Statenvertaling.nl

sample header image

Daniël 10 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Daniël 10

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Daniël zichzelven met vasten en bidden voor God vernederende, ziet een gezicht, vs. 1, enz. Hierdoor zeer verschrikt zijnde, wordt van den engel gesterkt en getroost, 10. En hem wordt te kennen gegeven wat het Joodse volk bejegenen zou in toekomende tijden, 14. Hierover wordt hij wederom zeer verschrikt en ontsteld, 15. Doch van den engel weder versterkt, 19. Die hem te kennen geeft hoe de vorst van Griekenland, Alexander de Grote, komen zou, 20.
 
Profetie betreffende Daniëls volk en de volken
1 IN1 het derde jaar van 2Kores, den koning van Perzië, werd aan Daniël, wiens naam genoemd werd 3Béltsazar, 4een zaak geopenbaard; en die zaak is de waarheid, 5doch in een gezetten groten tijd; en hij verstond die zaak en hij had verstand 6van het gezicht.
1 Te weten in het derde jaar nadat hij het rijk van Babylonië had ingenomen, gelijk Jesaja voorzegd had, Jes. 45:1. verwijsteksten
2 Hebr. Coresch.
3 Zie Dan. 1:7, in de aant. verwijsteksten
4 Of: een woord.
5 Of: doch de bestemde tijd was lang. De zin is: Het zal nog lang aanlopen eer het zal vervuld worden, zie vers 14, namelijk van het derde jaar van Cyrus af tot aan den jongsten dag, als af te leiden is uit Dan. 12:2. Alhoewel sommigen, dit duidende op de Joodse natie alleen, dezen langen gezetten tijd duiden op het einde van de vervolgingen van Antiochus. Anders: en daar was een groot heirleger. Dan zou de zin wezen: en Daniël zag in dit gezicht een groot heirleger der engelen. Anders: daar zal een grote strijd zijn. Zie de aantt. Job 7:1; 14:14. Jes. 40:2. verwijsteksten
6 In hetwelk hem deze zaak geopenbaard werd. De zin is: Hij verstond zeer wel hetgeen hem in dit gezicht geopenbaard werd.
 
2 In die dagen 7was ik, Daniël, treurende 8drie weken der dagen.
7 Anders: was ik, Daniël, treurende geweest, te weten omdat het aangevangen werk van het gebouw des tempels door de vijanden der Joden verhinderd was. Zie Ezra 4:4. verwijsteksten
8 Dat is, drie volle weken. Zie Gen. 29, de aant. op vers 14. Deze weken worden hier genoemd weken der dagen, om die te onderscheiden van de jaarweken, waarvan te zien Dan. 9:24. verwijsteksten
 
3 9Begeerlijke spijze at ik niet, en vlees noch wijn kwam in mijn mond; ook 10zalfde ik mij gans niet, totdat die drie weken der dagen vervuld waren.
9 Dat is, ik at geen lekkere spijze, of: ik had geen lekkere spijze gegeten. Hebr. Spijze of brood der begeerten.
10 Hebr. zalvende zalfde ik mij niet, gelijk dit bij de oosterse volken zeer gebruikelijk was, voornamelijk als zij vrolijk waren. Zie Ruth 3 op vers 3. Ps. 23 op vers 5; 104 op vers 15. verwijsteksten
 
4 En 11op den vier en twintigsten dag 12der eerste maand, zo was ik 13aan den oever der grote rivier, welke is a14Hiddékel.
11 Namelijk van hetzelve derde jaar, vers 1. verwijsteksten
12 Genaamd Abib of Nisan, overeenkomende ten dele met onzen maart, ten dele met onzen april, zijnde bij de Hebreeën de eerste maand der lente, ter welker tijd in het Joodse land, alsook in Egypte, de gerst aren pleegt te hebben, waarom zij ook genoemd werd de maand der eerste vruchten.
13 Hebr. aan de hand, of: aan de zijde.
a Gen. 2:14. verwijsteksten
14 Een rivier in Assyrië, anders Tigris genoemd. Zie Gen. 2:14. verwijsteksten
 
