Statenvertaling.nl

sample header image

Ezechiël 28 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Ezechiël 28

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Profetie van de verwoesting van den koning van Tyrus om zijn trots en hoogmoed, vss. 1, 2, enz. Profetisch klaaglied over hem, uit vergelijking van zijn voorgaande heerlijkheid en toekomstigen ondergang, 11. Profetie tegen Sidon, 21. Met een belofte van de herstelling der kerk, 25.
 
Profetie tot den vorst van Tyrus
1 VOORTS geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
2 Mensenkind, zeg tot den 1vorst van Tyrus: Zo zegt de Heere HEERE: Omdat uw hart zich verheft en 2zegt: Ik ben 3God, ik zit in Gods 4stoel in het 5hart der zeeën; daar gij een amens en geen God zijt, 6stelt gij nochtans uw hart als Gods hart.
1 Versta den koning, als vers 12, en zie 2 Sam. 6:21. 2 Kon. 20:5. verwijsteksten
2 Of: gij gezegd hebt of zegt, te weten bij uzelven, dat is, denkt, maakt u wijs.
3 U toe-eigenende de wijsheid, macht en majesteit, die den enigen waren God alleen toekomt.
4 Als in een hemelrijk, waar mij geen vijand kan deren, noch enige heerlijkheid ontbreekt.
5 Zie Ez. 27:4. Alzo vers 8. verwijsteksten
a Jes. 31:3. verwijsteksten
6 Gij vergelijkt u in wijsheid, enz., met God.
 
3 Zie, gij zijt 7wijzer dan Daniël; 8zij hebben niets toegeslotens voor u 9verborgen.
7 Versta: in uw zin, en alzo in het volgende; of bespottenderwijze gesproken. Het schijnt dat er in Babel (waar Ezechiël geprofeteerd heeft) zulk een spreekwoord gebruikt is, van Daniëls wijsheid genomen, die aldaar vermaard was. Zie Dan. 1:17, enz. verwijsteksten
8 Dat is, men heeft niets, enz. Of: daar is niets, enz.
9 Of: verduisterd.
 
4 Door uw wijsheid en door uw verstand hebt gij vermogen voor u 10verkregen, ja, gij hebt goud en zilver verkregen in uw 11schatten.
10 Hebr. gemaakt; alzo in het volgende.
11 Of: schatkamers.
 
5 Door de grootheid uwer wijsheid in uw koophandel hebt gij uw vermogen vermeerderd, en uw hart verheft zich vanwege uw vermogen.
6 Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Omdat gij uw hart gesteld hebt als Gods hart,
7 Daarom, zie, Ik zal 12vreemden over u brengen, de b13tirannigste der heidenen; die zullen hun zwaarden 14uittrekken over de 15schoonheid uwer wijsheid en zullen uw glans 16ontheiligen.
12 De Babyloniërs, Ez. 26:7; 29:20. verwijsteksten
b Jer. 6:23. verwijsteksten
13 Of: verschrikkelijkste, gruwzaamste, wreedste. Alzo Ez. 30:11; 31:12; 32:12. verwijsteksten
14 Hebr. ledigen, omdat de schede in het uittrekken van het zwaard geledigd wordt. Alzo Ez. 30:11. verwijsteksten
15 Dat is, uw bloeiende koninkrijk en staat, welker heerlijkheid gij uw wijsheid toeschrijft; of tegen u, die u zo schoon en wijs houdt.
16 Dat is, verontreinigen, als een onheilig en vuil ding behandelen door u te doden en in den kuil te smijten, als volgt; alzo vers 16. Zie Ez. 7 op vers 21. verwijsteksten
 
8 Ter groeve zullen zij u doen nederdalen, en gij zult sterven den 17dood eens verslagenen in het 18hart der zeeën.
17 Hebr. in het meervoud, doden, of dodingen (als Jes. 53:9). De zin is: Zij zullen u een gewelddadigen dood aandoen, zelfs in uw stad, die met wateren omsingeld is, waarop gij vertrouwt. verwijsteksten
18 Als vers 2. verwijsteksten
 
9 Zult gij dan 19enigszins voor het 20aangezicht uws doodslagers zeggen: Ik ben God; daar gij een mens zijt en geen God, in de hand desgenen die u verslaat?
19 Hebr. zeggende zeggen.
20 Als gij uw onmacht en nietigheid metterdaad zult bevinden, zijnde in de macht van uw vijand.
 
