester avan het bloed van den var nemen, en hij zal dat tot de tent der samenkomst brengen. a Lev. 16:14. Num. 19:4.  |
a Lev. 16:14 En hij zal van het bloed van den var nemen en zal met zijn vinger op het verzoendeksel oostwaarts sprengen; en vóór het verzoendeksel zal hij zevenmaal met zijn vinger van dat bloed sprengen. Num. 19:4 En Eleázar, de priester, zal van haar bloed met zijn vinger nemen, en hij zal van haar bloed recht tegenover de tent der samenkomst zevenmaal sprengen. |
6 En de priester zal zijn vinger in dat bloed dopen; en van dat bloed zal hij zevenmaal sprengen voor het aangezicht des HEEREN, voor den voorhang van het heilige. |
7 Ook zal de priester van dat bloed doen bop de hoornen des reukaltaars der welriekende specerijen, voor het aangezicht des HEEREN, Die in de tent der samenkomst is; dan zal hij al het bloed van den var uitgieten aan den bodem van het altaar des brandoffers, hetwelk is aan de deur van de tent der samenkomst. b Lev. 9:9.  |
b Lev. 9:9 En de zonen van Aäron brachten het bloed tot hem en hij doopte zijn vinger in dat bloed en deed het op de hoornen des altaars; daarna goot hij het bloed uit aan den bodem des altaars. |
8 Verder, al het vet van den var des zondoffers zal hij daarvan opnemen: chet vet bedekkende het ingewand, en al het vet dat aan het ingewand is; c Lev. 3:3, 4.  |
c Lev. 3:3 Daarna zal hij van dat dankoffer een vuuroffer den HEERE offeren: het vet dat het ingewand bedekt, en al het vet dat aan het ingewand is. Lev. 3:4 Dan zal hij beide de nieren en het vet dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is, en het net over de lever, met de nieren, dat zal hij afnemen. |
9 Daartoe de twee nieren en het vet dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is, en het net over de lever, met de nieren, dat zal hij afnemen; |
10 Gelijk als het van den os des dankoffers opgenomen wordt; den de priester zal die aansteken op het altaar des brandoffers. d Lev. 3:5.  |
d Lev. 3:5 En de zonen van Aäron zullen dat aansteken op het altaar, op het brandoffer, hetwelk op het hout zal zijn dat op het vuur is; het is een vuuroffer tot een lieflijken reuk den HEERE. |
11 Maar de ehuid van dien var en al zijn vlees, met zijn hoofd en met zijn schenkels, en zijn ingewand en zijn mest, e Ex. 29:14. Num. 19:5.  |
e Ex. 29:14 Maar het vlees van den var en zijn vel en zijn drek zult gij met vuur verbranden, buiten het leger; het is een zondoffer. Num. 19:5 Voorts zal men deze vaars voor zijn ogen verbranden; haar vel en haar vlees en haar bloed met haar mest zal men verbranden. |
12 En dien gehelen var fzal hij tot buiten het leger uitvoeren, aan een reine plaats, waar men de as uitstort, en zal hem met vuur op het hout verbranden; bij de uitgegoten as zal hij verbrand worden. f Lev. 16:27. Num. 19:3. Hebr. 13:11.  |
f Lev. 16:27 Maar den var des zondoffers en den bok des zondoffers, welker bloed ingebracht is om verzoening te doen in het heilige, zal men tot buiten het leger uitvoeren; doch hun vellen, hun vlees en hun mest zullen zij met vuur verbranden. Num. 19:3 En gij zult die geven aan Eleázar, den priester; en hij zal ze uitbrengen tot buiten het leger en men zal ze voor zijn aangezicht slachten. Hebr. 13:11 Want welker dieren bloed voor de zonde gedragen werd in het heiligdom door den hogepriester, derzelver lichamen werden verbrand buiten de legerplaats. |
13 Indien nu gde gehele vergadering Israëls afgedwaald zal zijn, en de zaak voor de ogen der gemeente verborgen is, en zij iets gedaan zullen hebben tegen
enige van alle geboden des HEEREN, dat niet zou gedaan worden, en zijn schuldig geworden; g Lev. 9:15. Num. 15:24, enz.  |
g Lev. 9:15 Daarna deed hij de offerande des volks toebrengen; en nam den bok des zondoffers die voor het volk was, en slachtte hem en bereidde hem ten zondoffer, gelijk het eerste. Num. 15:24 Zo zal het geschieden, indien iets bij dwaling gedaan en voor de ogen der vergadering verborgen is, dat de ganse vergadering één var, een jong rund, zal bereiden ten brandoffer, tot een lieflijken reuk den HEERE, met zijn spijsoffer en zijn drankoffer, naar de wijze; en één geitenbok ten zondoffer. |
14 En die zonde die zij daartegen gezondigd zullen hebben, bekend is geworden, zo zal de gemeente een var, een jong rund, ten zondoffer offeren en dien voor de tent der samenkomst brengen; |
15 En de oudsten der vergadering zullen hun handen op het hoofd van den var, voor het aangezicht des HEEREN, leggen; en hij zal den var slachten voor het aangezicht des HEEREN. |