5 En ik hief mijn ogen op en zag, en zie, er was 15een Man 16met linnen bekleed, en Zijn lendenen waren bomgord met fijn goud van 17Ufaz.
15 Te weten Christus, als enigen afleiden uit Dan. 12:6, 7. Openb. 1:13, 14, 15; 10:5, Die te dien tijde in de gedaante van een man verschenen is. verwijsteksten
16 Te weten met kostelijk lijnwaad, gelijk de koningen en priesters plachten te dragen. Zie Lev. 6:10; 16:4. verwijsteksten
b Openb. 1:13, 14, 15. verwijsteksten
17 Zie van Ufaz Jer. 10 op vers 9. Sommigen verstaan door dit goud de heiligheid, reinheid en heerlijkheid van Christus, waarmede Hij versierd en als omgord is. verwijsteksten
 
6 En Zijn lichaam was gelijk 18een turkoois, en Zijn aangezicht 19gelijk de gedaante des bliksems, en Zijn ogen 20gelijk vurige fakkels, en Zijn 21armen en Zijn 21voeten 22gelijk de verve van gepolijst koper; en de stem Zijner woorden was gelijk 23de stem ener menigte.
18 Hebr. tarsis. Anders: beryllus thalassius, die (als enigen menen) hemelsblauw is, naar sommiger gevoelen betekenende, dat Christus de Heere van den hemel is, 1 Kor. 15:47. verwijsteksten
19 Gelijk de bliksem schijnt van het ene einde der wereld tot het andere, alzo ook Christus de Heere, Die overal tegenwoordig is. Vgl. Matth. 24:27. verwijsteksten
20 Daar is niets zo verborgen of de scherpziende en vurige ogen van Christus dringen erdoor. Vgl. Openb. 1:14; 19:12. verwijsteksten
21 . 21 Met Zijn armen en handen Zijn vijanden verbrekende, en met Zijn voeten dezelve vertredende, als Openb. 1:15. verwijsteksten
22 Hebr. gelijk het oog van het gepolijste of gegladde koper. Oog voor verve is ook Lev. 13:55. Num. 11:7. Zie ook Ez. 1 op vers 4. Door het gepolijste of blinkende koper wordt Christus’ macht betekend, Zijn vijanden verslaande en verpletterende als aarden potten. Vgl. Ps. 2:9. Openb. 1:15. verwijsteksten
23 Of: de stem van een gedruis of bruisen (van de zee of een groot water). Want het Hebreeuwse woord betekent zowel een gedruis als een menigte. Openb. 1:15 wordt van Christus gezegd, dat Zijn stem was als het geruis van vele wateren; zij wordt wijd en breed gehoord en zij bekeert vele mensen. Vgl. Ez. 1:24. verwijsteksten
 
7 En ik, Daniël, 24alleen zag dat gezicht, maar de mannen die bij mij waren, zagen dat gezicht niet; doch 25een grote verschrikking viel op hen en zij vloden om zich te versteken.
24 God heeft Daniël alleen de ogen geopend. Zulks is ook geschied met Paulus, Hand. 9:7. verwijsteksten
25 Zonder twijfel toen zij die grote stem hoorden.
 
8 Ik dan werd alleen overgelaten en zag dit grote gezicht, en er bleef in mij geen kracht over; en c26mijn sierlijkheid werd aan mij veranderd in een verderving, zodat ik geen kracht behield.
c Dan. 7:28. verwijsteksten
26 Dat is, de schoonheid mijns aangezichts. De zin is, dat hij door schrik en vrees werd als een dode man, die geen schoonheid heeft, zijnde zijn gedaante geheel veranderd en verdorven.
 