10 Gij zult den 21dood der onbesnedenen sterven, door de hand der vreemden; want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere HEERE.
21 Hebr. doden (in het meervoud als vers 8) der onbesnedenen, dat is, als de goddelozen, onheiligen en bij God verachten sterven, die van Zijn volk niet zijn. Zie Richt. 15:18. 1 Sam. 17:26. Insgelijks Ez. 31:18; 32:19, 21, 25, 27, enz. Sommigen gissen dat dit zou mogen zien op de ordinantie van Gods volk, hebbende bevel van uit te roeien onder hen, die zich niet wilden laten besnijden, Gen. 17:14. verwijsteksten
 
Klaaglied over den koning van Tyrus
11 Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
12 Mensenkind, hef een klaaglied op over den koning van Tyrus, en zeg 22tot hem: Zo zegt de Heere HEERE: Gij verzegelaar der 23som, vol van wijsheid en cvolmaakt in schoonheid:
22 Of: van hem.
23 Dat is, van het getelde of gewogene, dat is (als sommigen verstaan), die het opperste gezag hebt over den gansen groten koophandel van Tyrus. Of (als anderen): die een maat, patroon, beeld of prent zijt van een volkomenlijk florerenden staat. Of: zonder enig gebrek, waaraan niets feilt, gelijk aan een som die welgeteld en verzegeld is.
c Ez. 27:3. verwijsteksten
 
13 Gij 24waart in Eden, Gods hof; 25alle kostelijk gesteente was uw 26deksel, 27sardisstenen, topazen en 28diamanten, turkooizen, 29sardonyxstenen en jaspisstenen, saffieren, 30robijnen en smaragden en goud; 31het werk uwer trommels en uwer pijpen was bij u; ten dage als gij 32geschapen werdt, waren zij bereid.
24 Woondet en hieldt hof in een uitermate plezierige plaats, als in een lusthof of paradijs. Zie Gen. 2:8; 13:10. Ez. 31:8, 9; 36:35. verwijsteksten
25 Dat is, allerlei.
26 Dat is, uw klederen waren daarmede alzo versierd, alsof gij met enkel kostelijk gesteente gekleed waart.
27 Of: robijnen. Hebr. staan deze stenen alle in het enkelvoud. Zie wijders Ex. 28 op vers 17. verwijsteksten
28 Of: karbonkelen.
29 Zie Gen. 2 op vers 12. verwijsteksten
30 Of: karbonkelen.
31 Van kindsbeen aan hebt gij in alle vrolijkheid en dartelheid geleefd; men heeft u alle plezier en sier aangedaan, waartoe het trommel- en pijpenwerk diende.
32 Dat is, geboren, en door Gods almacht, goedheid en wijsheid uit moeders lichaam eerst tevoorschijn werdt gebracht. Vgl. Gen. 1 op vers 1. Alzo vers 15. Ez. 21:30. verwijsteksten
 