16 Daarna zal die gezalfde priester van het bloed van den var tot de tent der samenkomst brengen. |
17 En de priester zal zijn vinger indopen, nemende van dat bloed; en hij zal zevenmaal sprengen voor het aangezicht des HEEREN, voor den voorhang. |
18 En van dat bloed zal hij doen op de hoornen des altaars dat voor het aangezicht des HEEREN is, Die in de tent der samenkomst is; dan zal hij al het bloed uitgieten aan den bodem van het altaar des brandoffers, hetwelk is voor de deur van de tent der samenkomst. |
19 Daartoe zal hij al zijn vet van hem opnemen, en op het altaar aansteken. |
20 En hij zal dezen var doen, gelijk als hij den var des zondoffers gedaan heeft; alzo zal hij hem doen; en de priester zal voor hen verzoening doen, en het zal hun vergeven worden. |
21 Daarna zal hij dien var tot buiten het leger uitvoeren en zal hem verbranden, gelijk als hij den eersten var verbrand heeft; het is een zondoffer der gemeente. |
22 Als een overste zal gezondigd hebben, en tegen een van de geboden des HEEREN zijns Gods door afdwaling gedaan zal hebben, hetwelk niet zou gedaan worden, zodat hij schuldig is; |
23 Of men zijn zonde die hij daartegen gezondigd heeft, aan hem zal bekendgemaakt hebben, zo zal hij tot zijn offer brengen een geitenbok, een volkomen mannetje. |
24 En hij zal zijn hand op het hoofd van den bok leggen, en zal hem slachten in de plaats waar men het brandoffer slacht, voor het aangezicht des HEEREN; het is een zondoffer. |
25 Daarna zal de priester van het bloed des zondoffers met zijn vinger nemen en dat op de hoornen van het altaar des brandoffers doen; dan zal hij zijn bloed aan den bodem van het altaar des brandoffers uitgieten. |
26 Hij zal ook al zijn vet op het altaar aansteken, gelijk het vet des dankoffers; zo zal de priester voor hem verzoening doen van zijn zonde, en het zal hem vergeven worden. |
27 hEn zo enig mens van het volk des lands door afdwaling zal gezondigd hebben, dewijl hij iets doet tegen een van de geboden des HEEREN, dat niet gedaan zou worden, zodat hij schuldig is; h Num. 15:27.  |
h Num. 15:27 En indien een ziel door afdwaling gezondigd zal hebben, die zal een eenjarige geit ten zondoffer offeren. |
28 Of men zijn zonde die hij gezondigd heeft, aan hem zal bekendgemaakt hebben, zo zal hij tot zijn offerande brengen een jonge geit, een volkomen wijfje, voor zijn zonde die hij gezondigd heeft. |
29 En hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen; en men zal dat zondoffer slachten in de plaats des brandoffers. |
30 Daarna zal de priester van haar bloed met zijn vinger nemen en het doen op de hoornen van het altaar des brandoffers; dan zal hij al het bloed daarvan aan den bodem van dat altaar uitgieten. |
31 iEn al haar vet zal hij afnemen, gelijk als het vet van het dankoffer afgenomen wordt, en de priester kzal het aansteken op het altaar tot een lieflijken reuk den HEERE; en de priester zal voor hem verzoening doen, en het zal hem vergeven worden. i Lev. 3:3, 4, 14. k Ex. 29:18.  |
i Lev. 3:3 Daarna zal hij van dat dankoffer een vuuroffer den HEERE offeren: het vet dat het ingewand bedekt, en al het vet dat aan het ingewand is. Lev. 3:4 Dan zal hij beide de nieren en het vet dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is, en het net over de lever, met de nieren, dat zal hij afnemen. Lev. 3:14 Dan zal hij daarvan zijn offerande offeren, een vuuroffer den HEERE: het vet bedekkende het ingewand, en al het vet dat aan het ingewand is; k Ex. 29:18 Alzo zult gij den gehelen ram aansteken op het altaar; het is een brandoffer den HEERE, tot een lieflijken reuk, het is een vuuroffer den HEERE. |
32 Maar zo hij een lam voor zijn offerande ten zondoffer brengt, het zal een volkomen wijfje zijn dat hij brengt. |
33 En hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen, en hij zal dat slachten tot een zondoffer, in de plaats waar men het brandoffer slacht. |
34 Daarna zal de priester van het bloed des zondoffers met zijn vinger nemen en zal het doen op de hoornen van het altaar des brandoffers; dan zal hij al het bloed daarvan aan den bodem van dat altaar uitgieten. |
35 En al het vet daarvan zal hij afnemen, gelijk als het vet van het lam des dankoffers afgenomen wordt; en de priester zal die aansteken op het altaar, op de vuuroffers des HEEREN; en de priester zal voor hem verzoening doen over zijn zonde die hij gezondigd heeft, en het zal hem vergeven worden. |