9 En ik hoorde de stem Zijner woorden; en toen ik de stem Zijner woorden hoorde, 27zo viel ik in een diepen slaap op mijn aangezicht, met mijn aangezicht ter aarde.
27 Als Dan. 8:18. verwijsteksten
 
10 En zie, 28een hand roerde mij aan, en maakte dat ik mij bewoog 29op mijn knieën en de palmen mijner handen.
28 Te weten de hand van den engel Gabriël. Zie Dan. 8:18; 9:21. verwijsteksten
29 Hij wil zeggen, dat hij zo zwak was, dat hij op zijn voeten niet staan kon, maar dat hij als op handen en voeten kroop of steunde.
 
11 En hij zeide tot mij: Daniël, 30gij zeer gewenste man, merk op de woorden die ik tot u spreken zal, en 31sta op uw standplaats, want ik ben alsnu tot u gezonden. En toen hij dat woord tot mij 32sprak, stond ik bevende.
30 Of: gij allergewenste man. Zie Dan. 9 op vers 23. verwijsteksten
31 Dat is, sta aan of op uw plaats waar gij daarstraks gestaan hebt. Zie Neh. 8 op vers 8. verwijsteksten
32 Of: gesproken had.
 
12 Toen zeide hij tot mij: Vrees niet, Daniël, want van den eersten dag aan dat gij uw hart begaaft 33om te verstaan en om uzelven 34te verootmoedigen voor het aangezicht uws Gods, 35zijn uw woorden gehoord, en 36om uwer woorden wil ben ik gekomen.
33 Of: om aan te merken, als vers 11, namelijk om te verstaan wat gelegenheid het in toekomende tijden met de kerke Gods hebben zou, alzo de zeventig weken voleind, en de tempel, mitsgaders de stad van Jeruzalem, nog niet opgebouwd werden. verwijsteksten
34 Of: te kwellen, namelijk met vasten en treuren. Zie Lev. 16 op vers 29. verwijsteksten
35 Dat is, is uw gebed verhoord; te weten met hetwelk gij begeerd hebt te verstaan den staat uws volks. Vergeleken met vers 14. verwijsteksten
36 Te weten, om u te onderrichten van den toekomenden staat uws volks, gelijk gij begeerd hebt.
 
13 Doch 37de vorst des koninkrijks van Perzië 38stond tegenover mij 39een en twintig dagen; en zie, 40Michaël, een van de eerste vorsten, kwam om mij te helpen, en ik werd aldaar gelaten, bij de koningen van Perzië.
37 Dat is, naar sommiger gevoelen, een kwade engel. Vgl. Ef. 6:12. Doch anderen verstaan door dezen vorst Cambyses, die in het afwezen van zijn vader het rijk regeerde, terwijl zijn vader Cyrus in andere landen krijg voerde. verwijsteksten
38 Dat is, hij stond tegen mij, en ik heb hem tegenstand gedaan, dewijl hij kwade aanslagen tegen uw volk voorhad, namelijk tot verhindering van den bouw van de stad en den tempel, hetwelk God voor een korten tijd heeft toegelaten, om Zijn volk des te meer tot ijver in het gebed op te scherpen en tot rechte boetvaardigheid.
39 Dat is, drie weken lang. Zie vss. 2, 3. De zin is: Dat is de oorzaak waarom ik niet eer tot u gekomen ben, gelijk ik gedaan zou hebben, indien ik hierdoor niet ware verhinderd geweest. verwijsteksten
40 Enigen verstaan door Michaël den Heere Christus Zelven, Die Zijn dienaren bijstaat en denzelven kracht en sterkte geeft. Anderen menen dat Michaël de naam is van een archangel, betekenende wie is gelijk God? Daarom nemen verscheidenen Michaël voor een geschapen engel, omdat hier staat: een van de eerste vorsten, en verklaren dat aldus: een van de engelen, die tot vorsten gesteld zijn over de volken, hetwelk op Christus niet past, Die het Hoofd aller engelen is.
 
