Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Een sprinkhanenplaag |
1 HET woord des HEEREN dat geschied is tot Joël, den zoon van Pethuël: |
2 Hoort dit, gij oudsten, en neemt ter ore, alle inwoners des lands. Is dit geschied in uw dagen, of ook in de dagen uwer vaderen? |
3 Vertelt uw kinderen daarvan, en laat het uw kinderen hun kinderen vertellen, en derzelver kinderen aan een ander geslacht. |
4 Wat de rups heeft overgelaten, heeft de sprinkhaan afgegeten, en wat de sprinkhaan heeft overgelaten, heeft de kever afgegeten, en wat de kever heeft overgelaten, heeft de kruidworm afgegeten. |
5 Waakt op, gij dronkenen, en weent, en huilt, alle gij wijnzuipers, om den nieuwen wijn, dewijl hij van uw mond is afgesneden. |
6 Want een volk is opgekomen over Mijn land, machtig en zonder getal; zijn tanden zijn leeuwentanden, en het heeft baktanden eens ouden leeuws. |
7 Het heeft Mijn wijnstok gesteld tot een verwoesting en Mijn vijgenboom tot schuim; het heeft hem ganselijk ontbloot en nedergeworpen, zijn ranken zijn wit geworden. |
8 Kerm als een jonkvrouw die met een zak omgord is vanwege den man harer jeugd. |
9 Spijsoffer en drankoffer is van het huis des HEEREN afgesneden; de priesters, des HEEREN dienaars, treuren. |
10 Het veld is verwoest, het land treurt; want het koren is verwoest, de most is verdroogd, de olie is flauw. |
11 De akkerlieden zijn beschaamd, de wijngaardeniers huilen, om de tarwe en om de gerst; want de oogst des velds is vergaan. |
12 De wijnstok is verdord, de vijgenboom is flauw; de granaatappelboom, ook de palmboom en appelboom; alle bomen des velds zijn verdord; ja, de vrolijkheid is verdord van de mensenkinderen. |
13 Omgordt u en rouwklaagt, gij priesters, huilt, gij dienaars des altaars; gaat in, vernacht in zakken, gij dienaars mijns Gods; want spijsoffer en drankoffer is geweerd van het huis uws Gods. |
14 aHeiligt een vasten, roept een verbodsdag uit, verzamelt de oudsten en alle inwoners dezes lands ten huize des HEEREN uws Gods, en roept tot den HEERE. a Joël 2:15.  |
a Joël 2:15 Blaast de bazuin te Sion; heiligt een vasten, roept een verbodsdag uit. |
15 Ach die dag! Want bde dag des HEEREN is nabij en zal als een verwoesting komen van den Almachtige. b Jes. 13:6.  |
b Jes. 13:6 Huilt gijlieden, want de dag des HEEREN is nabij; hij komt als een verwoesting van den Almachtige. |
16 Is niet de spijze voor onze ogen afgesneden? Blijdschap en verheuging van het huis onzes Gods? |
17 De granen zijn onder hun kluiten verrot, de schathuizen zijn verwoest, de schuren zijn afgebroken, want het koren is verdord. |
18 O, hoe zucht het vee! De runderkudden zijn bedwelmd, want zij hebben geen weide; ook zijn de schaapskudden verwoest. |
19 Tot U, o HEERE, roep ik; want een vuur heeft de weiden der woestijn verteerd, en een vlam heeft alle bomen des velds aangestoken. |
20 Ook schreeuwt elk beest des velds tot U; want de waterstromen zijn uitgedroogd en een vuur heeft de weiden der woestijn verteerd. |