14 33Gij waart een 34gezalfde, 35overdekkende 36cherub; en Ik had u alzo 37gezet; gij waart op 38Gods heiligen berg, gij wandeldet in het midden der 39vurige stenen.
33 Dat is, gij waart te vergelijken in uiterlijke kostelijkheid en heerlijkheid bij hetgeen dat op Mijn berg Sion in den tempel zeer kostelijk en heerlijk was, namelijk de gouden cherubs en het priesterlijk gewaad. Dit past bekwamelijk op dit ganse vers. Anderen duiden het op de cherubs die het paradijs bewaarden (omdat in het voorgaande van Eden en Gods hof gesproken is), met dewelke deze koning als gezalfd, dat is, verordineerd en gesteld (als volgt) tot een beschermer van zijn rijk, is vergeleken.
34 Want hetgeen in den tabernakel was, werd gezalfd met de heilige olie, Ex. 30:26, enz. verwijsteksten
35 Te weten de ark, met zijn vleugelen, Ex. 25:20. verwijsteksten
36 Zie Gen. 3 op vers 24. verwijsteksten
37 Of: gemaakt, dat is, Ik had u met zulke heerlijkheid begiftigd.
38 Hebr. op den berg der heiligheid Gods, dat is, als, of gelijk, enz. Versta Sion.
39 Hebr. stenen des vuurs, dat is, overal waar gij op en neer gingt in uw paleis, blonk het van glinsterende kostelijke stenen. Of: gij wandeldet in klederen die daarmede versierd waren en als vuurstralen van zich gaven; gelijk de hogepriester blonk met de gesteenten die in den priesterlijken borstlap waren, Ex. 28:15, enz. verwijsteksten
 
15 Gij waart 40volkomen in uw 41wegen, van den dag af dat gij 42geschapen zijt, totdat er 43ongerechtigheid in u 44gevonden is.
40 Dat is, u ontbrak niets aan pracht en magnificentie.
41 Dat is, wezen, voornemen en doen. Zie Gen. 6 op vers 12. verwijsteksten
42 Als vers 13. verwijsteksten
43 Anders: grote ongerechtigheid, om uit te drukken dat het Hebreeuwse woord, betekenende ongerechtigheid, verkeerdheid, ondeugd, enz., een letter meer heeft dan gewoonlijk. Vgl. Ps. 3 op vers 3. verwijsteksten
44 Dat is, klaarlijk gebleken en ontdekt, en gij als op de daad betrapt en achterhaald zijt. Vgl. Ps. 36:3. Jer. 2:26, enz., met de aantt. verwijsteksten
 
16 Door de 45veelheid uws koophandels hebben 46zij het 47midden van u met 48geweld 49vervuld, en gij hebt gezondigd; daarom zal Ik u 50ontheiligen van 51Gods berg, en zal u, gij 52overdekkende cherub, verdoen 53uit het midden der vurige stenen.
45 Of: grootheid.
46 Te weten die met u gehandeld hebben.
47 Dat is, uw hart, of het midden van uw stad.
48 Dat gij genegen zijt geworden tot allerlei overlast, of dat gij vergaderd hebt grote schatten, door geweld verkregen.
49 Anders: zijn zij in het midden van u vol van, enz.
50 Als onrein en onheilig verstoten. Vgl. vers 7. verwijsteksten
51 Van de heerlijkheid door dewelke gij met Mijn berg (vers 14) waart te vergelijken, verachtelijk verworpen. verwijsteksten
52 Als vers 14. verwijsteksten
53 Dat gij van al uw pracht zult ontbloot zijn. Zie vers 14. verwijsteksten
 
17 Uw hart verheft zich over uw schoonheid; gij hebt uw wijsheid 54bedorven vanwege uw glans; Ik 55heb u op de aarde heengeworpen, Ik heb u voor het aangezicht der koningen gesteld, 56om op u te zien.
54 Uw hoogheid en heerlijkheid heeft uw wijsheid doen vergaan en u verdwaasd.
55 Dat is, Ik zal het zekerlijk doen; profetischerwijze gesproken, en alzo in het volgende.
56 Dat is, tot een schouwspel of spektakel van Mijn rechtvaardig en wonderlijk oordeel over u, over wiens pracht en vermogen zich eenieder tevoren verwonderde, als in het volgende verklaard wordt.
 