14 Nu ben ik gekomen om u te doen verstaan hetgeen dat 41uw volk bejegenen zal 42in het vervolg der dagen, 43want het gezicht is nog voor vele dagen.
41 Dat is, uw landslieden, den Joden.
42 Of: in het laatste der dagen, in toekomende tijden. Zie Dan. 2 op vers 28. verwijsteksten
43 Anders: want daar is nog een gezicht voorhanden van dezelve dagen. Nog een, te weten behalve die gezichten die gij tevoren gezien hebt, Daniël 7; 8. verwijsteksten
 
15 En toen hij 44deze woorden met mij sprak, 45sloeg ik mijn aangezicht ter aarde en 46ik werd stom.
44 Hebr. naar deze woorden, dat is, zo en zo.
45 Hebr. gaf ik.
46 Of: ik was stom.
 
16 En zie, Een, 47den mensenkinderen gelijk, raakte mijn lippen aan; toen deed ik mijn mond open en ik sprak en zeide tot Dien 48Die tegenover mij stond: Mijn Heere, om des gezichts wil 49keren zich mijn weeën over mij, zodat ik geen kracht behoud.
47 Hebr. naar de gelijkenis der mensenkinderen. Zie van dezen Persoon breder vss. 5, 6. verwijsteksten
48 Versta hierbij: en met mij sprak.
49 Of: mijn weeën overvallen mij. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk die weeën, bange smarten en pijnen der barende vrouwen. Zie 1 Sam. 4, de aant. op vers 19. Anders: mijn ingewanden keerden zich in mij om. verwijsteksten
 
17 En hoe kan de knecht van 50dezen mijn Heere spreken met dien mijn Heere? Want 51wat mij aangaat, van nu af bestaat geen kracht in mij, en geen 52adem is in mij overgebleven.
50 Te weten die zo treffelijk, heerlijk en aanzienlijk is.
51 Hebr. aldus: En ik, van nu staat geen kracht in mij.
52 Vgl. Gen. 7:22. Jes. 2:22 belangende het woord adem. verwijsteksten
 
18 Toen raakte 53mij wederom aan 54Een, als in de gedaante van een mens, en Hij versterkte mij.
53 Of: nog meer aan. Hebr. En Hij voegde erbij, en raakte aan mij.
54 Dat is, dezelfde Engel Die eens mensen gedaante had aangenomen, vers 16. verwijsteksten
 
19 En Hij zeide: Vrees niet, 55gij zeer gewenste man, vrede zij u, 56wees sterk, ja, wees sterk. En terwijl Hij met mij sprak, 57werd ik versterkt, en zeide: Mijn Heere spreke, want Gij hebt mij versterkt.
55 Zie Dan. 9 op vers 23. verwijsteksten
56 Of: verman u, ja, verman u.
57 Dat is, ik greep moed, ik vermande mij.
 
De toekomst voor Daniël ontsloten
20 Toen zeide hij: 58Weet gij waarom dat ik tot u gekomen ben? Doch nu zal ik wederkeren 59om te strijden tegen 60den vorst der Perzen; en als ik zal 61uitgegaan zijn, zie, zo zal 62de vorst van Griekenland komen.
58 Te weten om aan te wijzen wat uw volk zal overkomen, gelijk voorzegd is vers 14. verwijsteksten
59 Dat is, om het kwade voornemen tegen de kerke Gods tegen te staan.
60 Zie vers 13. verwijsteksten
61 Te weten uit Perzenland.
62 Dat is, naar sommiger gevoelen, een kwade engel. Doch anderen verstaan door dezen vorst Alexander den Grote.
 
21 Doch ik zal u te kennen geven 63hetgeen dat getekend is in het geschrift der waarheid; en er is 64niet één 65die zich met mij versterkt 66tegen dezen, dan uw vorst 67Michaël.
63 Dat is, hetgeen dat in den onveranderlijken raad Gods besloten is.
64 Geen mens.
65 Dat is, die mij helpt.
66 Te weten gouverneurs van Perzië, of: in deze zaak.
67 Zie op vers 13. verwijsteksten

Einde Daniël 10