18 Vanwege de veelheid uwer ongerechtigheden, door het onrecht uws koophandels hebt gij uw 57heiligdommen ontheiligd; daarom heb Ik een 58vuur uit het midden van u doen voortkomen, dat u heeft verteerd, en Ik heb u gemaakt tot 59as op de aarde, voor de ogen van al degenen die u zien.
57 Dat is, uw paleis en koninklijken troon (die Gode behoren geheiligd te worden, en die gij met Gods woning en troon vergeleekt, vers 2) hebt gij onheilig, verachtelijk, en profaan gemaakt. verwijsteksten
58 Van Mijn toorn, door u en de uwen veroorzaakt, of van de plagen en ellenden. Zie Job 22:20. Ez. 20:47; 30:8. verwijsteksten
59 Dat is, zal u tot de uiterste nietigheid brengen. Zie Job 16:15, enz. verwijsteksten
 
19 Allen die u kennen onder de volken, zijn over u ontzet; gij zijt een 60grote schrik geworden, en zult er niet meer zijn tot in eeuwigheid.
60 Als Ez. 27:36. verwijsteksten
 
Profetie tegen Sidon
20 Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
21 Mensenkind, 61zet uw aangezicht tegen 62Sidon, en profeteer tegen haar,
61 Zie Ez. 6 op vers 2. verwijsteksten
62 Ook aan de Middellandse Zee of de Zee van Fenicië, gelegen noordwaarts van Tyrus af. Zie Gen. 10 op vers 15. verwijsteksten
 
22 En zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik 63wil aan u, o Sidon, en zal in het midden van u 64verheerlijkt worden; en zij zullen weten dat Ik de HEERE ben, als Ik gerichten in 65haar zal hebben 66geoefend en in haar 67geheiligd zal zijn.
63 Zie Jer. 21 op vers 13. Ez. 13:8. verwijsteksten
64 Door Mijn oordelen en straffen (als volgt) oorzaak geven van geëerd en geroemd te zijn.
65 Sidon.
66 Hebr. gedaan. Alzo vers 26. Ez. 30:19, enz. Zie Ez. 5 op vers 8. verwijsteksten
67 Mijn gerechtigheid, heiligheid en macht onder haar zal bewezen hebben. Alzo vers 25. Ez. 36:23; 38:16. verwijsteksten
 
23 Want Ik zal de pestilentie in haar zenden, en bloed in haar straten, en de verslagenen 68zullen vallen in het midden van haar, door het zwaard, dat tegen haar zal zijn van rondom; en zij zullen weten dat Ik de HEERE ben.
68 Anders: gericht worden.
 
Israëls herstel
24 En het huis Israëls zal geen 69smartenden doorn noch wee doende distel meer hebben, 70van allen die rondom hen zijn, die henlieden 71beroven; en zij zullen weten dat Ik de Heere HEERE ben.
69 Of: stekenden, dat is, de omliggende vijanden zullen hen niet meer kwellen en beschadigen.
70 Of: uit alle plaatsen die rondom hen zijn.
71 Of: versmaden; alzo vers 26. Vgl. Ez. 16:57. verwijsteksten
 
25 72Alzo zegt de Heere HEERE: Als Ik het huis Israëls zal vergaderd hebben uit de volken onder dewelke zij verstrooid zijn, en Ik onder hen voor de ogen der heidenen zal 73geheiligd zijn, dan zullen zij in hun land wonen, dat Ik aan Mijn knecht, aan Jakob, gegeven heb.
72 Deze profetie kan wel enigszins geduid worden op de verlossing uit Babel, maar haar vervulling behoort tot het geestelijk Koninkrijk van den Messias, en is gesteld (als elders dikwijls) naar den stijl van het Oude Testament. Vgl. Jer. 32:37, 38, 39, enz. verwijsteksten
73 Als vers 22. verwijsteksten
 
26 En zij zullen daarin zeker wonen, en huizen bouwen en wijngaarden dplanten, ja, zij zullen zeker wonen, als Ik gerichten zal hebben geoefend tegen allen die henlieden beroofd hebben, van degenen die rondom hen zijn; en zij zullen weten dat Ik de HEERE hunlieder God ben.
d Jer. 31:5. verwijsteksten

Einde Ezechiël 28